Hoe het werkelijk zat met de Opium (slot) door F. C. Backer Dirks Het aktie-terrein van deze nieuwe opiumjagers was en bleef in hoofdzaak Noordkust Java en het zeegebied tussen Malakka, Oostkust Sumatra en Noordkust Java. De moge lijkheid bestond dat in de nabijheid van havens, op plaat sen, aan ingewijden bekend, opium aan drijvers bevestigd overboord werd gezet, welke drijvers dan door ingehuurde prauwen werden opgevist en aan land werden gebracht. De schepen kruisten dan ook in de Java Zee, straat Ma- doera en straat Bali. Zij visiteerden voor zover nodig de op zee of onder de wal aangetroffen prauwen, onderzoch ten de passen en brandmerken, geleidden verdachte wang- kangs van Bali naar Soerabaja. De trucs, welke werden toegepast bij het smokkelen van opium waren legio. En niet zo spoedig was men erin geslaagd achter één van de trucs te komen of de vindingrijke smokkelaars hadden weer een nieuwe methode van smokkelen verzonnen. De snelvarende stoomschepen "Argus" en "Cycloop" wa ren ook aangewezen voor het convoyeren naar Tg. Priok en andere havens op Java van stoomschepen, komende van Singapore. De tot genoemde schepen behorende stoom- sloepen bewezen goede diensten voor het onderzoek langs de kustlijnen en bij het invaren van kreken. Ook langs morele weg werd tegen het gebruik van opium opgetreden. Overeenkomstig de wens van het Opperbe stuur gaf de Indische Regering aan de ambtenaren van het binnenlands bestuur uitdrukkelijk het verlangen te kennen, dat zij, waar het pas heeft, hun zedelijke invloed aanwen den tot bestrijden van het opiumgebruik. Een veel toegepaste wijze van opiumsmokkel was de volgende: passagiers aan boord van schepen van KPM of JCPL afkomstig uit China of andere havens in het verre Oosten, hadden opium ver pakt in dichtgesoldeerde blikken in hun bezit. Voordat het schip de haven van Tg. Priok binnen liep, werd op een afgesproken plaats de smokkelwaar overboord gezet, waarna de prauwtjes die zich ter plaatse ophielden, de blikken uit zee opvisten en ergens aan land brachten. Blijkbaar was in het geval van bovenstaande foto de opiumjager van de Gouvernements Marine de smokkelaars een slag voor geweest. De aangehaalde opium wordt overgedra gen aan de gewapende politie. (Foto-archief F. H. M. Geerligs, oud-werktuigkundige bij de Gouvernements marine) Bij een circulaire van de directeur van binnenlands bestuur van 29 april 1892 werden de gewestelijke bestuurders (ook die in de buitenbezittingen) uit genodigd aan de in hun gewest ge plaatste Europese en Inlandse be stuursambtenaren op te dragen om op elke koempoelan en voorts bij elke andere passende gelegenheid de hoofden en de bevolking te wijzen op het grote nadeel dat uit het opiumge bruik voor de gebruikers voortvloeit en daarbij steeds te doen uitkomen dat de Regering het opiumgebruik al leen toelaat als een noodzakelijk kwaad, doch niets liever zou wensen dan dat kwaad te zien verdwijnen, zo als o.a. blijken kan uit de handhaving en uitbreiding van verboden kringen. Vooral de inlandse hoofden, die dage lijks met de bevolking in aanraking komen, zo schreef de directeur, die nen ervan doordrongen te worden dat het tot hun ambtsplichten behoort de bevolking, zo vaak zich daartoe de ge legenheid aanbiedt, te waarschuwen voor de hoogst nadelige gevolgen, die het opiumgebruik met zich sleept. Van nabij bekend met de ellende, die niet zelden uit dat gebruik voortvloeit, zijn zij het best in de gelegenheid om de bevolking, door het aanhalen van voor beelden, te overtuigen dat het gebruik van opium op den duur de gezond heid schaadt en de lichaamskrachten sloopt, terwijl het geld, daaraan ten offer gebracht, zoveel nuttiger kan worden besteed ter verhoging van het materieel welzijn zowel van de ge bruiker zelve als van zijn gezin. Wordt, zo besluit de circulaire, in die richting bij voortduring gewerkt - en het is aan de Europese ambtenaren om te zorgen, dat dit geschiedt - dan mag verwacht worden dat daardoor gewenste uitkomsten zullen worden verkregen en in ieder geval de voort durende uitbreiding van het opiumge bruik tegengegaan zal worden. In 1895 werd nadat het lid van de Raad van Indië W. P. Groeneveldt in Cochin-China de werking van de daar ingevoerde opiumregie had bestu deerd, op zijn advies besloten de opiumpacht, waaraan vele gebreken kleefden en dan ook "Java's grootste ramp" genoemd werd, af te schaffen en over te gaan op de "opiumregie", d.w.z. bereiding, detailverpakking en verkoop door de Staat in eigen be heer. Het begin van de definitieve invoering der opiumregie in Nederlandsch-lndië viel dus nagenoeg samen met de troonsbestijging van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en tijdens haar bestuur is de bevolking geleidelijk verlost van de druk van het pacht stelsel. Een voorlopige opiumfabriek werd te Meester Cornelis bij Batavia opgezet. Al spoedig werd de opiumregie voor Oost-Java toegepast en successieve lijk verder over geheel Ned.-Indië voortgezet. Spoedig volgde de bouw van een modern ingerichte definitieve opiumfabriek op Kramat te Batavia, waarvan de directeur Ir. Burk was. Wegens de baten, die - al zijn deze ook minder dan die van de opium pacht - dit stelsel voor de schatkist opleverde, verhieven zich vele stem men daartegen, doch een onbevoor oordeelde beschouwing deed inzien, dat de regie het meest doeltreffende middel was om, zoals de opgezette plannen dat beoogden, het gebruik te licentieren, door prijsverhoging te doen verminderen en uiteindelijk te doen uitsterven. Ook vergemakkelijkte de regie de bestrijding van de smokkel handel. Met deze maatrgelen was Nederland andere koloniale mogendheden voor uit. Toen in 1925 op een internationale conferentie te Genéve de beperking van de papaveraanplant op de voor grond werd gesteld, kon Nederland verklaren, dat in Indië dit verbod reeds jaren bestond en dat Nederland be reid was binnen 15 jaar, nadat alle ter conferentie zich daartoe verplicht heb bende landen ook in hun gebied de papaveraanplant zouden verbieden en hun verplichtingen te dien opzichte zouden nakomen, een algemeen opium verbod uit te vaardigen. Het vorenstaande moge een blijk zijn van de ernstige en veel omvattende wijze, waarop door de Overheid ge werkt werd aan het sociale welzijn van de bevolking van Nederlandsch-lndië. Trouwens in het algemeen kon gezegd worden, dat het bestuursapparaat als 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 20