Totok KIMM Indische spekkoek Zo'n 70 jaren geleden was hij, die in Nederland geboren was en naar Indië kwam, in alle opzichten bevoorrecht. Zijn totok zijn was zijn visitekaartje. Overal waar hij solliciteerde kreeg hij, zelfs zonder de vereiste papieren te bezitten, voorrang boven de in Indië geborenen, ook al beschikten die over de nodige papieren. Zo was het in die jaren, de tijd waarin dit verhaal speelt. In Pekalongan, een plaatsje aan de Noordkust van Java, woonde een echtpaar met twee dochters. Hij was geboren in Leiden, dus "totok", en het stond voor hem vast dat zijn beide dochters "later" ook met een Leidenaar zouden trouwen. De vader was zoutpakhuismeester. Het zout werd in die jaren in briketten ver kocht. Deze briketten hadden de vorm van een baksteen maar zagen er een beetje grauwwit uit en dit was dus het grove zout. Zo'n briket kostte 2 a 3 cen ten en werd op de pasar verkocht, waar kokkie ze eens in de zoveel tijd kocht, ten en werd op de pasar verkocht, waar kokkie ze eens in de zoveel tijd kocht. In haar dapoer stampte ze deze briket fijn en deed het gestampte zout in een potje voor gebruik. Zo'n zoutpaKnuiu was een typisch ge- Douw. riet Destond uit een grote ruirne loods, geDOuwd op stenen neuten, die roe een noogte van één meter met teer waren oewerkt tegen de witte mieren. Deze gebouwen stonden over heel Ja va verspreid en waren direkt herken baar. De pakhuismeester zorgde voor de distributie aan de verschillende af nemers, meestal eigenaren van toko's. Het huis van onze pakhuismeester stond met het pakhuis op één erf. De pakhuismeester bewoonde een z.g. dienstwoning, heel ruim en met vloe ren van wit marmer. Hij was dol op chevelures en rozen. In de voorgalerij had hij potten, waarin allerlei soorten chevelures zoals Pauwstaart, Spelden knop en andere soorten weelderig groeiden, en in de tuin stonden tien tallen potten met de geurigste rozen. De beide dochters van de pakhuis meester groeiden op tot knappe jon gedames. Ze gingen geregeld naar de "soos", waar ze veel furore maakten. De oudste, Louise, leerde een jonge man kennen, die bij de soosbezoeken al gauw haar vaste partner werd en van lieverlede begonnen zij van elkaar te houden. Toen Louise thuis aan haar ouders vroeg of zij haar vriend thuis mocht brengen om hem aan hen voor te stellen, werd dit door haar vader botweg verboden, Haar moeder probeerde nog te bemid delen ten gunste van haar dochter, maar in die tijd zag men erg tegen man en vader op; hij was "de baas" en zijn wil was wet. Louise had erg veel ver driet, vooral toen haar vader haar ver telde dat hij voor haar al een man be stemd had. Haar vader had met hem kennis gemaakt en vond hem een uit stekende pretendent voor zijn dochter. Hij was ook in Leiden geboren, zag er niet onknap uit: blond, met blauwe ogen, en arme Louise moest het uit maken met de man van wie zij zoveel hield, en trouwen met de jongeman uit Leiden. Al gauw bleek dat zij helemaal niet bij elkaar pasten. Hij dronk veel. Hun eer ste kind, een zoon, werd Johannes Casparius genoemd. De baby overleed toen hij één maand oud was. Het twee de kind, ook een zoon, moest dezelfde naam dragen, ofschoon men haar dit afried, maar haar man vond dit onzin. Ook dit kindje overleed doordat de navelstreng niet zorgvuldig was afge bonden, de baby bloedde dood. Louise was er kapot van. Haar zusje Anna haatte haar zwager omdat hij niets wilde horen en weten van de Indische gewoonten en adat, hij vond alles bij geloof en je reinste onzin. En dus, toen na een jaar of twee de derde baby komen moest, hoorde Louise dat ook dit kind weer Johannes Casparius zou heten en voor de vader stond het vast dat het zou blijven leven. En of men ook zei dat het "sebel" was en niet goed was