In gedachten een krans voor mijn vader
9
Het was in 1925 dat mijn vader voor verdere studie naar Utrecht kwam, hij was
toentertijd machinist bij de K.P.M. Zoekende naar een kamer belde hij bij de
Neude 32 bis aan en werd door een wat ouder echtpaar opengedaan. "Dat wor
den mijn schoonouders" schoot het door hem heen. Toen mijn vader binnenge
laten werd zag hij een foto staan van een heel mooi meisje. Hij werd op slag
verliefd. Zijn voorgevoel kwam uit want 3 juni 1926 werden bovengenoemde heer
en dame zijn schoonouders. Het varen gaf hij op, zo'n knap vrouwtje kon je toch
maar beter niet alleen aan wal laten.
Zo werd hij koffie- en rubberplanter,
door zijn gedegen kennis van machi
nes werd hij ook vaak op diverse plan
tages geroepen als er gerepareerd
moest worden. Maar ook ieder teer
plantje of zieke boom kreeg zijn volle
aandacht. Soember Sewoe, nabij Dam-
pit was de laatste plantage waar hij
als hoofdemployé werkzaam was. Hij
liet er nieuwe huisjes bouwen om alles
wat op instorten stond te vervangen.
De plattegronden hiervan tekende hij
zelf in de avonduren evenals die van
een brug waar de hele buurt trots op
was. Bij hem hoefde niemand zondags
te werken. Tevens werden er twee
voetbalclubs opgericht, want als recht
geaarde Brabander moest er volgens
hem niet alleen gewerkt maar ook ge
speeld worden.
Mijn moeder zat trouwens ook niet
stil, met haar E.H.B.O. verzorgde zij de
zieken en gewonden
De bevolking van Soember Sewoe be
wonderde mijn vader om zijn recht,
vaardigheid, zijn eerlijkheid, zijn abso
lute respect voor hun adat, zijn kennis
van de talen, Maleis, Javaans, Soen-
danees en zelfs wat Madoerees, hij
die zelf zijn auto repareren kon en dat
dan ook deed in zijn eigen vrije tijd,
erg gesteld waren zij op deze toean
die nooit vergat het goede voorbeeld
te geven, die hard werkte en met een
hoop plezier, die wist waarover hij
sprak en die boven alles zo fijn een
voudig en bescheiden bleef.
De oorlog brak uit.. Eerst in Neder
land, hij gaf zich prompt op om zijn
vaderland te verdedigen. Dat bleek al
spoedig onmogelijk dus schonk hij een
heel maandsalaris (net als vele ande
ren) hopende dat het stukje aarde
waar hij geboren was verlost zou wor
den van het Duitse juk.
De nooit te vergeten oorlog in ons
Indië brak uit en weer gaf mijn vader
zich meteen op om zijn tweede vader
land te verdedigen. Vier en veertig jaar
of niet maar gevochten diende er te
worden voor ons mooie lieve land dat
immers voorgoed zijn hart gestolen
had. Het was niet meer nodig, we gin
gen toch verliezen zo werd hem ge
zegd. Wapens en ammunitie metselde
hij in, samen met zijn vertrouwde nacht
waker. Hij leerde zijn javaanse en ma-
doerese jongens met z.g.n. handgra
naten gooien, blokjes hout.
Maar woest was hij op zijn superieuren,
echte handgranaten moesten zijn men
sen hebben, met blokjes hout zou het
todh absoluut onmogelijk een ver-
De heer Th. G. van Kampen, vader van de
schrijfster.
dediging van hun vrouwen, kinderen
en land kunnen voorstellen. We leef
den uiteindelijk niet meer in de middel
eeuwen.
Vlak voor zijn internering naar het
Marinekamp te Malang had mijn vader
weer zo'n duidelijk voorgevoel. Hij
droomde een grote vrachtwagen te
besturen die niet meer vóór of achter
uit wilde. Deze droom zag hij als een
waarschuwing niet levend uit de oor
log te zullen komen.
In het Marinekamp werd hij timmerman
en leerde er o.a. schaken. Ook mijn
moeder en haar drie kinderen moesten
daarna weg van Soember Sewoe, voor
lopig naar een vrouwenkamp te Ma-
lan.g. Op de dag van ons vertrek kwa
men de hoofdmandoer (een fiere Ma
doerees) de andere mandoers en be
langstellenden afscheid van ons nemen.
"Hormat", riep de hoofdmandoer en
sprong in de houding, "aan onze njonja
en onze toean", "Hormat" riepen allen.
Een mooier adieu hadden deze fijne
mensen ons niet kunnen bieden, we
RIMBOE EN RAILS
Gekleed in bamboehoed en lendedoek
En met soldatenlaarzen aan
Sleepten de blanke spoorwegkoelies
Amerikanen, Engelsen, Aussies,
Dutchies
Door het oerwoud en de rivier
De spoorwegonderdelen aan
Daar in de rimboe van Birma
Aan de rand van het bos
Stond nog gedeeltelijk een tempel
Na de bombardementen overeind
Een groot Boeddhabeeld was
opengereten
En uit de "keizersnede" vielen
Wel duizenden heel kleine Boeddha's
Ze namen ze gretig mee
Als een hemels geschenk
In die barre nood
Echt iets voor haar, zo dacht hij
Mocht ik haar ooit terugzien
Nu prijkt die kleine Boeddha
Op onze schoorsteenmantel.
LEA.
werden er heel stil van. Na ons ver
trek heeft de nachtwaker het verstop
pen van de verboden wapens aan de
Japanners verraden.
Mijn vader werd overgebracht naar de
Kempeitai gevangenis Lowok Waroe
te Malang, het vonnis luidde levens
lang. Trouw en dapper waren zijn Ja
vanen en Madoerezen, zij kwamen naar
Malang om te verklaren dat hun toean
zulk een zware straf niet verdiende en
zo kreeg hij inplaats van levenslang
slechts drie jaar.
Helaas kwam zijn voorgevoel uit, het
Rode Kruis schreef mijn moeder na
de oorlog dat haar man 25 maart 1945
in de Lowok Waroe gevangenis te
Malang aan "uitputting" was overleden.
En zo was dan ook mijn vader één van
de ongeveer 10.500 burgers die we
achter moesten laten ergens in die
vele bekende en onbekende massa
graven van ons aller geliefd Indië, dit
alles nu alweer veertig jaar geleden.
In gedachten zal ik 15 augustus a.s.
een krans van anjers (zijn lievelings
bloemen) en van geurende melati voor
de gevangenispoort te Malang neer
leggen. Als dankals dank voor
zijn liefde, voor zijn goede voorbeeld,
voor zijn moed, voor zijn trouw, voor
zijn geloof in het mooie en goede,
voor zijn grote enthousiasme waarmee
hij met alles wat hij ondernam door
het leven ging.
Een denkbeeldige krans voor mijn
vader.
Mw. E. H. J. (B)-VAN KAMPEN