Pasmunt in de malaise jaren De heer Ph. J. Weyer schreef in de jaren 1981-1983 verschillende artikelen voor Moesson onder de titel "Tempo Doeloe bij de bank". Onlangs sorteerde hij zijn laatste aantekeningen en daaruit heeft hij nog enkele artikelen geschreven. Het navolgende gaat over muntgeld. Soms hadden wij kleingeld nodig voor opzending naar een suikerfabriek of onderneming in het achterland en dan kon er een kistje worden teruggehaald, tegen betaling uiteraard. Het spreekt wel vanzelf dat de stroom van pasmunt alleen werd aangenomen van vaste bankrelaties. Het gaf vooral de Chinese kassiers een hoop werk. Als wij op kantoor kwamen, zo tegen Toen ik uitkwam voor de Bank, eind 1926, en als baroe mijn loopbaan begon in Semarang, was er nog geen reden om te verwachten dat er zulke ernstige crisisjaren in het verdere verschiet lagen. Rond de dertiger jaren zaten wij er midden in. "Komende gebeurtenissen werpen hun schaduwen vooruit". Dat was ook hier zo, achteraf gezien. Door het wereldtekort aan grondstoffen en pro- dukten na de 1e wereldoorlog was ook de Indische economie op groei ingesteld. Deze laatste kwam langzamerhand tot stilstand en ging over in een teruggang, eerst bijna onmerkbaar, later sneller. De geldcirculatie liep daardoor terug en wat overtollig werd vloeide af naar de financiële centra. Voor Midden- Java was dit Semarang en voor de Oosthoek Soerabaia. Het grote zilver geld, rijksdaalders, guldens en halve guldens vond zijn weg naar de hoofd plaatsen gelijdelijk aan vanzelf. Maar kwartjes en dubbeltjes leverden door het zeer grote aantal dat in omloop was grote moeilijkheden op, eerst bij de agentschappen van vooral de Ne derlandse bankinstellingen en daarna bij 's Lands kas. De stortingen gingen in eerste instan tie nog wel, maar wat doet een bank met enige tonnen van dat geld? Zuiver renteverlies met een overvolle kluis. Nu was pasmunt volgens de wet slechts tot geringe bedragen per soort wettig betaalmiddel, dus de banken waren niet verplicht om dat kleingeld aan te nemen. Maar weigeren zou be tekenen dat de stortende bankrelaties in moeilijkheden zouden komen en dat sloeg weer terug op eigen zaken. 's Lands Kas, die onder meer de pas munt-circulatie als taak had en dus tot inname verplicht was, kon de toevloed van alle kanten helemaal niet verwer ken, en trof met de banken een arran gement, waarbij alle partijen waren geholpen. (Ik merk hierbij op, dat het mij in mijn loopbaan in Indië gebleken is dat de Overheid in vele gevallen waar dit no dig was, de bureaucratie terzijde schoof, en een snelle en praktische oplossing koos, niet gehinderd door Lagere Overheden, die maar hadden te volgen.) Onder het arrangement met 's Lands Kas konden de banken hun overtollige pasmunt aan haar kwijt, in gepakt in verzegelde zakjes van 500,en 1.000,en deze weer in kistjes, inhoudende in totaal ronde bedragen van 10.000,Tegen deze van lakstempels der bank voorziene kistjes, plus een garantie-brief dat de inhoud betoel 10.000,was, betaalde 's Lands Kas de tegenwaarde met een cheque op de Javasche Bank en de banken maakten zo hun kleingeld weer liquide. Het duurde jaren voordat deze ge zamenlijke voorraden der banken, ge leidelijk aan door 's Lands kas weer in circulatie konden worden gebracht. In mijn tijd heb ik de gang naar het Gouverneurskantoor op Bodjong vele malen gemaakt met onder mijn toe zicht en ook met mijn lakstempel voor ziene kistjes. (Ja, de bank wist de ver antwoordelijkheid wel te plaatsen!) de officiële tijd, lag de marmeren balie vóór de