poirrié TOEN VROEGER IN DE Ie STRAAT -C6- belangrijkste zorg had de bescherming van de inheemsen tegen de verplet terende overmacht van het westerse kapitalisme. De Engelse geleerde en gewezen bestuursambtenaar J. S. Fur- nivall, die door ervaring en veel om vattende studie in staat en bevoegd was het koloniaal beleid van Neder land te vergelijken met dat van andere koloniale mogendheden, sprak zich al dus uit: "Nooit heeft wellicht enige Regering zo van ganser harte en met zulk een ijver en grondig begrip de taak aangevat om de welvaart van haar onderdanen op te bouwen als die van Nederlandsch-lndië in het begin van deze eeuw." Informatiebronnen: Encyclopaedie van Nederlandsch-lndië, deel III, 's-Gravenhage, Martinus Nij- hoff, 1919. Onafhankelijk Indisch tijdschrift "Tong Tong" van 31 mei 1963. Koloniale Verslagen Mailbrief 1893, no.: 1043 Hulzen, Joh. van: "Onze Indische ge schiedenis", J. H. Kok N.V., Kampen, 1938. Extra bijvoegsels der Javasche Courant Gedenkboek van Nederlandsch-lndië, 1898-1923, G. Kolff, Batavia, 1923. Steffens, W. "Kort overzicht uit de geschiedenis der Gouvernements Ma rine in Nederlandsch-lndië", manus cript. Helsdingen, W. H. van: "Daar werd iets groots verricht", 1941. Verordeningen en bepalingen betrek king hebbende op de scheepvaart in Nederlandsch-lndië, deel I. Tijdschrift "Marineblad", jaargangen 1893 en 1894. Colijn, H.: "Nederlandsch Indië" deel I, Uitgeversmij "Elsevier", 1911. Haan, Dr. J. C. de en Winter, Jhr. Prof. Dr. P. J. van: "Nederlanders over de zeeën", Uitgeverij W. de Haan, Utrecht, MCMXXXX. "Indië en het opium", uitgave Ned.- Indische Grootloge van de Internatio nale Orde van Goede Tempelieren, Kolff, Batavia, 1931. Bladerend in mijn fotoalbum kwam ik de foto van het huis aan de Ie straat 28 te Meester Cornelis tegen. Ach wat heb ik daar toch een mooie jeugd gehad. De Ie straat was een zijstraat van de Bidaratjina. Het huis lag ongeveer in het midden, naast de brug van de kali Baru en direkt achter het huis was de kam- poeng. Vader werkte als amanuensis op een of andere school in de stad. In de weekends werd er gejaagd. Op de fiets gingen we dan richting Kebon Nanas en de Chinese begraafplaats. Aan het seizoen lag het waarop er werd gejaagd. In de droge tijd meestal op tekoekoer deroek gatiek, een groen gevederde tekoekoerachtige vruchteneter en in de moesson, wanneer de padi hoog en rijpende was, werd gejaagd op de snip. Meestal was ik dan degene die achter het geschotene aanrende en als je te vlug was, voelde je de hagel korrels tegen je blote benen, omdat je weer net in de richting van het schot achter een getroffen boeroeng aan zat. Dat kon pijn doen, je gilde dan en vader kwam lijkbleek naar je toe en wanneer het gegil weinig om het lijf had kreeg je nog een draai om je oren omdat je hem bijna een hartaan val had bezorgd. Maar bij de Chinese begraafplaats was een hele kebon vol met djamboe mêdê bomen. Wanneer deze rijp waren, zag je in de hele straat allemaal jongelui erop af gaan. Of we aten de lekker nijen die daar als offer op de begraaf plaats lagen en na al die vermoeie nissen werd er gezwommen in de kali Tjipinang in je blootje, terwijl als je de sawahs overstak, je heerlijk en be haaglijk in mooi schoon en helder water kon zwemmen, namelijk in het zwembad van Polonia. tUUIMililWl Alternatief-Betjakplan. Je moest er wel voor betalen, maar ja, we waren voor geen gat te vangen, dus werd er ge-mrobos. Maar nee hoor, de kali dat was je ware. Daar leerde je zwemmen en duiken en in een bocht kon je heerlijk van de kant af duiken. Meestal deed je dat op deze manier, je liep eerst een stuk de sawah op, dan een ren en aan de kant gekomen een ferme sprong zo hoog mogelijk, een zithouding aannemen (silah) en dan plons in het water. Ook gingen we vaak naar de kali Tjili- woeng. Daarvoor moest je de drukke Bidaratjina over en achter het mooie huis van Seinja's kon je heerlijk in de Tjiliwoeng plonsen. Het was daar erg breed, als jonge jongen kon je die afstand niet overzwemmen. Dus je wachtte tot er een Gêtêk langs kwam drijven, en in je kali baroeslag ging je dan op die Gêtêk af (Gêtêk bamboe- vlot). Je liep de hele Gêtêk naar ach teren af, en sprong dan weer in het water, en nam dan de tweede helft van de Tjiliwoeng zwemmend af. Op die manier nam je de hele breedte van de kali, met als rustpunt de Gêtêk. Vaak denk ik terug hoe we daar heb ben gespeeld, van de Ie straat Bida ratjina naar Polonia en Tjawang, de rubberbomen plantage waar we naar de zaden van de rubberbomen zochten om er tietierans van te maken. Door lopende kwam je in Kali Bata, de schoenfabriek, richting vliegveld Tjili- litan. Hier lieten we onze duiven los, met of zonder fluitje (suingan) tussen de staartpennen in geklemd. Door de luchtstroom tijdens de vlucht van de duif kreeg je een fluittoon in diverse hoogten, een ieder wist dan of zijn of haar duif aankwam. De duiven kocht je in Pasar Mêstêr. Je liep dan van de Ie straat rechts af de legok in, langs de kazerne van sectie 7, van politie naar einde tram, Kampoeng melajoe, ook wel genoemd Bonderan- terum. De Kerkstraat, Laan Menu, gang Kó- ber (Europese begraafplaats) de Lam- merslaan, Djapdjenetweg naar de tramremise, daar tegenover toko Oka- mura en daar weer achter de pasar boeroeng van Meester. Op de terug weg werd ook even de waroeng pan- gal (tollenwinkel) aangedaan, en die lag aan de Boekitdoeri bij station Mr. Cornelis. Mijn halve leven heb ik er doorge bracht, heb er leuke en minder leuke dingen beleefd, uiteraard met een on derbreking van mijn militaire dienst tijd die ik, anak Mêster, in Sumatra heb mogen doorbrengen. Ach misschien als de een of ander dit verhaaltje leest, herkent hij zichzelf weer en denkt terug aan toen vroeger in de Ie straat. HARRY WOLLRABE 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1985 | | pagina 21