<zBiebie
De schat in de Thailandse jungle
"Wat is dat?" vroeg Dikkie en voorzichtig als altijd begon hij het kinderbedje
meteen te beklimmen. Natuurlijk werd hij in zijn ontdekkingstocht geremd en
Philip zei: "dat is baby, Sjar", want Dikkie heet Charles, dat is duidelijk. Pip zong
toen Happy birthday, dat had hij al maanden tevoren aangekondigd. "Biebie" zei
Dikkie, toen hij gedragen een blik mocht werpen op zijn jongste en enige uren
oude broer. Daarna ging hij over tot de orde van de dag, dat wil zeggen dat hij
zich loswrong en op zoek ging naar snoep en zijn autootjes. Pip niet, die bleef
want het was feest. Hij had gezongen, er hingen slingers en er kwamen mensen.
Biebie zelf trok zich van alle blijde opwinding niets aan, die sliep door, af en toe
vreemde geluiden makend, die de ouders de stuipen op het lijf joegen. Dat was in
mei, maar als hij nu uitdrukkelijk kucht, is de reactie: "anstiel".
Ik wil niks zeggen, maar het is een lief manneke en zijn broers waken goed over
hem. Officieel heet hij Tjarda Coenraad Nico, een bijnaam heeft hij (nog) niet en
daarom is het voorlopig maar Biebie, de jongste telg uit het geslacht Boekholt en
de harteklop van zijn moeder. RA, pH
Er was eenszo beginnen vele verhalen. Ook verhalen die op ware gebeur
tenissen berusten. Dus was er eens in de jungle van Thailand een krijgsgevan
genkamp genaamd Hindato op km paal 198. Dit kamp bevatte plus minus 800
krijgsgevangenen en stond onder leiding van overste Mansvelt Beek. De werkers
onder deze krijgsgevangenen stonden 's morgens om 6 uur op en na het pap
ontbijt vertrokken ze naar het werk dat ongeveer op 5 km lopen was. Een van de
werkobjecten was de moddervallei of "death valley", dit was een ingraving van
ongeveer 8 meter diep. Door de regenval zakten de zijwanden als een pudding
naar beneden en om dit tegen te gaan moesten we in de nachten ook werken.
Omdat de modder niet met patjols te bewerken was moesten we modderballen
maken en deze aan elkaar doorgeven. Ook de zieken werden hiervoor ingescha
keld omdat we reeds een achterstand in het werk hadden. Door dit werk stierven
er gemiddeld 8 man per dag.
Op een middag werd het hele kamp
opgetrommeld en werd er "tenko" ge
houden. Ons werd medegedeeld dat
we moesten verhuizen, waarheen werd
ons niet verteld. We moesten een km
of 3 naar de baan lopen en zouden
daar met de trein verder reizen. Voor
dat we echter op pad gingen werden
de kamptoko-artikelen over diverse
dragers verdeeld. Twee man met een
bamboe over de schouders en daaraan
hun bagage was al behoorlijk zwaar
en buiten dat kregen mijn maat en ik
nog 2 blikken met kampkoffie erbij te
dragen hetgeen behoorlijk zwaar was.
Op mijn protest hierover werd door
het kamptoko personeel gezegd dat
we onderweg met andere dragers
mochten wisselen. Men bedoelde hier
mee dat we de blikken onderweg aan
andere dragers mochten overdragen,
maar theorie gaat in de praktijk nooit
op, want probeer maar iemand zo gek
te vinden om deze extra lasten over te
nemen.
Ook wordt onderweg de rij dragers zo
lang en uitgerekt dat je geen man voor
of achter je zag lopen. Mijn draagmaat
was als ik me niet vergis een zekere
Kesler of een zekere Flohr. Geen van
tweeën heb ik ooit weergezien. Na een
half uur lopen zei ik tegen mijn maat:
"Ik keil dat rotding in de bush, want
ik draag die koffie die in dat blik moet
zitten niet meer." Trouwens ik vond
het gewicht wel loodzwaar voor een
blik koffie zoals de kampleiding de
inhoud aanduidde. Pas later zouden
mijn vage vermoedens uitkomen.
