"Parib" door de warmte-magie van het vuur Vanaf 24 DECEMBER 1985 t/m 5 JANUARI 1986 zijn Toko en Boekhandel MOESSON wegens inventarisatie GESLOTEN. Maandag 6 JANUARI weer GEOPEND. Redactie- Abonnementen- Advertentie-afdeling zijn WEL OPEN. ERVARINGEN MET DAJAKS (5) door R. F. VON STIETZ Voor een Indische jongen, die jaren tussen de Dajaks van Centraal-Borneo heeft gezeten, is jagen met toembak en soempit een alledaagse bezigheid. Niets bij zonders dusToch beleefde ik eens een zwijnejacht die zo uniek was, dat ik het zeker de moeite waard vind, die onder de aandacht te brengen. Het was in de namiddag toen ik met een Dajaks meisje, Bainah genaamd, in de ladang onder een nangkaboom een nangkavrucht zat te pellen, toen plotseling Hinau, de vader van het meisje, uit de bosrand kwam aanrennen en "baboei" schreeuwde toen hij ons in de gaten kreeg. Behendig rende hij over de in gekeepte boomstam die als trap van het huis diende, verdween in het huis om even snel weer letterlijk het huis uit te springen zonder gebruik te maken van bovengenoemde trap. Intussen was ik bij het horen van het woord "baboei", eveneens in actie gekomen. Ook ik sprong even later met een toembak in mijn hand uit het Dajakhuis. Terwijl ik fanatiek achter Hinau het oerwoud inrende, hoorde ik hem nog "epah" zeggen. "Dus vier stuks. Dat wordt twee tegen vier", dacht ik "Ge weldigHet rennen veranderde in looppas die uiteindelijk overging in sluipgang met de toembak in de aan slag. Nog steeds was Hinau zo'n 15 meter voor mij, tot dat hij halt hield bij een Bindjei-boom en mij met zijn hand te kennen gaf eveneens naast hem te hurken. "Daar zijn ze", zei Hinau, terwijl hij met de punt van zijn toembak in de richting wees. "Nou kom op dan, attaqueren", fluis terde ik. "Nee, even wachten nog, ik heb de vuren pas ontstoken." "Waarom," vroeg ik verwonderd. "Omdat zij dan niet kunnen weglopen," was zijn antwoord. Er kwam voor mij geen gelegenheid meer om verder te vragen, aangezien Hinau mij het teken gaf dat hij tot de aanval overging. Vreemd genoeg wa ren de baboei's minder aktief dan ik van ze gewend was. Bijna gelijktijdig wierpen wij onze speren. De toebak van Hinau trof een der zwijnen recht in het hart, zodat het stuiptrekkend op de grond lag. Mijn toembak trof een andere baboei op schouderhoogte. Het gromde en schreeuwde terwijl het vervaarlijk met de slagtanden heen en weer zwaaide. Snel greep ik wederom mijn toembak om de ongelukkige baboei de genade- stoot toe te dienen, waardoor het even eens grommend en stuiptrekkend op de grond lag om zijn laatste adem uit te blazen. Intussen had Hinau zijn toembak eveneens gegrepen en liep de andere twee baboeis achterna, ter wijl hij mij na riep te blijven waar ik was, omdat hij die twee andere wel voor zijn rekening zou nemen. Op die ene dag hadden wij met ons beiden vier baboei's neergelegd en hadden voorlopig geen gebrek aan zwijnenvlees. Hoe vreemd is het toch, dat ik iedere keer weer voor het doden van een beest altijd zo fanatiek was, en na het volbrengen van zo'n aktie altijd een onbeschrijflijk gevoel van wroeging over mij kreeg. Het voorval met de vuren die door Hinau waren ontstoken om een baboei ter plaatse te houden, of althans, om het zwijn te bemoeilijken de plaats te verlaten, hield me voortdurend bezig en ik kon die avond moeilijk in slaap komen. Ik begon te beseffen dat het mij aan redelijke kennis ontbrak om er een redelijke verklaring voor te geven en dat ik