poirrié
iSakcd-n wijze leóaen
Legerbevelhebber Generaal Vetter was
tegen. "Een groot gedeelte van de mi
litairen van Indo-Europeeschen oor
sprong in het leger zijn kinderen van
militairen, in en om de kazerne groot
gebracht. Zij zijn als het ware met den
soldaat vereenzelvigd en nemen, zelf
militair geworden, volstrekt geen
vreemde stelling in het leger in; de
volbloed Euroepaan gevoelt niet de
geringste minachting voor hen en zij
van hunne zijde achten zich volkomen
aan den volbloed Europeschen militair
gelijk". Iedere beschouwing hiermede
in strijd achtte Generaal Vetter onjuist
en verder betoogde hij dat een kleur
ling, geen kind van een militair zijnde,
alleen in het uiterste geval dienst zou
doen in het leger.
Zolang die dwang niet bestond en hij
dus op een andere wijze in zijn onder
houd kon voorzien, moest op hem voor
het leger onder geen voorwaarde ge
rekend worden. De wetenschap dat hij
bij eventuele dienstneming in afzon
derlijke onderdelen van een compag
nie zou worden ingedeeld, zou op zich
zelf reeds voldoende zijn om zijn ach
terdocht op te wekken en door hem
als bewijs van achterstelling worden
aangemerkt. G.G. Van Wijk zag uitein
delijk van het denkbeeld af.
Verhoging van het handgeld
Om het leger aantrekkelijk te maken
voor Indo's werd behalve gewerkt aan
afzonderlijke legeronderdelen, ook ge
dacht aan speciaal handgeld bij dienst
neming van kleurlingen. Generaal De
Neve bijvoorbeeld wilde een bedrag
van f 600,voor een verbintenis van
6 jaren en dat was voor die tijd een
behoorlijke som. Omdat bespaard kon
worden op de kosten van overtocht,
kleding en opleiding (te Harderwijk)
van Hollandse soldaten, zou dat hoge
handgeld echter gemakkelijk worden
terugverdiend door de Staat, vooral
wanneer na verloop van tijd het hand
geld geregeld kon worden op basis
van vraag en aanbod. Andere leger
commandanten waren (later) ook voor
stander van verhoging van het hand
geld, mits dat financieel niet zou leiden
tot verheffing boven de Europese mi
litair. Het handgeld voor kleurlingen
bleef uiteindelijk op het oude peil,
vooral ook omdat aan het einde van
de vorige eeuw de regering ervan
overtuigd raakte dat geen bijzondere
maatregelen meer nodig waren om
meer Indo-Europeanen te werven voor
voor het leger.
R.B.
Bron:
"Het Pauperisme onder de Europea
nen in Ned.-lndië - dl. 2." Batavia 1901
Zij was een oud-tante. Sah, - daar
achter de meisjes - jongensnaam, zo
worden alle oud familieleden genoemd
in Menado, of ze kleinkinderen heb
ben of niet. Naar dit oude vrouwtje
werd ik vernoemd en wellicht daarom
oordeelde zij vaak milder over mijn
tekortkomingen; ik werd niet zo streng
gestraft als de andere neefjes en
nichtjes, die bij haar in dat grote huis
in de kost waren.
Wij, mijn moeder met haar kinderen,
kregen bij Sah An onderdak toen Pa
stierf; Ma had haar eigen huishouden
in 't paviljoen en kreeg ook een eigen
keukentje in de bijgebouwen.
Mijn neven en nichten waren door hun
ouders, die in het binnenland woonden,
naar Menado gestuurd om daar op de
Europese school te gaan. Die ouders
waren er van overtuigd dat Sah An,
bijgestaan door een zoon en een doch
ter, hun in 't gareel zouden houden!
Met straffe hand (dit bleek wel eens
nodig te zijn bij mijn neven) kweet
Tante Tin (Hyacinth) zich van haar
taak, onder supervisie van Sah An.
