HET DOOLHOF VAN OPA CL1GNETT (slot)
door Theo Eerdmans
Al zoekende heb ik een aardig inzicht in en overzicht van vele aspecten van de
Nederlands-Indische geschiedenis gekregen. Ik heb "gezien" hoe, in talloze
grote en kleine zaken, in het landsbestuur, in het aantal inwoners, in het sluiten
van meer "gemengde huwelijken", in de middelen van bestaan, de oude
koloniale tijd van "zorgeloos uitbuiten" toch vrij rap overgaat in de periode van
steeds meer "zorgend ontwikkelen". Uitwassen, zoals bijvoorbeeld oorlogen,
zijn er niet meer of heviger dan elders (op het Amerikaanse continent wordt
immers een volk uitgemoord, van het Afrikaanse continent worden halve stam
men in "mensenrekken" benedendeks verscheept, enzovoort).
Sommige wetenswaardigheden zijn a-
musant, bijv. dat ene C. St. Nicolaas
zoutverkooppakhuismeester (een woord
voor een kruiswoordpuzzel) is in Cian-
jur; dat er op n zeker moment in totaal
5 ambtenaren werken in het "Bosch
wezen" tegenover honderden in de
nipah-, specerijen-, ramé-, suiker-, in
digo-, cochenille-, thee-, en tabakcul
tures plus de handel; dat de Binnen
landse Posterijen onder de "Direktie
der Kultures" vallen; dat er "onchris-
ten-sterfboedels" zijn, een "Admini
strateur der Vogelnestadministratie",
een buskruitmolen bij Banyubiru; dat
de Marine ook roeikanonneerboten ge
bruikt; dat men begraafplaatsen voor
lijken heeft (waar anders voor?); dat
de Kleinkeizer van Sonnebait heet:
Mesie van Nisnonie.
Ik heb Malang "zien' groeien van on
dergeschikte tot meerdere van Pasuru-
an; Rembang en Joana "zien" schrom
pelen naarmate Semarang groeit; Pro-
bolinggo, "Bazoeki" en Banyumas
eveneens "zien" vergaan in glorie.
Ook "zichtbaar" is geweest het lang
zame uitzwermen van de mensen van
de grote steden op Java naar de bin
nenlanden, verder naar de steden bui
ten Java, en daar van de centra zoals
Padang, Palembang, Makassar, Mena-
do, Samarinda, Pontianak, naar dor
pen en stadjes eromheen. Men kan
dan overleden (zijn) a/b van de
bark zeilend in de Banda Zee..."
Ik heb het postkoetsverkeer over Java
vervangen "zien" worden door moder
nere vormen, waarbij o.a. de landmeter
Thomas Willem Clignett (volgend op
mijn overgrootvader) wel zijn metertjes
zal hebben bijgedragen. Mijn voorou
ders waren ook hier e r b ij
Maar het zit dus niet goed met die 21
"en passant" stambomen. Ik zou zo
graag eindelijk een foutloze en com
plete Clignett-genealogie, via het In
disch Familie Archief, in het Mormoon-
se "Wereldregister" in Salt Lake City,
USA, terecht willen laten komen. Wat
daar nu over het geslacht in zit, is op
vele punten inclompleet en foutief. Ie
mand die hetzelfde doel wil bereiken,
mag al mijn mappen met gegevens
hebben .Ik hoop dat de stille Clignetts
alsnog tot medewerking besluiten.
Heel fascinerend is het om je voor te
stellen hoe die Cliggnetts leefden en
werkten. Vaak ben je dan helemaal
mis, een andere maal valt een bepaal
de persoon je op. Als iemand, volgens
zijn militair stamboek, door het leven
is gegaan met "een lidteeken onder
den neus", kan je er vanuit gaan dat
de man door zijn maat behoorlijk is
geplaagd. Een serieuzer geval is dat
van J. J. A. H. Clignett de Oude, de
derde zoon van Anthonij Hubert (ik
noem hem de Oude, omdat er na hem
nog 2 J. J. A. H.'s voorkomen - zo zijn
er een vijftal Anthonij Huberts, een
aantal Victors, enz., goed voor het
doolhof!). Deze J. J. A. H. d O. liet in
1880 in Friesland een boeier bouwen;
de "oud-Indisch planter" wordt daar
na in de Amsterdamse zeilvereniging
"Het IJ" een "admiraal". Men kent hem
al gauw ook in Sneek als Admiraal
Clignett, en er wordt een feestwijn te
zijner glorie onder die naam gebrou
wen, omdat hij er met de boeier "Char
lotte" en zijn charmante dochter Char
lotte opzien baart.
Het is één van zijn
zonen die tot aan
zijn dood in 1944
in de familiekring
bekend staat als
"Toon(tje) van Pa-
sir Putih" (voor
mij "Oom Anton
van P P").
Terugkerend naar
"mijn" stamboom,
wil ik wat opmer
ken over de rol
van de vrouw.
Maar ik moet wel
om vergeving vra
gen, want het
gaat om een niet-
echte Clignett. Zij
kan model staan
voor een hele
boel wei-echte,
dit kleine Indische
vrouwtje, dat in
het doolhof van
Opa een grote
plaats inneemt. Zij
is huishoudster/
gouvernante bij O-
vergrootvader en
brengt, na de
vroege dood van
zowel Overgroot
vader als -moe
der Opa en drie
van zijn broers
groot als haar
eigen kinderen. U
ziet Tante Roos
Pellis met één van
de vier, en haar
Mevrouw Roosje Eerdmans-Clignett in 1976.
hondje, meer dan een eeuw geleden.
Haar vier pleegzoons staan op de
andere foto, 25 jaar later, al enigszins
arrivé, Opa rechts voor.
Wat zullen ze het warm gehad hebben
met vest, das, handschoenen en bol
hoed, in het gras in de tuin, tikars als
vloer, zeil als achterwand, de mangga.
bomen boven het hoofd, foto van Over-
Tante Roos Pellis met Henri Mathieu Clignett, omstreeks 1875.
30