Ifïfh
DE EVACUATIE VAN KAREËS,
BANDUNG (slot)
mJ r.
I f,r\i
De geëvacueerde bewoners van de wijk Kareës in Bandung kwamen terecht in het Evacuatie-centrum "Dick de Hoogh"
school aan de Riouwstraat. Toen wij met het eerste transport arriveerden, wist niemand wat er ging gebeuren en iedereen
wachtte geduldig af op de dingen die zouden komen. Er was geen spoor van paniek en er waren ook geen angstgevoe
lens meer, omdat wij ons op Geallieerd gebied veilig voelden. Uiteindelijk kwam er iemand van de RAPWI die ons vertelde
dat wij een plaatsje in één van de leslokalen van de school konden zoeken en dat wij erop moesten rekenen, dat wij hier
voorlopig zouden blijven.
(vervolg van het relaas in Moesson van 15 september 1984)
Met de zestig vrachtwagens kwamen
de eerste maal zo'n 400 mensen mee,
die in acht lokalen onderdak moesten
vinden. U begrijpt, dat er toen een ge
weldig gedrang ontstond. Ma en ik
slaagden erin een hoekplaatsje te be
machtigen, dat we met koffers en de
kens afbakenden. Aangezien ik met de
andere jongens terug moest naar Kare
ës, kon ik Ma niet verder helpen, maar
Ma zei tegen ons om niet ongerust te
zijn, want alles zou terecht komen.
Bij aankomst van het tweede transport
zagen mijn broers en ik tot onze op
luchting dat Ma zich reeds enigszins
had geïnstalleerd. Zij had zelfs op de
gang voor onze kamer een keukentje
ingericht en de anglo's, wadjan en pan
nen keurig gesorteerd. Andere dames
volgden later haar voorbeeld.
Toen mijn broers en ik met het zesde
en tevens laatste transport uit Kareës
kwamen, had Ma een hele grote pan
met nasi-goreng gereed, wat wij ons
goed lieten smaken. Ook de andere
jongens, die met ons hadden samen
gewerkt, deden zich tegoed en waar
deerden dat ten zeerste. Gedurende de
hele evacuatie die duurde van ca. zes
uur 's morgens tot ca. zeven uur
's avonds had geen van de corvee
jongens iets te eten of te drinken ge
had omdat:
1. Daar geen tijd voor was.
2. Niemand eraan dacht om de jongens
iets toe te stoppen, wat logisch was,
want iedereen had het druk met zijn
eigen problemen. Wij, die waren aan
gewezen om de mensen bij het dragen
van hun bagage - tijdens de evacuatie -
te helpen dachten daar helemaal niet
aan en vonden het ook niet eens zo
erg dat we niet konden pauzeren. Dat
de corvee-jongens toen keihard had
den gewerkt, daar kunt u van opaan.
En van niemand hebben zij ooit een
bedankje gehad, daar dachten zij zelf
niet aan, want iedereen was blij dat
ze werden geëvacueerd.
Na de maaltijd zochten wij een plek
waar we ons konden verfrissen. Er
waren toen nog geen douche-cellen en
kranen aanwezig. Ook de watertoe
voer liet soms verstek gaan, wat tot
komische momenten aanleiding gaf.
Zo kwam het regelmatig voor dat het
water pas om twee uur - soms om drie
uur - 's morgens doorkwam, ledereen
zat dan met een emmer of petroleum-
blik slaperig in de buurt van de kraan
te wachten tot dat moment. Er werd
dan een rij gevormd volgens democra
tische beginselen, maar het gebeurde,
dat iemand z.g. werd weggeroepen
voor de telefoon (gek, die werkte wel),
of voor iets anders, en bij terugkomst
bleek zijn of haar plaats in de rij te zijn
ingenomen door iemand, die van niets
afwist, waardoor soms ruzie ontstond.
Aangezien er veel mensen in het eva
cuatie-centrum aanwezig waren, duur
de het soms uren voordat je aan de
beurt was.
Voor ons jongens was dit één van de
leuke momenten gedurende het verblijf
in een EC. Er waren nl. ook veel meis
jes aanwezig en om indruk te maken
brachten sommige jongens hun gitaar
of banjo mee z.g. om de tijd te doden.
Of dit veel heeft geholpen weet ik niet,
wat ik wel weet is, dat de tijd inderdaad
sneller omging. Later werd het EC van
water voorzien door tankwagens. Maar
om op het verhaal terug te komen:
De jongens zochten dus een plek om
zich te kunnen verfrissen. Deze bleek
helaas niet aanwezig, zodat het zoeken
werd geblazen. Een van de jongens
ontdekte midden op het plein een die
pe put. Die plek werd toen onze pan-
tjoeran. U begrijpt, dat deze plek de
stoeiplek van de jongens werd. Tijdens
het elkaar nat maken sprongen enkele
van hen in de put (die toch behoorlijk
diep was) om zich door de andere jon
gens weer naar boven te laten optake
len.
Ook WC's ontbraken er. Wel hadden
de Jappen op ongeveer 40 meter ach
ter de school met enkele plankjes hok
jes gebouwd boven een brandgang.
Over de sloot hadden zij wat latten
dwars gelegd, zodat degene die van de
plek gebruik moest maken op z'n hur
ken op die latjes moest zitten. Echter,
zoals later zou blijken stelde dat ook
niets voor, want wat gebeurde er:
Willy Rompas, een van de corvee jon
gens wilde van zo'n hokje gebruik
maken en verdween uit de groep. Hij
was nog geen drie minuten weg of hij
kwam vloekend en tierend weer bij ons
terug, vertellend dat terwijl hij boven
de goot op de plankjes hurkte, een
van de plankjes brak. Het gevolg was,
dat hij zijn evenwicht verloor en om te
trachten dit te bewaren een been
uitstak. Dit been kwam echter in de
sloot terecht, waardoor hij tot aan zijn
kuit in de strkwam te staan. U
begrijpt, dat wij omvielen van het
lachen en - met dichtgeknepen neuzen -
zover mogelijk van hem vandaan lie
pen. Willy ging tenslotte naar zijn moe
der, vroeg om een stang zeep (u weet
wel, die lange stang Sunlight zeep) en
ging bij de put zijn benen wassen. Zijn
moeder vertelde ons later: "Massah,
de hele stang op."
Tegen 11 uur 's avonds gingen wij
naar onze plaatsen om te trachten in
slaap te komen. Ook dat viel niet mee,
want later bleek dat wij met ons zesti
gen in het leslokaal lagen. Een andere
moeilijkheid was het verbod om hon
den mee te nemen in de vertrekken,
maar waar moest je die arme beesten
dan laten? Wij hadden Ginny - een
schat van een hondje - en de lieveling
van mijn jongste zusje Eef stilletjes
meegenomen en ook in het lokaal bij
ons gehouden. Het was alsof Ginny
wist waarom het ging en het beestje
bleef al die tijd doodstil tussen twee
koffers op de grond liggen. Echter,
toen iedereen binnenkwam om te pro
beren in slaap te komen, werd Ginny
wakker en wilde waarschijnlijk de poot
jes strekken, tot grote schrik van Ma.
Wat deed Ma; zij gooide een handdoek
over Ginny heen en met die handdoek
over zich wandelde Ginny rustig door
het vertrek heen en weer. Het was een
grappig gezicht, zo midden in de nacht
een wandelende handdoek te zien. Zo
kreeg gelukkig niemand Ginny in de
gaten en tenslotte kwam hij weer bij
ons op zijn plaats terug, tot grote op
luchting van Ma. Wij hebben die nacht
heel weinig geslapen en stonden de
volgende ochtend moe op.
14