Het liep tegen de ochtend toen Bertha voorstelde nog even proberen te sla pen: wie weet wat de dag ons nog brengen zou, zei ze. Djongos was ook al gaan slapen (dacht ik) en de djaga liet kuchend weten dat hij weer in functie was. Ik ging gekleed op bed liggen en moet wel even hebben ge slapen toen er voor ons huis abrupt een zware motorfiets stopte. Een mo ment dacht ik, zojuist uit mijn slaap gewekt, dat het mijn man was. Hij ge bruikte namelijk die motor voor zijn werk. Maar op hetzelfde ogenblik be sefte ik dat hij met een auto naar Krawang was vertrokken. Zware laarzen knarsten op het grint, stampten door de voorgalerij, een rof fel klonk op de jalouziën en de stem van mijn man's chef riep dringend "Mevrouw, binnen een kwartier moet u bij de soos zijn!" Eer ik wat kon vragen reed de motor gierend weg naar het volgende adres. Ik wilde de djongos wekken, maar toen ik de ach terdeur opende, stond hij er al voor. Ik vroeg hem zijn vrouw te wekken om de kinderen aan te kleden en zelf ren de ik, op van zenuwen, naar de Goo- sens om te vragen wat zij gingen doen. Mijn man en ik hadden namelijk af gesproken dat ik thuis op hem zou wachten en ik was beslist niet van plan daarvan af te wijken. Tot mijn verbazing vond ik Bertha en Niek in serene rust aan hun eettafel van hun ochtendkoffie genieten alsof er niets aan de hand was. Ik kalmeer de meteen en zei: "O, blijven jullie ook, ik in elk geval." Bertha antwoordde echter: "Nee kind, we zijn klaar en wachten op jullie. Schiet maar gauw op dan gaan we samen. In een hurry gooide ik thuis een jurk over m'n hoofd, stopte allerlei onnutte zaken in de half gepakte rugzakken en toen ik de bedienden wilde instru eren wat ze doen moesten, omvatte kokkie huilend mijn knieën en smeek te: "Neem ons mee!" Het was een van de moeilijkste ogenblikken in mijn le ven, want ik kon en mocht de lieve trouwe mensen niet meenemen Ik trachtte haar te kalmeren, vroeg hen op het huis en de honden te passen en gaf hen geld en de huissleutels. Ik beloofde hen direkt terug te komen als alles weer rustig was. Dat geloofde ik zelf stellig I Voor ons huis wachtten de Goosens en samen liepen wij snel naar de soos gevolgd door onze djongossen die de bagage droegen. Er stonden al een paar auto's met draaiende motoren, ik werd met de kinderen in een geduwd waarin reeds een vrouw zat met een baby die even tevoren was geboren. Ik protesteerde heftig omdat ik bij Niek en Bertha wilde. Tot mijn verwonde ring legde Bertha haar hand op mijn arm en zei: "Lief kind, ga met je kin deren naar een veiliger plaats. Wij horen in het ziekenhuis, de gewonden hebben ons nodig. Het ga jullie goed." Ik barstte in snikken uit en het laatste wat ik zag toen wij snel wegreden, waren de wanhopige ogen van djon gos. Ik ging met mijn kinderen een turbulente tijd tegemoet vol onvoor stelbare gebeurtenissen en verschrik kingen waar wij pas op 20 mei 1946 uit bevrijd zouden worden, levend en ongebroken. Mijn man, door gebrekkige bericht geving en chaotische toestanden in die contreien, niet wetende dat Soebang reeds was bezet, kwam bij Wera Japanse stoottroepen tegen die op weg waren naar Kali Djati. Dat was juist in de bocht aan het eind van de damarlaan. Hij werd ter plekke ge- executeerd. Een maand later kreeg ik daar reeds bericht van. Toen hoorde ik ook wat er met de Goosens was gebeurd. Aanvankelijk teleurgesteld in hen, kwam ik beschaamd tot besef dat ze die laatste ogenblikken in scène hadden gezet om onze levens te red den, hoewel ze niet konden weten wat hen te wachten stond. Niek wist via de radioberichten welk lot Soebang zou treffen. Toen de stoottroepen de Engelse ge wonden wilden doodschieten, had zus ter Jansen met een revolver gedreigd en Niek bekogelde ze met flessen zoutzuur.. Ze zijn toen allemaal tegen de muur gezet en gefusilleerd. Dat lot is ons bespaard gebleven. In onze straat ontbrandden felle