Karakteristiek van het IEV
HET INDO-EUROPEES VERBOND (III)
door drs. C. Verkuylen
Ondanks de numerieke sterkte van het IEV in de Volksraad (vanaf 1927 zes tot
acht van de vijfentwintig Europese zetels) en vooral in de gemeenteraden, was
het tot een zekere politieke machteloosheid gedoemd. De afhankelijkheid van
de Indo-Europese groep van het Nederlands gezag was te groot om een eigen
koers uit te stippelen. In weerwil van de bezwaren tegen het regeringsbeleid
volgde het IEV dit beleid tamelijk nauwgezet. Het formuleren van iets als een
politiek beginselprogramma was dan ook welhaast uitgesloten.
Er was evenwel nog een andere reden
waarom het opstellen van een begin
selprogramma onmogelijk - ja, onwen
selijk - was: het zou ongetwijfeld de
uiteenlopende economische belangen
binnen de Indo-Europese groep, welke
thans aan het zicht onttrokken wer
den door het raciaal groepsbewustzijn,
aan het licht brengen, met als niet
denkbeeldig gevolg een breuk in de
IEV-gelederen.
Qua sociaal-economische samenstel
ling kende de Indo-Europese groep
enorme verschillen. In navolging van
de Indo-Europese socioloog Koks on
derscheidt de historicus Van der Veur
in zijn proefschrift over de geschie
denis van de Indo-Europeanen vier
grote "klassen": een beperkt aantal
paupers dat veelal tussen de Indone
siërs in de kampong leefde; een "la
gere middenklasse" van overwegend
vlijtige klerken en kleine middenstan
ders; een "hogere middenklasse",
voornamelijk bestaande uit ambtenaren
uit het middenkader; en tenslotte een
Indo-Europese elite van groot-ambte
naren en intellectuelen, die groten
deels was opgenomen in de Europese
toplaag van import-Europeanen.
De omvangrijkste groep was de lagere
middenklasse (ongeveer 40%), die
voortdurend balanceerde op de rand
van het bestaansminimum - let wel -
een Europees bestaansminimum. Voor
haar was de dreiging van het opgaan
in een Indonesische massa het meest
reëel. De hogere middenklasse (30%)
had aansluiting bij de koloniale toplaag
en wilde deze uiteraard behouden.
Al deze groepen zei het IEV te ver
tegenwoordigen. Men hoeft echter al
leen maar een blik te werpen op de
samenstelling van het bestuurlijk ka
der van het IEV om deze aanspraak
in twijfel te trekken. Bijna alle IEV-
bestuurders bekleedden posten met
een hoog maatschappelijk aanzien en
hadden een inkomen dat vergelijkbaar
was met dat van de import-Europea
nen, die de bekende voorzitter van de
afdeling Surabaya Ploegman eens iro
nisch omschreef als - met verwijzing
naar de hoogste salariscategorie on
der de ambtenaren - "C schaal-toe-
risten".
Van der Veur: "De intellectuele en
welgestelde leiders van de Indo-Euro
pese groep (als zodanig beschouwden
de IEV-bestuurders zich c.v.) behoor
den feitelijk niet tot de groep die zij
leidden. Het enige wat zij met haar
gemeen hadden, waren de raciale
banden. In ieder ander opzicht ver
schilden zij met haar. Qua opleiding
en maatschappelijke status. Zij waren
ook veel meer verwesterlijkt en direk-
ter betrokken bij het koloniale bestuur.
Wanneer deze leiders aandrongen op
maatregelen en klachten naar voren
brachten, dan waren dat meestal maat
regelen en klachten die voor hen (c.v.)
van belang waren." Het IEV was in de
allereerste plaats een organisatie van
en voor Indo-Europeanen uit de hoge
re middenklasse en de intellectuele
toplaag, die zich tot woordvoerder
maakte van de gehele Indo-Europese
gemeenschap.
Tegen het hoofdzakelijk op het eigen
belang van een kleine groep gerichte
beleid van het IEV rees op gezette
tijden kritiek. In 1924 gaf het IEV-lid
Schalk met een in scherpe bewoor
dingen gesteld artikel in Onze Stem
de aanzet tot de kolonisatie-beweging,
die in 1926 gestalte kreeg met de op
richting van de Vereeniging Kolonisa
tie Nieuw-Guinea. Gedurende de cri
sisjaren namen de oppositionele stem
men in de "lagere regionen" toe en
verloor het IEV leden aan (o.a.) de
Nationaal Socialistische Beweging, de
Indische Katholieke Partij en Insulin-
de. In de hogere regionen van het IEV
gingen er toen zelfs stemmen op om
de onderste laag maar los te laten.
Niettegenstaande de verschillen en
onenigheden in de Indo-Europese
groep, kon het IEV zich als dé ver
tegenwoordiger van deze groep mani
festeren (en bleef het ledenbestand
van het IEV vrij constant, zo tussen
tien- en dertienduizend). Dat was ech
ter niet zo zeer een verdienste van het
IEV, maar een rechtstreeks gevolg van
de polarisering van de koloniale sa
menleving die de raciale tegenstellin
gen verscherpte. Dit maakte het mo
gelijk dat een leidende groep Indo-
Europeanen, die haar aansluiting bij
de Europese top wilde handhaven, de
grote massa van kleine Indo-Europea
nen, bedreigd door een Indonesische
opmars op de arbeidsmarkt, achter
zich wist te mobiliseren door middel
van een raciale groepsideologie. Door
het mandaat van de gehele Indo-Euro
pese groep te verwerven (op te eisen),
kon deze leidende groep haar belan
gen des te krachtiger verdedigen.
Toen deze massa-mobilisatie eenmaal
totstandgebracht was, was een ver
manend woord van de leiding, met
name van de geliefde bondsvoorzitter
De Hoog (van kleine boeng opgeklom
men tot aanzienlijk burger), voldoen
de om eventuele oppositie het zwijgen
te doen opleggen. Onder de meeste
Indo-Europeanen bestond immers een
heilig ontzag voor autoriteit.
Bij deze situatie spon de Indische
regering ondertussen garen. Ofschoon
zij terdege besefte dat zij af en toe
maatregelen diende te treffen "ge
schikt om de nooden (en sentimenten!)
der Indo-Europeeschen bevolkings
groep bevrediging te schenken", kon
zij er in het algemeen toch op ver
trouwen dat onrust en ontstemming
in de Indo-Europese gemeenschap
door de leiders van het IEV in goede
banen zouden worden geleid.
Naar buiten toe maakt het IEV dus
een tamelijke stabiele en homogene
indruk. Maar deze homogeniteit was
bedrieglijk, omdat zij bestond bij de
gratie van de koloniale verhoudingen.
De Indo-Europese groep was een
kunstmatige entiteit, die werkelijke
belangen (en afhankelijkheden) ver
doezelde, en het IEV vormde daarvan
een perfekte belichaming. Na de Ja
panse bezetting zou de inherente
zwakte van het IEV-concept aan de
dag treden.
(wordt vervolgd)
Het I.W.I. verzamelt Indische
cultuurgoederen die verloren
dreigen te gaan. Ook door dona
teur te worden kunt u het I.W.I.
steunen. Met een minimum-bij
drage van 10,(voor instel
lingen is dit 25,kunt u reeds
donateur worden. Het bedrag
kunt u overmaken op postreke-
ningnr. 49 22 635 t.n.v. het Indisch
Wetenschappelijk Instituut te
Den Haag.
INDISCH WETENSCHAPPELIJK
INSTITUUT, Prins Mauritslaan 36,
2582 LS Den Haag, 070 - 545500
17