om vast te blijven hou den aan die namen, het kon de vader niets schelen. Niet goed? Onzin, in Holland werden kinderen generaties lang naar familie leden vernoemd en of men al zei dat dit voor Indië niet gold, het was hier anders, het hielp niets en de moeder had niets in te brengen. Het kind werd geboren, alweer een zoon! Johannes Casparius de 11Ie was een schattig jongetje, blond en met blauwe ogen, maar helaas, toen het vier jaren oud was overleed het aan de beruchte difteritus. En zo liggen er drie kleine jongetjes met dezelfde naam: Johannes Casparius, in Pekalongan naast elkaar begraven In de tussentijd had het zusje van Louise, Anna, al het verdriet van haar zuster meegemaakt en er een haat aan overgehouden aan haar zwager, die haar geliefde zuster zo tiranniseerde en zij liet haar ouders en haar zuster beloven dat, als zij ooit zou trouwen of sterven, deze man, die haar zwager was, er niet bij zou zijn. Anna wist niet hoe gauw haar verzoek ingewilligd zou worden. Want ook Anna was in de soos gecharmeerd geraakt van een Indische jongen, een blanke jongen weliswaar, maar toch, het stempel "Indisch" droeg hij en ook Anna on dervond thuis heel veel tegenstand van haar vader. Hij wilde er niets van horen. Anna's ontmoetingen met haar vriend moesten heimelijk plaatsvinden, de liefde werd des te inniger maar de tegenstand thuis des te heviger! Iedere keer als zij naar de soos wilde gaan was er thuis eerst ruzie met de vader. Up een dag was er weer een soos- avond en Anna kleedde zich zorgvul dig in een beeldige witte jurk, maakte zich zo mooi mogelijk op, en ging naar de soos, naar ze zich voorgenomen had: voor het laatst, want dit hield ze niet meer uit, en het was uitzichtloos, dat zag ze in, want zonder toestemming van de vader kon er niet getrouwd worden. Ze kwam omstreeks twee uur in de nacht thuis. Haar moeder werd wakker doordat zij haar dochter in het toilet geluiden van overgeven hoorde maken. Zij rende naar het toilet, zag Anna met een paars gezicht de handen aan haar keel, dacht dat Anna be nauwd was vanwege haar corset, ruk te alle kledingstukken van Anna af, maar deze werd hoe langer hoe be nauwder en ook de vader kwam er bij. Zij beiden droegen haar naar haar slaapkamer en lieten met spoed de dokter komen, die direkt zag dat Anna vergif had ingenomen, het was subli maat. Hij probeerde nog melk in haar mond te gieten maar zij hield haar hand stijf voor haar mond en stierf onder de vreselijkste pijnen. En zo ging ze heen en op haar verzoek mocht de gehate zwager er niet bij zijn. De zoutpakhuismeester liet nooit blij ken wat in hem omging. Twee dochters beiden ongelukkig, de één in haar hu welijk en de andere maakte een eind aan haar leven om te ontkomen aan eenzelfde lot als dat van haar zuster, en dit alles alleen omdat beide doch ters met een "totok" moesten trouwen. Louise bleef ondanks haar ongelukki ge huwelijk haar man trouw, zo was dit haar steeds voorgehouden. Er wer den nog zes kinderen geboren, vijf dochters en eindelijk een zoon en on danks alle moeilijkheden bleven zij bij elkaar tot aan de dood. Onnodig te zeggen dat deze laatste zoon een doodgewone naam kreeg: Willem. Later zou Louise's Nechtgenoot, deze totok, de Indische sfeer leren kennen, helaas te laat. S. W. WITMER-TEGELAAR EXCUSES De vervelendste fout die we kunnen maken is het fout spellen van een naam. Dat is helaas gebeurd bij de schrijfster van het artikel over "Edeleer Hardeman", dat was mevr. S. W. Witmer-Tegelaar, niet Tegeler. Onze excuses Stort 21,op giro 158225 en U ontvangt een spekkoek van ca. 500 gram, in speciale ver pakking, franco thuis. "KIMM", Joh. Verhulststraat 98, Amsterdam-Z. Tel. 020-62 84 61. 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 36