IN MEMORIAM PROF. DR IR. W. J. v. BLOMMESTEIN In de leeftijd van 80 jaren overleed in Den Haag enige weken geleden de waterbouwkundige Professor W. J. van Blommestein, die als deskundige op het gebied van waterbouwkundige vraagstukken in tropische landen een internationale vermaardheid genoot. Met hem ging een van de werkelijk groten uit de Indische gemeenschap heen. Hij werd in 1905 in Soerakarta ge boren, bezocht de lagere school in Poerworedjo en na de HBS in Ban doeng te hebben doorlopen, studeerde hij reeds op 22-jarige leeftijd af aan de T.H. Na zijn promotie op het proef schrift "Een nieuw pompsysteem in Ned.-lndië voor irrigatie en ontwate ring" werd hij benoemd tot hoofd van de afdeling Irrigatie en Assainering van het Departement van Waterstaat en Wederopbouw en tot buitengewoon hoogleraar in de Irrigatie aan de Land bouw Hogeschool in Buitenzorg. Al in 1936 had hij de aandacht van de rege ring op zich gevestigd met zijn ontwerp voor de irrigatie van het dal van de Serajoe. Ook was hij de ontwerper van Prof. Dr. Ir. W. J. van Blommestein (Foto: Thijs Bienefelt) het Welvaartsplan voor West-Java (la ter gedeeltelijk tot uitvoering gebracht) dat voorzag in de bouw van reser voirs in de Tjitaroem. Van Blommestein kreeg internationale bekendheid als lid van de Nederland se delegatie bij de V.N. commissie, die zich bezig hield met beheer en gebruik van hulpbronnen. Zijn volgende werkterrein lag in Suri name waar zijn Brokopondo-plan enor me mogelijkheden voor de economie van dat land opende en waar het van Blommesteinmeer aan de geestelijke vader ervan herinnert. In de jaren '50 stond hij aan het hoofd van een team van de Voedsel- en Landbouw Orga nisatie van de V.N., om in het Dacca (in het toenmalige Oost-Pakistan) een plan van zijn hand tot uitvoering te- brengen dat ten doel had een groot overstromingsgebied in de delta van de Ganges en Bramapoetra in een vruchtbaar rijstproducerend areaal om te zetten. Ook in zijn latere jaren bleef hij actief: nog in 1981 maakte hij een plan om een bevaarbaar kanalensysteem te ont wikkelen over de gehele lengte van Java, waarmee de bevloeiing van Java en Madura gegarandeerd zou worden (zie Moesson 15 nov. 1981). Als erkenning voor zijn vele verdien sten werd prof. van Blommestein be noemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. CH.M. letterkundig gebied" uit 1875 staat in een hoofdstuk dat over het eiland Flores handelt zelfs het volgende te lezen: Straat Sapi, die in 1756 door een Commissaris der hoogedele In- diasche Regering genoemd werd "Een der gevaarlijkste gaten welker aanzien de hairen te berg doet rijzen en de couragie in de schoenen dalen." De man die de geit had gebracht vertel de over draaikolken, stormen en ver raderlijke stromingen. De "hotelmana ger" deed er nog een schepje boven op door een lijst van namen op te noemen van vissers die hij had ge kend en die zich nu voorgoed op de bodem van de zee gevestigd hadden. Niet overlopend van vertrouwen in het geen dat komen ging, liepen we even later naar de haven, waar we na een korte zoekaktie de neef van de "hotel manager" vonden. Toen we zijn boot zagen kregen we beiden een wee ge voel in de maag. In de drie maanden die we tot dan toe in Indonesië door brachten hadden we al heel wat gam mele en krakende schuiten gezien. Dit exemplaar echter was uniek in haar verregaande staat van ontbinding. Er stond een flinke laag water op de bo dem en de kleine kajuit bestond voor namelijk uit gaten. Overal op de boot was het hout aangevreten en alles stond schots en scheef. Er was geen enkele reden om aan te nemen dat de onderkant van de boot in een betere conditie verkeerde. Alles wees erop dat dit niet het juiste vaartuig was om een der gevaarlijkste wateren van In donesië over te steken. Maar de schipper stond ons breed- grijnzend aan te kijken met een blik in zijn ogen alsof hij wilde zeggen: "Is het geen juweel?" Het was onmogelijk het vriendelijke aanbod nu nog af te wijzen; we zouden de man daar mee diep beledigen. We gingen er dus maar van uit dat de boot die de route al veel vaker had gevaren de reis nog wel een keertje zou doorstaan. Bij het aan boord stappen begon de boot meteen vervaarlijk te schomme len, totdat we ieder aan één kant waren gaan zitten. Een jongetje van een jaar of twaalf dat dienst deed als hulpje van de schipper deed verwoe de pogingen het voor dit kleine boot je veel te grote anker binnen te halen, terwijl de schipper zich bezighield met het starten van de motor. In het begin klonk er alleen wat gehoest, later sloeg de motor aan onder het maken van de vreemdste geluiden, welke je eigenlijk alleen bij een circustent zou verwach ten. Het duurde erg lang voordat we op open zee kwamen. Eindeloos laveren en draaien. Tot onze grote opluchting was de zee erg kalm, zodat we ons even geen zorgen behoefden te ma ken over omslaan. Het was heet in de boot en het monotone geratel had een slaapverwekkend effekt. Daarom schrok ik toen er een oorverdovende plons klonk vlakbij de boot. Er was een school dolfijnen opgedoken, die lange tijd in de buurt van de boot bleef rondzwemmen. In de verte zagen we nu en dan andere groepjes dolfij nen met grote vaart langstrekken. Het was niet moeilijk ze te onderscheiden want het water was glashelder. Boven dien maakten ze regelmatig indrukwek kende sprongen boven het waterop pervlak. Een nog mooiere aanblik boden de vliegende vissen, die, waarschijnlijk opgeschrikt door de boeg van de boot, uit het water opschoten en ongeveer 30 meter door de lucht scheerden, waarna ze weer even plotseling in de golven verdwenen. Soms voeren we langs een klein rotseilandje dat een zaam stond te pronken op het einde loze wateroppervlak, omzwermd door tientallen fregatvogeis. Ervoor lagen uitgebreide rifgebieden, waar je door het heldere water prach tig gekleurde vissen kon zien zwam men, nog geen anderhalve meter diep. De schipper was niet erg spraakzaam slechts één keer vond hij het nodig ons ergens attent op te maken. We stevenden namelijk af op een zeer ge vaarlijk gedeelte van de zee. Een snel le stroming die de zee dwars op onze koers doorkruiste. Terwijl het onder onze voeten nog uiterst kalm was, zagen we enkele tientallen meters verderop een kolkende watermassa langstrekken, als een rivier in de zee. Dichterbij de stroom konden we ook zien dat aan de andere kant ervan, ze was ongeveer 30 meter breed schat ik, de zee zich weer even rustig ge droeg als ervoor. De schipper vertelde dat de stroom met een snelheid van 16 zeemijl envoor ons langsging. We kwamen griezelig dichtbij, maar de schipper stond nog rustig een sigaret op te steken. Binnen enkele seconden veranderde het rustige water in een razende duivelskermis. De boot werd als 't ware de stroom binnengesleurd, (lees verder volgende pagina)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 3