Mijmeringen van een Anak Mèstèr NOGMAALS ODE AAN MEESTER CORNELIS door Paul van der Put Van mijn tweede tot mijn zeventiende jaar heb ik in Meester Cornelis gewoond; ik ben nu acht en vijftig. Toen ik op 13 april j.l. naar de Meester Cornelis reünie in het Haagse Congresgebouw ging, dacht ik - met mijn opvatting over ons ver dwijnend volkje, verspreid over de gehele wereld in het achterhoofd. - "Dit kan niets worden; het is best leuk om oude buurtjes en vrienden weer eens te zien, maar laat je vooral niet meeslepen door je emoties, de mensen van vroeger zijn foetsie, verschwunden, lost, perdu, habis perkara I" STUDIE VAN HET I.E.V. Ter voorbereiding van mijn proef schrift over de geschiedenis van het Indo-Europees Verbond (en de GIKI) ben ik op zoek naar foto's, brochures, kranteknipsels enz. ter zake, maar vooral ook naar correspondentie tussen oud IEV-(bestuurs)leden. Tevens zoek ik contact met de heren Blok, Weiier en Vilon, oud-bestuurs leden van de GIKI. Reacties gaarne aan: C. VERKUYLEN, Van Someren- straat 42, 6521 BS Nijmegen, tel. 080- 22 77 97 KAMPTEKENINGEN TJIMAHI In Moesson van 15 augustus j.l. hebben 2 tekeningen van mijn hand het artikel "Tjimahi" geïl lustreerd. Tijdens de kampjaren heb ik meer tekeningen gemaakt, die ik later ben kwijtgeraakt. In dien u mijn tekeningen bezit, neemt u dan met mij contact op. Het adres luidt: H. A. M. LIESKER, Gooiluststraat 13, 1024 KW Amsterdam. moeder H heeft vaak last van benauwd heid die ze aan asthma toeschrijft. Ze mag geen enkele lichamelijke inspan ning ondergaan, dus niet water putten, niet kleren wassen, niet het huisje schoonmaken, enz. Ais Evie uit het ziekenhuis komt trekt ze bij broer Eddy in. (Hoe ze onder zulke primitieve en onhygiënische om standigheden volledig moet herstellen is mij een raadsel Ze heeft al haar trapnaaimachine en Lien wil er een motortje voor kopen. Ze moet zich dan toeleggen op aan te nemen confectie werk, dat weliswaar slecht betaalt (Rp. 60 voor een kinderjurkje) maar weinig inspanning kost. Als dit allemaal lukt lijkt de familie H redelijk verzorgd. Va der en moeder kunnen echter de Halin- steun van Rp. 15.000 en de aanvulling uit ons sponsorfonds ad Rp. 25.000 beslist niet missen. Door de voort durende hoge kosten van dokterscon trole, medicijnen en aangepast voed sel. Gelukkig is er een hechte familie band en wonen ze dicht bij elkaar daar gindsin Stal No. 18. Jaren geleden heb ik de film "L'année dernière a Marienbad" gezien, waarin de hoofdrolspelers zich als slaapwan delaars tussen de snippers van hun verleden bewogen. Als in een kaleidos- coop zagen ze allerlei losse stukjes van vroeger razendsnel aan zich voor bij gaan. Ze zien al die levens-feitjes, maar hebben geen tijd, daarbij iets te vóelen. Op die Meester Cornelis reünie kwam ook dat "gevoel" terug; in gedachten wandelde ik weer door de vroegere Meesterse straten. Ons eerste huis daar stond achter een grote boengoer- boom, één van de zovele die langs de kanten groeiden van de Gang Boen- goer, de straat die later werd omge doopt in Laan Boengoer of Boengoer- laan, vanwege de tamelijk deftige men sen die er ook woonden in grote he renhuizen. Vanuit dit huis zette ik, met neven en nichtjes, mijn eerste schre den in de "School met den Bijbel." Van de Gang Boengoer verhuisden we naar de