ge vechten en het meubilair uit de drie woningen waaronder mijn piano, werd MI«JN VRIENDSCHAP VOOR KAREL Leunend tegen de ijzeren omheining van de verblijven van zwakzinnigen stond Karei al een hele tijd naar mij te kijken. Althans het leek zo, want dat wist je nooit bij Karei. Ik was bezig met het stuk stampen en smikkelen van het vruchtvlees van de bijeen geraapte kenaries. Toen hij met de arm tussen de tralies naar mij wenkte, liep ik naar hem toe. "Geef mij één van je gaafste kenaries, dan zal ik een mooie ring voor je maken. Kom morgen terug, dan is die klaar," bood Karei aan. Aangezien de ring te groot bleek voor de vinger van een elfjarige, gaf ik die aan mijn moeder. "Wat is die mooi," vond zij. "Zo mooi van kleur, fijn ge sneden en gepolijst. Hoe kom je er aan?" Toen zij vernam dat Karei die voor mij gemaakt had, betrok haar gezicht. "Leefde je vader nog maar. Als moe der kan ik niet altijd nagaan waar je na schooltijd uithangt!" zei ze. Ik vond het zo wel goed, want wie weet, een strenge vader kon je vrijheid wel eens beknotten. Mijn moeder trachtte ik gerust te stellen dat Karei helemaal niet gek was. Karei kon ook mooie vliegers maken. Met vliegertijd had hij het druk. De jongens brachten het materiaal aan, zoals bamboe, rijstpapier, lijm en kleur stof. Soms stagneerden de leveringen, want dan was hij voor ons onbereik baar. Je zag hem dan wel op de galerij als wegversperring gebruikt met bom men eronder. Ons huis kreeg vermoe delijk een voltreffer. Het lag, naar ik later hoorde van de man die in de toe komst mijn echtgenoot zou worden, volkomen in puin. Daar zullen mijn ar me honden wel door bedolven zijn en gedood. Ook de bezittingen van onze bedienden gingen verloren. Na infor matie is gebleken dat ze in leven zijn gebleven. Ze hadden bescherming ge zocht in de kampong en zijn later met hun kinderen naar Bandoeng vertrok ken. Helaas heb ik hen nooit weer gezien. Ik heb nooit meer naar Soe bang willen gaan, al heb ik er volop gelegenheid voor gehad tijdens een Indonesië-reis in 1977. E. KRUIJSDIJK-BOON HERMAN en JULIETTE EEN INDISCH HUWELIJK door Hilde van Lessen-Douwes Dekker Een verhaal waarin liefde, jalou- zie, trouw en ontrouw een plaats hebben volgens de beste tradi ties van een ouderwetse Indische roman. Alle aspecten van het leven in Indië vindt de lezer er terug, spanningen en intriges maar ook de vertrouwelijke rust van het leven buiten de grote stad. (296 pag.) Prijs f 36,50, porto f 5,25 zitten, maar of je hem dan riep of toe schreeuwde, hij bleef onafgebroken turen naar de kruinen van het omrin gend geboomte. Twee maal in de maand was er film in het gesticht. Wij jongens mochten er ook in. Kinderen en zwakzinnigen ble ken elkaar goed te kunnen verdragen. Het was er erg rumoerig, ook tijdens de voorstelling. Af en toe was er con sternatie. Dan moest een patiënt die op de loop was gegaan weer terug gehaald worden. Dat gebeurde alle maal in de pendopo, een niet ommuur de ruimte. Je kon daar de cowboy avonturen beleven van Eddy Polo, Hoot Gibson, William S. Hart, Harry Carey en nog vele anderen. Als ik Karei daar zag, ging ik naast hem zitten. Hij sloeg dan heel vertrou welijk een arm over mijn schouder. Ik vond dat niet onaangenaam. Tijdens de voorstelling gedroeg hij zich heel rustig. Karei zelf was geen jongen meer maar ook niet oud voor een vol wassene. Eens vroeg ik hem waarom hij niet naar huis ging en of hij nog een moeder en vader had. Daar heeft hij geen antwoord op gegeven. Met afgewend hoofd trachtte hij zijn tranen te verbergen. Mijn vriendschap voor Karei moest eens worden afgebroken. Het werd tijd dat ik mij ging voorbereiden om in de maatschappij aanvaard te worden. Kon ik Karei maar overtuigen dat die niet altijd hard overkomt. Maar misschien was het voor hem te laat om zich daar op in te stellen. j F BERKHOUDT 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 7