Zodoende liepen we van het looppad
een eind het bos in en na enig zoeken
naar een geschikte plaats vonden we
zowaar onder het struikgewas een
oude latrine, waarschijnlijk van een
oud tambi kamp. Het bewuste blik
werd dus in de latrine gegooid en
onze barang werd een stuk dragelijker.
Mijn maat voelde zich echter niet safe
en zei: "Als we maar geen gedonder
krijgen!" Maar ik suste hem met een:
"Wij weten van niets, niemand heeft
wat gezien en als ze ons wat vragen,
onder weg hebben we de last over
gedragen."
Na een uur lopen kwamen we op de
plaats waar we op de trein moesten
stappen, die er echter nog niet was.
Bijna de hele troep was reeds aan
wezig op een tiental na die het traject
waarschijnlijk met wat rusten hadden
afgelegd. Na 2 uur gewacht te hebben
kwam de Jap zeggen dat alles niet
door ging en met een "Or the man go
back" pakten we onder gekanker onze
barang weer op en gingen we weer de
lange weg naar kamp Hindato terug.
Tegen een uur of 6 kwamen we weer
in ons kamp terug en na het Jappen-
appèl moesten we nog blijven staan
en kwam de kampleiding ons vertellen
dat er een blik koffie zoek was en
dat daarin ook een gedeelte van het
tokogeld zat en wie allemaal koffie
blikken hadden gedragen. Met het tel
kens verwisselen meldden zich wel 15
paren, dus 30 man. Het onderzoek
leverde natuurlijk niets op, trouwens
de kampleiding kreeg nog voor de
voeten gegooid dat ze dan maar niet
zulke stiekeme handelingen moesten
plegen. Nu wist ik dus waarom die
koffie zo zwaar woog.
Het kampgeld bestond nl. uit Ned.-In
dische centen en die waren in het
kamp gewaardeerd als 10 ct. Nu bleek
dat men in ons blik 5 zakjes met cen
ten verstopt had en in een ander blik
ook 5 zakken. Het halve tokokapitaal
was dus verdwenen. Ik heb uitgerekend
dat dit een kapitaal was van ongeveer
vijfduizend gulden. Wat zou men daar
van niet in de toko kunnen kopen
's Avonds ging het gesprek van onze
kongsi (bestaande uit 5 man), natuur
lijk over het bewuste koffieblik.
Plotseling zei Mathieu: "Weet je wat,
ik ga vanavond er heen en haal wat
geld eruit." Ik zei hem dat hij dat wel
op eigen risico mocht doen en wij er
niets mee te maken hadden en van
niets wisten. Die zelfde avond om-
steeks tien uur ging hij het kamp uit
om het koffieblik op te sporen. Toen
was het heel gemakkelijk om het kamp
uit te komen en ook om terug te keren.
De Jappen wisten toen drommels goed
dat uitbreken onmogelijk was en dat
niemand het in zijn hoofd zou halen
om weg te lopen, ten eerste omdat
daarop de doodstraf stond en ten
tweede waar zou men naar toe moeten
gaan. De geallieerden zaten toen op
duizend mijl in Rangoon. Trouwens de
Thaise bevolking zou je toch bij de Jap
aangeven omdat ze zelf bang waren
voor de Jappen.
De volgende morgen toonde Mathieu
ons triomfantelijk een linnen zakje met
honderd centen. De rest heb ik maar
laten liggen en voor reserve bewaard.
Doch het lot besliste anders. Een week
later zijn we met spoed naar een ander
kamp verhuisd en zodoende ligt het
geld waarschijnlijk daar nog steeds.
Wie ooit nog eens op "sentimental
journey" naar Hindato gaat, een kwar
tier lopen van het kamp richting spoor
baan en dan rechtsaf het bos induiken
en ongeveer 100 meter verderop ligt
de Thaise schat. Succes toegewenst
door HORTENCIUS
8