daar de vloeren hier en daar gaten vertoonden, door het ontbreken van tegels. Vele ramen hingen aan één scharniertje. Ik onderscheidde oude tafels en stoe len, stoffig en zeer verwaarloosd. Enige zwaluwen of vleermuizen vlogen kris kras boven mijn hoofd, wat mij deed schrikken. Verder de benedengalerij inwaarts zag ik een houten trap naar de verdieping leiden, die ik links liet liggen. Ik had genoeg gezien, een puinhoop, jammer Oud-tante Cardoville (moeder van oom Frederik), die op het moment van de dubbele moord bij haar dochter ge logeerd was, werd door één van de familieleden, voorzichtig met een smoes naar huis gehaald. Hij lichtte haar op een rustige diplomatieke wij ze in, dat oom Frederik en tante Bieke, door een ongeluk om het leven waren gekomen. Pas toen zij bij thuiskomst de ware oorzaak wist, barstte de bom. De familieleden dachten dat zij krank zinnig zou worden. Gelukkig was dit niet het geval. Dit verdriet en de ont steltenis was zo intens, dat zij niet meer de oude, vrolijke en lachende tante Cardoville van Middelkoop werd. Voordat zij stierf had zij de wens en hoop uitgesproken, dat geen van haar kinderen ooit kinderen zou krijgen. Deze wens werd door de Almachtige ingewilligd. Deze Indische tak, van het huwelijk tussen oudoom Wilhelm Frederik en oudtante Eugenie Horten- se Cardoville van Middelkoop (geb. van Haasen) is afgestorven. Waar schijnlijk om haar laatste wens te eer biedingen, werd oudtante van Middel koop-van Haasen eveneens in de graf tombe van de gewezen Gouverneur der Molukken begraven. Hier is wederom een motief, zou U kunnen zeggen, om aan te nemen dat het rondom het huis aan de Reiniersz- Boulevard, gespookt zou kunnen heb ben. Kort samengevat kunnen drie oor zaken worden genoemd. 1.H. Wens, de eerste echtgenote van de latere Gouverneur der Molukken. Zij baarde hem een zoon, op 25 september 1805 te Semarang, die mijn overgrootvader zou worden. Niets meer werd van haar gehoord. Zij stierf ergens in de Grote Oost, misschien ook eenzaam. Haar zoon werd door de vader, overal waar hij voor dienstzaken moest zijn of wo nen, meegenomen. Waarschijnlijk haar zoon nooit meer terug gezien. Geen rustplaats in de tombe, waar haar man en zoon rustten. 2. Een dochter van een Regent, die Inlandse vrouw van Nic. Wilhelm van Middelkoop die hem drie stevige boys schonk, van wie de jongste mijn grootvader zou worden, kon, door één of andere reden, even eens geen klein plaatsje krijgen in de tombe, waar de vader van haar drie zonen, lag begraven. 3. Dan de dubbel-moord in de Willem straat te Soerabaja. Tante Bieke en oom Frederik kregen wel een plaats in de tombe van de voormalige Gouverneur der Molukken. Wat later werd ook oudtante van Middelkoop van Haasen hier begraven. Mijns in ziens hadden de twee eersten meer recht te rusten in bovengenoemde woning. Wat denkt U er van? Pasar Kembang, het spookhuis aan het be gin van de Reiniersz. Blvd., zoals dat er in 1973 uitzag. (Foto: Rogier) Ik vraag mij af wat de redenen waren, dat H. Wens en die Inlandse vrouw daar in de graftombe niet begraven konden worden I Met recht en billijk heid kan ik hierop geen antwoord geven, wel veronderstellingen oppe ren. Hoofdoorzaak zou wel eens finan ciële redenen geweest kunnen zijn en hiernaast vele andere. In elk geval was de gemoedsrust der overledenen hiermede niet gebaat. Hun zielerust werd hiermede gestoord. Ik ben ervan overtuigd dat na dit aardse leven, een hoger bestaat. Het woordje "dood" bestaat voor mij niet, ik noem het een "overgang" naar een hoger leven. Daar geloof ik stellig in I Ik ben er heilig van overtuigd, dat indien het huis aan de Reiniersz-Boulevard - Ke- dong Anjar gespookt zou hebben, het de dwalende en zoekende zielen wa ren van H. Wens en/of van onze over grootmoeder of tante Bieke, oom Fre derik en hun moeder. Een andere ver klaring kan ik U niet geven. Hiermede eindig ik dan ook met het relaas en mijn zienswijze op spoken van het zogenaamde Spookhuis. A-DIEU HUB Hij is niet in Indië geboren, hij heeft er ook niet vóór de oorlog gewoond. Hij is er geweest als officier van de Limburgse Jagers, na de oorlog om te trachten de rust in Indonesië te her stellen en om ons te beschermen. Hij is er gewond geraakt, maar ging enorm van het land houden en wist van mijn heimwee. Altijd als hij naar Franse vrienden in Frankrijk ging om ze te helpen in hun wijngaarden kwamen Hub en Jenny (zijn vrouw) langs. En altijd had hij weer een boekje voor me op de kop getikt over het Indië van vóór de oor log en krantenknipsels verzameld van artikelen die op Indische zaken betrek king hadden. Hij kwam in 't voorjaar en in het najaar en ik keek er steeds weer naar uit. Nou komt hij nooit meer, want Hub, met z'n grote hart, die altijd aan an deren dacht en zo van Indië hield zoals wij ervan hielden, reed, fietsend in Maastricht, tegen een stadsbus en overleed na een paar dagen in coma gelegen te hebben. Geneviève, de Franse vriendin, belde mij op om me dit trieste bericht door te geven. Geen kumpulans meer onder de grote boom bij het huisje in St. Emileon, waar hij altijd verbleef met Jenny en waar hij zijn vrienden uitnodigde en waar wij in de boom het menu von den hangen "klein Rijsttafeltje". Om dat hij zo van Indië heeft gehouden en met zoveel liefde over het land en de mensen sprak en omdat er wellicht nog Moesson lezers zijn die Hub Kes- sels gekend hebben, zou het mij zo goed doen als dit afscheid van Hub in Moesson kwam. Hij was met hart en ziel een Indischman I KLAASJE SCHUT Lamonza, St. Martin RECTIFICATIES 1. KEDONG ANJAR Als oud-Soerabajaan moet U dat "Kedong Antjar" i.p.v. Kedong Anjar wel door merg en been, hart en ziel gesneden zijn. Hoe zo'n typefout on gecorrigeerd in een Indisch blad kan komen De énige oud-Soerabajaan op de redactie (ik) kreeg de fout pas onder ogen toen de pagina gedrukt was. Gillen, tieren, in elkaar krimpen van ellendige schaamte maar die t van antjar kreeg ik er niet weg mee. Nu ook niet, als U maar weet dat ik weet dat het "Kedong Anjar" moet zijn. L.D. 2. In het eerste gedeelte van het verhaal over het spookhuis stond nog een fout: Eugenie H. C. van Maasen moet zijn: van Haasen. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 13