kas reeds vol met uitgetelde stapels dubbeltjes en kwartjes om te worden ingenomen. Hoe dat in de kas afdeling geschiedde, beschreef ik reeds vorige keer. Het pleit wel voor de nauwkeurigheid van de Chinese kassiers - en het toezicht van de be treffende employé's - dat er vrijwel geen verschillen aan de dag kwamen, als 's Lands Kas tot opening en na tellen van een kistje overging. De bedraagjes waar het om ging waren te verwaarlozen. En dat zegt nog al wat, waar er in totaal tonnen mee ge moeid waren. Kortom het was een praktisch, hoewel aan beide zijden tijdrovend, arrangement. Maar de algemene gang van zaken was er zeer mee gebaat. Wat in de kleine plaatsen, kampongs en desa's in het achterland voorna melijk overbleef was de nikkel- en koperen munten voorraad, waarmede men zich voor een groot gedeelte kon redden. Er was in die tijd zelfs sprake van het invoeren van een kwart cent om aan de vraag naar een nog kleinere eenheid dan de halve cent te voldoen. Dat is gelukkig niet doorgegaan. Het zou later vast door de "beterwetende buitenwacht" als een bewijs van on vermogen aan de Indische Overheid nagedragen worden. OUD-BANKMAN DE VERLOREN ZOON Eigenlijk stond hij wat in de weg, maar hij deed net of hij dat niet wist. Bovendien stond hij daar erg arrogant te wezen. Niet al leen omdat hij een klip was voor elke vriendelijke begroeting, doch vooral zijn blik deed binnenko mers en reeds aanwezigen af vragen wat er aan de hand kon zijn. Er was echter niets bijzon ders, alleen het gewone werk van een zaal, een orkestje, pra tende mensen en een paar tafels met eterijen. Die tafels zag je trouwens het eerst bij binnen komst en die waren ook de aan leiding geweest voor zijn plotse linge toorn, opstandigheid en zekere walging. Alweer die ba- pao's, risolles, kwee lapis en na si rames. Alweer dat geëet, die rotmuziek en alweer die mensen die zitten, blijven zitten en wach ten op iets dat niet komen gaat. Thuis, voor de spiegel, toen hij zijn das strikte, had hij zichzelf per ongeluk heel diep in de ogen gekeken en op de stille vraag "is het weer zover" met een diepe zucht geantwoord. Hij had ook verlegen kunnen worden van die vraag, maar vandaag was hij er juist blij mee geweest, want zin om te gaan had hij meteen al niet gehad, al wist hij niet waarom. Honderd maal was hij al naar dergelijke meetings ge weest en vaak toch ook veel gelachen en gezellig gepraat. Maar opeens was er iets veran derd. Dat besefte hij wanneer hij weer thuis was en geen behoef te had, zoals eerst, om mensen en dingen rustig de revue te laten passeren. Integendeel, hij was blij dat hij weer thuis was, dat het was geweest. "Ja, het is weer zover", ant woordde hij zijn spiegelbeeld. "Ik heb een uitnodiging en ik moét komen, hebben ze gezegd". Zo ging hij dan. Eten zou hij daar maar doen. Een voorstel ling maken hoe het zou zijn en wie hij allemaal zou ontmoeten, maakte hij zich niet. Bij de ingang ging het nog. Handje hier, lachje daar, Maar bij de zaal zag hij de bapao's, hoorde hij geanimeerd geroeze moes en voelde een hand op zijn schouder. "Da's lang geleden" sprak het lachend gezicht. "O god, hij weer" schoot het door zijn hoofd. Het lachende gezicht liep op zijn ziel getrapt verder, maar hij bleef staan en telde de vijf minuten af, die hij het lot had gegund om hem van zijn dwaalpad terug te brengen. In de verte zag hij al een minuut lang armen naar hem zwaaien. Toen de tijd om was, ging hij weg, naar huis. De spiegels vermijdde hij. RALPH 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 13