Een eerbiedafdwingende figuur was zij
wel, Sah An, zoals zij daar op de ga
lerij zat. 's Morgens vroeg al keurig
gekleed in haar overwegend blauw-
gebloemde sarong en witte gladde
kabaja, het grijze haar strak gekamd,
gebundeld in de nek tot een kleine
kondee. Zij had een frêle figuurtje,
haar doorschijnende bleke gezichtje
had een wilskrachtige trek om de
mond, waarvan de lippen meestal
rood waren van de siri'h-pinang.
Vrijwel constant was haar mond in
beweging van het kouwen of praten.
Haar lichte ogen, achter een wat af
gezakte bril, zagen alles en haar oren
vingen elk geluid op; dit hadden wij
al vlug in de gaten, want als wij ons
"Die Madonna-outfit maakt je
10 jaar jonger, Non."
onbespied achtten tijdens kattekwaad
achter de bijgebouwen, waarbij we
gesmoord giechelden, werden we toch
op 't matje geroepen.
Sah An zat op een strategische plek
op de galerij, ongeveer iy2 m hoger
dan de begane grond en vanaf die
hoogte kon ze vrijwel alles zien wat
er bij de put gebeurde en verder op
de overloop langs de keukens en goe-
dang. Van daaruit kon zij ook zien wat
er aan de andere kant op 't grote erf
onder de manggabomen voorviel. Zij
kon zelfs een deel van de badkamer
zien, dichtbij de put. De badkamer had
een stenen muur tot IV2 m hoogte
en daarop houten spijlen, waarop het
dak rustte. Sah An kon a.h.w. zien en
horen wat je in de badkamer deed.
Spelen en knoeien met water mochten
we niet; aan het ritme waarmee de
gajong in de mandibak werd geplenst
kon zij horen of er bij tussenpozen
het "vuil" werd afgewreven of dat wij
maar wat plensten. Trouwens vóór de
uittocht naar school moesten allen
voor "inspectie" langs Sah An schone
handen, sokken, gepoetste schoenen,
gekamd haar, even grijnzen om de
schone tanden te tonen enweg I
de vrijheid tegemoet, huppelend, ren
nend, duwend met bengelende school
tassen, zodra we uit Sah An's gezichts
veld waren.
Dezelfde "inspeotie" herhaalde zich
's avonds vóór het naar bed gaan. Bij
Sah An leerden wij ons gedragen: een
verfijnde bijscholing a.h.w. want thuis
bij onze ouders werd ons al het een
en ander bijgebracht. Sah An lette
- vooral bij de meisjes - op de
lichaamsbeweging en het stemgeluid.
De klompen of slofjes die we droe
gen na het bad, mochten niet luid
"klepperen"; een kwestie van beheer
sing van de spieren, enfin, het was
eigenlijk bij alle handelingen iets van
"je moeten beheersen".
We mochten nooit voorwerpen met
een klap neerzetten, of het nou een
kom, een stoel of een emmer was; een
deur werd zacht gesloten; als je op
blote voeten liep kon het natuurlijk
geluidloos, maar op een houten vloer
moest het holle geluid vermeden wor
den. Volgens Sah An mocht een meis
je niet hard praten en zeker niet met
wijdopen mond hardop lachen. "Een
meisje mag men alleen zien en niet
horen", zei ze. Een meisje moet zich
soepel bewegen en niet als een dra
gonder door de kamer stappen en bij
elke beweging iets omvergooien of
van de tafel vegen I
Als tiener kwam ik inwendig daar
tegen in opstand, maar later, volwas
sen geworden, moest ik toch erken
nen, dat die opgelegde zelfbeheer
sing wel vruchten heeft afgeworpen.
Heel vaak heb ik met dankbaarheid
aan de wijze lessen van Sah An ge
dacht, want daardoor kan ik mij ook
nu nog vaak in daad en woord be
heersen.
A.W.-L.
13