wellicht het antwoord in de praktijk zelf zou kunnen vinden. Aldus besloot ik te wachten op het moment dat ik de gelegenheid zou krijgen de handelingen van Hinau zelf toe te passen. Zo'n gelegenheid kwam inderdaad. Tijdens het plukken van pako (eetbare varens) werd mijn aandacht getrokken door een beweging der varens op zo'n 30 meter voor mij uit en met een on derdrukt geknor van een baboei. "Nu zal ik wel het antwoord op Hinau's vuren krijgen", dacht ik opgewonden. Heel voorzichtig en met zo min mo gelijk geritsel ontstak ik de vier vuren met gedroogde varens, kleine takjes, vermolmd hout, enz., terwijl ik de plek waar het zwijn zich bevond angstvallig in de gaten hield, aangezien ik intus sen had mogen vaststellen dat het een bakbeest van een baboei was en ver moedelijk een solitair, dus zeer agres sief Het had naar mijn gevoel zo'n 30 tot 40 minuten in beslag genomen alvo rens de vier vuren gereed waren, elk zo'n 30 meter van het zwijn verwijderd. Eén ten noorden, één ten zuiden, éen ten westen en één ten oosten van het zwijn. Ik herinnerde me toen wat Hi nau tegen me zei: "Even wachten nog, de vuren zijn pas ontstoken". Dus wachtte ik nog een poosje om me daarna heel langzaam uit mijn hurk- houding op te richten met de toembak in de aanslag. Heel omzichtig benaderde ik het zwijn terwijl mijn zenuwen tot het uiterste waren gespannen. Vijf en twintig me tertwintig metervijftien me tertienTussen de varentop- pen onderscheidde ik de stekelharige grijze rug van de zware baboei. Als een standbeeld met de toembak in de aanslag moet ik daar gestaan hebben, want aan de vorm van die rug, heb ik met schrik mogen vaststellen, dat de totaal bewegingloze baboei reeds front had gemaakt in mijn richting. Met an dere woorden, het had mij reeds eer der in de gaten. Ik schaam mij niet hierbij melding te doen dat ik op dat ogenblik dacht: "Tjonge-jonge, wat ben ik begonnen, deze mop gaat niet door. Dus weg wezen." Maar vluchten kon niet meer, omdat ik op dat ogenblik niet zou weten waar naar toe, aangezien de dichtstbijzijnde boom zeker 20 meter van mij verwijderd stond en de afstand tussen de baboei en mij nauwelijks 10 meter bedroeg. Ik zou het nooit ge red hebben om die boom tijdig te be reiken en te beklimmen om zodoende te ontkomen aan de achtervolging van het zwijn. Het angstzweet brak mij uit en ik kon op dat moment duidelijk mijn knieschij ven snel op en neer voelen gaan in hun kom. Ik zal over mijn angsten op dat moment niet verder uitweiden, maar U kunt elke beroepsjager vragen wat het wil zeggen om vis-a-vis te staan met een solitair zwijn, tussen varens zonder vluchtmogelijkheden. Wat er toen gebeurde ging heel snel in z'n werk. Ik besloot zelf tot de aan val over te gaan. Immers, de aanval is de beste verdediging Oké, daar gaat ie dan. "Hoi", brulde ik, hetgeen door de baboei werd beantwoord met een woest gegrom en een tegenaanval van zijn kant. Rakelings schoot het door de varens langs mij heen aangezien ik bliksem snel een sprong zijwaarts maakte en gelijktijdig met mijn linkervoet het beest in z'n linkerflank een enorm trap gaf, echter met het gevolg, aan gezien het beest zo zwaar was, dat het beest in het geheel niet z'n even wicht verloor maar dat ik op mijn rechterzij op de grond viel en met mijn rechterschouderblad met kracht met iets hards in aanraking kwam. Daar lag ik dan, kronkelend van pijn en amper (lees verder pagina 16) 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 11