Lammerslaan, waarvan mij de ervaring is bijgebleven, dat ik min stens éénmaal van overbuurjongen Nieuwenhuis een baksteen op mijn hoofd gegooid kreeg. Ik herinnerde me weer de huizen aan Gang Menu, aan de Kerkstraat, de Matramanlaan, en tenslotte aan de 1e- straat. Uit al die gangen, lanen, stra ten kwam ik op die reünie oude buur tjes, oude vrienden en vriendinnen tegen. Met buurjongen Cedy van de Kerkstraat heb ik langdurig herinne ringen opgehaald. We waren dertien jaar en wilden in Meester Cornelis een echte voetbalclub oprichten. Maar ie dereen in ons "dorp" die een beetje kon voetballen was al aangesloten bij een club van het Grote Batavia. We bedachten een list. Als de scholen uit gingen zorgden Cedy en ik ervoor, dat we thuis snel op het hek van de voor tuin zaten. Wij keken dan strak naar langs fietsende grotere jongens, waar van wij wisten dat zij een verdienste lijk partijtje voetbal speelden. Iedere Indische jongen weet dan wat er ging gebeuren: zo'n grote kerel wendde onherroepelijk het stuur, stop te vlak vóór ons en vroeg dreigend: "Waarom kijk je mij aan; wil je vech ten!" Bevend van angst legden we dan uit dat we helemaal niet wilden vech ten, maar dat we slechts een voetbal club wilden oprichten. En of hij lid wil de worden. Medelijdend zei dan zo'n ijzersterke kerel, een ambachtscholier b.v. (ik herinner mij in dit verband Pierre Grootings), dat 'hij al bij een Bataviase club zat. Maar vóór dat zo'n "bouwmaker" sloom weg kon fietsen, riep ïk nog even: "Misschien mag je wel met Rita uit!" Rita, dat was de grote zus van Cedy en in die tijd het mooiste meisje van de Kerkstraat, dat stond voor mij wel vast. Vast stond ook dat Rita met nie mand, en zeker niet met een vreemde jongen, uit mocht, want haar strenge grootmoeder liet haar geen voet in het "uitgaansleven" zetten. Dat wisten wij, dat kwamen die voetballers véél later te weten, maar dan waren ze al ge strikt. Zelf heb ik, in de drie jaar dat we daar aan de Kerkstraat woonden, nau welijks een woord met Rita kunnen (of durven?) wisselen; ik was mis schien te verlegen, maar haar oma was in elk geval te streng. Op de reünie, na goed vijfenveertig jaar, hebben Rita en ik dan eindelijk kunnen kletsen... en kletsenen kletsenDat was een hele opluchting. Waar ik, eerst aarzelend maar nu wel van harte, gelukkig mee ben, is het gevoel, de ervaring dat je ook nü nog ergens bij hoort; op die Mèstèr-reünie voelde ik me "terug van weggeweest!" De meisjes van vroeger kon ik veelal eerder terug herkennen dan de jon gens van toen; die waren hun woeste kuiven kwijt en sommigen hadden die aan hun kin hangen. Moeilijker was deze reünie, denk ik, voor 70-plussers; ik hoorde een be jaard echtpaar zeggen: "Ze zijn alle maal dood." Natuurlijk, doodgaan zul len we allemaal, ons hele Indische volkje. Maar toen ik die deur van het Congresgebouw uit- en de regen in liep, toen werkte het gevoel "ergens weer bij te horen" op volle toeren. Dat is te danken aan al diegenen die zich, met Willy ten Hoorn als initiatief nemer, voor het welslagen van die reünie zo enorm hebben ingespannen; aan Zusje, die daar toch maar stond, aan Rita en aan Cedy en aan al die andere opgebleekte bruine mensen uit mijn straat, mijn "dorp", mijn MEESTER CORNELIS 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 15