Hoe het werkelijk zat met de Opium (I)
"Ewald Vanvugt betrapte de overheid op opiumhandel" (Haagse Courant van 31 augustus 1985); "De Nederlandse
maagd als opiumpusher" en "opium in de koloniale tijd voor de Staat der Nederlanden geen vloek maar een zegen" (de
Volkskrant van 24 augustus 1985); "Oranje verdiende goed aan verslaafd maken van Javanen" (Algemeen Dagblad van
23 augustus 1985). Bij het lezen van het voorgaande gaat er door de oud-lndischgast vast en zeker een schok. Dat nu
is precies hetgeen de krantenartikelen op het oog hebben, het "shock-effect" opwekken, want als men bij het doorne
men van de krantenartikelen even voor ogen houdt welk een enorm groot deel van de prijs van benzine en sigaretten in
de huidige maatschappij als accijns naar de schatkist gaat dan brengt de opium-affaire eigenlijk weinig nieuws onder
de zon.
Bijna geen maand gaat voorbij of
er verschijnt een publikatie van de
een of andere opzienbare (meestal
"schandalige") vondst die een on
derzoeker op het terrein van de
Indische, koloniale historie heeft ge
daan. Een toevallig ergens aangetrof
fen en uit het verband gehaalde ge
geven moet dan dienen als basis
voor een betoog dat aan moet to
nen hoe kwalijk het koloniale beleid
wel geweest is.
Zo werd onlangs deze reeks aange
vuld met het geschrift van ene Ewald
Vanvugt, die er zelfs het Oranjehuis
bijhaalde "dat zich verrijkt zou heb
ben aan het verslaafd maken van de
Javanen". De heer F. C. Backer Dirks,
onze lezers welbekend o.a. door zijn
artikelen over de Gouvernements
Marine, schreef voor Moesson bij
gaand artikel (waarvan wij het eerste
deel in dit nummer plaatsen), waarin
de ontwikkeling van het opiumbeleid
in het voormalige Ned.-lndië in de
juiste proporties wordt getekend.
Ch.M.
Hetgeen de genoemde kranten over
de inhoud van het boek "Wettig opium,
350 jaar Nederlandse opiumhandel in
de Indische archipel" vertellen, is in
drukwekkend, maar persoonlijk ben ik
zo vrij de juistheid van de vele ver
strekte informaties te betwijfelen en
mocht, zoals hieronder blijkt, in het
verhaal van Ewald Vanvugt hier en
daar enige waarheid schuilen, dan is
die schromelijk overdreven met het
doel iets spectaculairs te bieden. De
in het boek aangehaalde verslaafdheid
doet ook sterk terugdenken aan het
drugsprobleem in tegenwoordig Ne
derland. Laat me de opiumkwestie be
lichten vanuit het standpunt van het
bestuursapparaat en deze bijdrage
meegeven het motto:
In der Beschrankung zeigt
sich erst der Meister.
De invoer, het bezit, het in eigendom,
in voorraad of in bewaring hebben,
het vervoer, de bereiding, de fabrica
tie, de verwerking, de verkoop, het ge
bruik, de uitvoer van verdovende mid
delen, papaver en Indische hennep
waren in Nederlands-lndië aan strenge
voorwaarden gebonden; verdovende
middelen-ordonnantie, staatsblad van
van Ned.-lndië van 1927, no. 278 en
van 1933, no. 388.
Opium - gezuiverd, bereid en gemengd
tot het geschikt is om geschoven (ge
rookt) te worden - heet "tjandu", werd
aanvankelijk gebruikt als geneesmid
del, naderhand kwam het in gebruik
als genotmiddel. Het opium-gebruik
was het meest verbreid in de eigen
lijke Javaanse landen, in Banjoewangi
en op Bali, dus in streken met een
Hindoe-invloed.
Het is algemeen bekend, dat opium als
geneesmiddel door bevoegden toege
diend in vele opzichten heilzaam werkt;
het tegendeel is veelal het geval, waar
het als genotmiddel wordt aangewend.
Het opiumkwaad woekert in stilte.
Opgemerkt moet worden dat het niet
zo zeer de Javanen zijn, die opium ge
bruiken, dan wel de Chinezen. Chine
se koelies zijn gewoon om dagelijks
een zekere hoeveelheid opium tot zich
te nemen; desondanks en misschien
wel juist daardoor kunnen zij een grote
lichaamsinspanning verduren (de ko-
lenkoelies te Singapore, die een ge
middelde hoge ouderdom bereiken en
bekend zijn als krachtige en ijverige
door F. C. Backer Dirks
werklieden, gebruiken per dag een
10 a 20 maal grotere dosis dan een
Javaanse schuiver), terwijl de kwalen,
waaraan het overmatig gebruik van
opium zijn gebruiker zeker blootstelt,
bij hen niet in beduidende mate voor
komen. Wellicht hebben we hier te
doen met één van die uitzonderingen,
die de regel bevestigen.
De Indonesiër daarentegen heeft nu
eenmaal een neiging tot matigheid ten
opzichte van abnormale prikkels. Heel
goed heeft hij b.v. weerstand geboden
aan de verleiding van alcohol. De is
lam moge dit weerstandsvermogen in
de hand hebben gewerkt; beslissende
factor is de godsdienst daarbij zeker
niet geweest. Daarvoor is de gods
dienstige belangstelling b.v. in Mid-
den-Java te lauw. Ook ziet men, dat een
zo fanatiek mohammedaans maar te
gelijkertijd ook hartstochtelijk en emo
tioneel volk als de Atjeher, minder dan
enig andere stam in de archipel, af
kerig is van jenever. Goede moham
medanen in Indië versmaden volstrekt
niet de koppige, gegiste palmwijn. Als
men moet constateren, dat de neiging
tot dronkenschap onder de volken van
Nederlands-lndië - mohammedaans of
niet - over het algemeen zeer gering
was, dan moet men dit wel degelijk
toeschrijven aan een bijzondere aan
leg tot matigheid.
Waren er geen Chinezen in Indië, dan
zou daar te lande niet zoveel aandacht
geschonken zijn aan het opiumpro
bleem. Nu echter heeft de Oost-In
dische Compagnie zich reeds in de
17e eeuw in de strijd tegen het opium
gebruik geworpen door te trachten zich
meester te maken van het monopolie
van de invoer van opium. Zij kocht de
opium van Inlandse tussenpersonen,
die dit produkt in hoofdzaak uit Ben-
Een van de zusterschepen "Argus" en "Cycloop" van de Gouvernements Marine, gebouwd
bij "De Schelde" in Vlissingen in 1893, bestemd als "opiumjager". Beide schepen werden
ook tegelijkertijd in 1929 buiten dienst gesteld.
8