^ZTZÏ*V
nerinnennti &&n 5*rooiavo»4
DE DROOMREIS INDONESIË
De LRCS org. in samenwerking met ARKE reizen
een 25 daagse reis naar Indonesië.
1 O X\Or 'liA^
Wat de voedsel-toestand betreft, werd
die in het kamp vanaf dat moment
snel beter. De ene vrachtauto na de
andere rolde het kamp binnen, afge
laden met zaken als varkens- en rund
vlees, katjang idjoe, soyabonen, groen
ten, enz. Deze verbetering kwam onder
andere voor mijn vader, met wie ik de
kampjaren had gedeeld, net op tijd,
want de man was tamelijk ernstig ziek
geworden door de jarenlange stelsel
matige ondervoeding en ik ben er nog
steeds van overtuigd, dat hij anders
nog geen twee maanden te leven had
gehad. Niettemin achtte men het nood
zakelijk, dat hij in het kamphospitaal
werd opgenomen, van waaruit hij later
werd overgebracht naar het Juliana-
hospitaal te Bandoeng. Zelf ben ik nog
tot begin 1946 in Tjimahi gebleven.
Onderwijl waren er Brits-Indische troe
pen gearriveerd, welke de leiding over
namen over kamp IV, het Baros-kamp
en het jongenskamp. Toch werden de
Japanners voorlopig nog belast met
de bewaking der bovengenoemde kam
pen en de Britse officier captain Gray
gaf hun tamelijk bars te verstaan dat
zij de volle verantwoording droegen
voor ons welzijn.
Al gauw maakte ik van de totaal ver
anderde toestand gebruik door op een
dag uit het kamp te bolossen via een
gat, dat ik in het gedèk had gemaakt,
om buiten een kijkje te gaan nemen.
Een Japanse schildwacht had me al
gauw in de gaten en schreeuwde
prompt: "Koera I"
De Jap, merkende dat ik van zijn ge
brul totaal niet onder de indruk was,
liet mij tenslotte mijn gang gaan en
slenterde naar zijn post terug. Welge
moed begaf ik me in de richting van
de kota, alwaar ik door de Indonesische
en Chinese bevolking vriendelijk werd
ontvangen. Belangstellend werd door
hen geïnformeerd naar mijn gezond
heid, of ik blij was weer vrij te zijn, of
mijn ouders nog in leven waren etc.
Ook werd mij van alles toegestopt en
deze gulheid trof mij, daar aan alles
was te merken, dat deze mensen zelf
niet al teveel hadden, dank zij de drie
jaren van Japans wanbeheer.
Ik genoot van deze eerste uren in vrij
heid en wandelde tegen de avond in
een goede stemming terug naar het
kamp. Bij het gat in het gedèk aange
komen, bleef ik nog even staan om
te genieten van een feeërieke zons
ondergang, daarbij onwillekeurig terug
denkende aan soortgelijke natuurver
schijnselen, waarvan ik ook in mijn
geboortestreek Besoeki altijd had ge
noten. "Enfin," dacht ik, "het zal niet
lang meer duren voor we daarheen
teruggaan." Niet beseffende hoe snel
ik in die verwachting teleurgesteld zou
worden
Op een morgen was ik er, met enkele
andere jongens, getuige van dat de
pasar overvallen werd door jonge In
donesiërs met bamboe roentjings. Ik
herinner me, dat we bij het zien ervan
als een roedel opgejaagde herten terug
stoven naar het kamp. Na dit incident,
waarbij enkele zich op de pasar bevin
dende Europeanen werden gewond,
kregen wij van de Engelsen opdracht
binnen een door hen met prikkeldraad
afgezet areaal te blijven, voor onze
eigen veiligheid. Ook 's nachts was
het in de omtrek van het kamp onrus
tig en hoorden we vaak het geknal van
geweren en het staccato van mitrail
leurs. De voedseltoestand in het kamp
bleef vrij goed, met dien verstande,
dat we praktisch geen vers voedsel
meer kregen, maar grotendeels waren
aangewezen op Japanse en Britse veld-
rantsoenen.
In die periode vielen de laatste twee
doden van kamp IV, namelijk een jon
gen van net zestien jaar, die stierf aan
een acute buikvlies-ontsteking en een
jongeman van 23, die, terwijl hij bij het
prikkeldraad probeerde vers voedsel
te kopen, een dodelijke messteek op
liep. Deze twee jonge mensen hadden
nog even net aan de vrijheid mogen
ruiken, maar deze werd hun kennelijk
toch niet gegund
Intussen was mijn vader als genezen
(Tekening: Hans Liesker)
uit het Juliana-hospitaal ontslagen en
op Nieuwjaarsmorgen van 1946 liet
hij mij door een chauffeur van een
voedings-convooi ophalen. Toen ik die
morgen, zittende in de laadbak van een
vrachtauto met mijn hele hebben en
houden, voor het laatst langs kamp IV
reed, zag ik, door een opening in het
gedèk, de vier graven van Indonesische
soldaten, die in 1942 door de Japanners
waren vermoord.
Ik kan me hun namen nog stuk voor
stuk herinneren, namelijk Tintingon,
Tetehuka, -Sasamu en Rauan. Daar
naast lag, herinner ik me nu ook nog,
het graf van de Nederlandse zee-
miliciën Isaacs. Met dit laatste beeld
van kamp IV voor ogen, vertrok ik
voorgoed uit Tjimahi en daarmee was
feitelijk ook mijn jeugd in Indonesië
ten einde, want vier maanden later ver
trok ik, met mijn vader en mijn zusje
per m.s. "Sloterdijk" naar Nederland.
Mijn moeder was eind 1944 in Tjideng
overleden. Zij rust nu in de goede In
donesische aarde te Kembang Kuning,
Surabaya.
Vertrek 22 oktober 1985 - Oktober-November is de vruchtentijd.
Het programma in het kort:
SUMATRA: Padang en Medan; JAVA: Jakarta-Bogor-Bandung-Djokja-
karta-Semarang-Surabaya; BALI: Sanur en andere plaatsen.
In eerste klas hotels op basis van logies met ontbijt en vele diners of
lunches. Incl. reis, bag. en ongevallen verzekering. Voor de prijs van
slechts 4.590,Verl. na de reis mogelijk.
Vraag voor deze unieke goedkope reis een prospectus aan.
Secretariaat: Middenvliet 25A, 1786 PM Den Helder, Tel. 02230-3 42 57
13