Moeders blije diergaarde Ik geloof niet, dat mijn vader (een rasechte Totok uit Vught) vooral beseft heeft, dat hij niet alleen mijn moeder trouwde, maar ook haar diergaarde, die ze hoe dan ook om zich heen versierde. Ach, hij hield ook van dieren, anders had het nooit zo'n fantastisch huwelijk geworden tussen die twee, maar zijn dierenliefde was meer dat normale dat je bij elke vent uit de Oost tegenkwam. Hij was plan ter en nam mijn moeder uit haar ouderlijk huis in Batavia mee naar Tjisampora (meen ik, ik kan het niet meer vragen, want beiden zijn ze in het kamp over leden), waar hij werkte. Dat moet ongeveer in 1918-1919 zijn geweest en aan gezien ik pas in '25 kwam kijken spreek ik over verhalen die ik van ze gehoord heb, of van vrienden, die we Oom en Tante noemden, je kent die gewoonte wel. Ma had een zwak voor dieren en dat kreeg de plaatselijke bevolking snel door. Elke dag als Pa thuis kwam was de menagerie uitgebreid, werd hij "verblijd" met kooi of hok met een nieuw dier er in. Je kon niet bedenken wat voor beest, het was er. Achteraf denk ik wel eens: "Wat een goeierd was die ouwe heer van mij toch", maar de dierenliefde van Ma was echt niet te stuiten. Liever at zij niet, dan dat er een dier honger leed en van kleins af aan werd ons al ingeprent (als we soms hongerend thuis kwa men): "Eerst de dieren en dan pas de mensen" en zo was het. En ze was zo liefdus wat doe je als man? Ik weet niet hoe het kwam, maar ze had ook renpaarden. Misschien van Opa bij het huwelijk meegekregen, want die was als Lid van de Reken kamer, een belangrijk persoon in In- dië. Die paarden liepen in de middag los in de voortuin en kregen dan een klontje suiker onder het theedrinken. Owee als dat te lang duurde, dan nam de merrie een schoteltje tussen de lippen en ging er mee rondjes lopen, totdat ze haar lekkernij kreeg. Er vloog ook een toekan rond, die het door DORUS HAARMAN speciaal op mijn Opa voorzien had en hem dan de oorlellen uitrekte en dat vrij hardnekkig blééf doen. Waarom alleen hij, weet niemand, maar als Opa kwam werd de vogel in een kooi gezet en nog liep Opa schichtig spie dend de tuin in, je kon nooit weten immers? Van een gewezen zeeman kocht Ma een grote zwarte kakatoe, je kent die joekels wel van 50 cm groot. Zo lang die op zijn zitstok zat (met ket ting aan de poot) was het een be schaafd pratende vogel en had ieder een er bewondering voor, maar owee als hij met zijn snavel een schakel van de ketting had doorgebeten, dan smeerde hij hem het dak op en boven op de nok schreeuwde hij, bij elke stap die hij nam, ritmisch de meest grove vloeken uit. Kan je je voorstel len hoe maloe mijn moeder werd en hoe snel de kebon het dak op moest om "Jacob" weer te pakken te krij gen? Voor Ma die fijn katholiek was opgevoed was dat helemaal geen pretje, Pa die protestant was, lachte zich rot en vooral als Ma het dier be gon te verdedigen dat het niet wist wat het zei. De bevolking en bedienden leerden zodoende ook wat zeemanstermen. Er liep ook een ketèk (aapje) rond, dat niet van mijn moeder was te scheiden. Ze kleedde het als een pop aan en wonderlijk genoeg bleef het de kleren ook dragen. Je kent dat beeld wel uit Ot en Sien. Nu zou je zeggen: "Wat zielig, zo'n dier" maar laat ik je ver zekeren dat mijn moeder nooit een dier iets aan zou doen wat het niet prettig zou vinden. Ze had iets wat dieren aantrok en ze wist ook precies hoe zo'n dier verzorgd moest worden. Dat had ze ook voor planten, "tangan dingin". Helaas moest het aapje weg, toen mijn moeder haar eerste kind kreeg. De aap werd vals en gevaarlijk voor de baby, mijn oudste zuster Lex, die in 1919 werd geboren. Het liefst liet ze de dieren los, waardoor ze her haaldelijk het zelfde dier terug kocht van een djoealan, maar dat nam ze voor lief. Gevolg was wel dat het huis wemelde van badjings, tekoekoers, koetilangs en djalaks, behalve de normale dieren dan, zoals tokké's en bankongs. Er zat altijd in de badkamer een knots van een kodok in de hoek en mijn Pa ontdekte dat, toen hij een plekje voor zijn sigaar zocht, de kik ker doodgemoedereerd de peuk in de bek hield zolang Pa met water bezig was. Hij zat als een stoïcijnse heilige met een smeulende stomp in de bek hautain de verrichtingen van Pa te velgen en gaf de peuk na het afdro gen weer terug. Pa ook een dier Er liepen ook een kidang en wat kan- tjils los, voor zover ik weet achter een gazen afscheiding die de hele tuin afschermde, omdat anderen geklaagd hadden dat er vernielingen waren ge pleegd. Maar de tuinen, vooral op de ondernemingen waren erg groot. Jonge tjelengs schooierden bij de da- poer rond en werden door een hond bewaakt, die ze had gezoogd toen ze bij een jachtpartij de zeug hadden ge dood. Toen ze een halfwas tijgertje kwamen aanbieden, werd het Pa te veel. Ma had al direkt een plaats voor het dier, maar zoals het met al die dieren gingze werden groter en dan kwamen de problemen van "hou den van" en de onmacht om ze in te tomen. Want doodmaken, dat was er niet bij. De dierentuin was dan steevast het alternatief en omdat de dieren gratis geleverd werden waren ze daar ook welkom. Verkopen deed Ma de dieren nooit. Toen er ook nog sprake was van een olifant, besloot Pa de mena gerie drastisch te limiteren en hoe zeer Ma ook sakit hati daarvan had, ze zag wel in dat haar dochter zoveel van haar tijd vroeg, dat ze Pa toch ook wel gelijk moest geven. Zo ver dween het grootste deel van de par ticuliere dierentuin naar de officiële en bleef er wat handelbaar grut op het erf. Ook al omdat mijn vader naar 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 16