Tolkantoor Lingkas Tarakan (I) Bij het vertrek van de heer E. Flik werd bovenstaande foto genomen. Staande v.l.n.r. de beambten Abdullah S., Baddanudin, Amat, Anang Unus, de Hoofddouanebeambten Saleh, Djapar, Sjamsuddin, de beambten Abdulgani, Basiman en Djaman, zittend Mantri I Hadji Suleiman, de heer Flik, de schrijver en Mantri II Achmad. Wij arriveerden er eind september 1948, mijn vrouw en ik met onze bijna twee jaar oude dochter. In februari van dat jaar had ik mijn militair uniform geruild voor dat van de douane. Omdat mijn voorganger, G. S. Power, eerst een week na onze aankomst kon vertrekken, werden wij gehuisvest in de Gouvernements- pasanggrahan; na zijn vertrek betrokken wij de dienstwoning, Ladang 23. De "woning" bestond uit een geraamte van houten balken, geplaatst op beton nen neuten. Evenals het plafond en het dak, waren de wanden gemaakt van twee of drie lagen atap, waar men moeiteloos een vinger doorheen kon steken. Via een korte overloop bereikte men de bijgebouwen, waarin de keuken, bad kamer, gudang en het toilet. De vloer bestond uit planken, die om de een of andere reden met afgewerkte olie waren bestreken. Het was een huis vol verrassingen: In het dorp zwierven wel eens geiten rond op weg van of naar de grasgron den. Deze beesten hadden de onheb belijke gewoonte om met de romp langs bomen, palen en wat dies meer zij, te schurken. Zo kon het gebeuren, dat wij tijdens ons middagdutje wer den gewekt door een hevig gekraak naast ons bed en een, als een jacht trofee opgehangen geitekop ontwaar den. Door al dat geschurk was het stomme dier door de wand gevallen. Wie stommer verbaasd (of stom ver baasder?) was, de geit of wij, was moeilijk te zeggen. Het gebeurde wel eens, dat een dui zendpoot van het plafond op de eet- of schrijftafel viel. Maar ja, daar went men wel aan. Er bestond op Tarakan, bij de gratie van de BPM, een elektrisch net. Als het enigszins meeliep werd er tussen 18.00 en 24.00 uur stroom geleverd. Ook was er een waterleiding, maar omdat alleen bij tijd en wijle water door de buizen stroomde, kregen deze alle gelegenheid te roesten. Het brui door P. L. FLINKERBUSCH ne water was daarom alleen geschikt voor bezigheden in het toilet, als u begrijpt wat ik bedoel. De nieuwe woningen werden voorzien van ge metselde bakken, die ongeveer drie kubieke meter regenwater konden be vatten. Het onderwerp water brengt me op een ander voorval. Kort na onze aankomst werd onze zoon geboren. Toen mijn vrouw hem eens, midden in de nacht, wilde voe den en uit bed stapte, was zij meteen wakker: geen wonder als je in 10 cm diep water stapt. Als gevolg van een verstopt riool was de gehele wijk na een nachtelijke, tropische regenbui blank komen te staan. Gelukkig reikte het water net niet tot de kapokmatras. Toen we in de morgen de deuren opengooiden dreven er brandhout, takken e.d. van achter naar voren door het gehele huis. Nadat de riolen waren ontstopt zakte het water spoe dig en konden wij met de schoonmaak beginnen. Enkele maanden later konden we naar Kampong Baru 5 verhuizen, in een hoger gelegen wijk. Daar be stonden de nieuwgebouwde dienst woningen uit Quonset-hutten, welke waren geplaatst op een meter hoge muren en voorzien van echte deuren en ramen. Zij waren gebouwd op de restanten van een vooroorlogse, platgebombar deerde winkelstraat; bedolven onder het zand vonden we tenminste een groot aantal blikjes schoensmeer. Ach ter onze woning was er een half af gegraven heuvel en daar op die heu vel begon de jungle. Het was daarom niet vreemd, dat we kennis maakten met de diverse junglebewoners: - staalblauwe schorpioenen, 15 tot 20 cm groot, waarvan mijn vrouw er een in de slaapkamer aantrof, toen ze onderzocht waar of dat knaagge- luid, dat ze hoorde, vandaan kwam; - duizendpoten: onze dochter had bij zonder veel geluk, toen ze tijdens het baden zich vasthield aan de rand van de mandibak en haar hand op 10 cm afstand van zo'n beest plaatste. Overigens, zij werd eens door een of ander insect gebeten; - op duizendpoten lijkende insecten, die leken te wiegen op hun 10 cm lange poten en ontzettend snel kon den rennen, dat zij daarbij niet over hun eigen poten struikelden blijft voor mij een raadsel. Nooit eerder had ik ze gezien; - schorpioenspinnen, die naar men mij verzekerde, een bijzonder giftige beet hadden. - phyton, enkele dagen oud, in het in de woning gelegen toilet; - een op nachtelijk zwerftocht zijnd schubdier, die mij vier- of vijfhon derd gulden zou hebben opgebracht, als ik het aan de Chinezen had kunnen verkopen; - neusapen, die ook vaak aan het zee strand kwamen om er zich te goed te doen aan het aanwezige zout, en dan niet te vergeten; - tukans Tot de uitgaansmogelijkheden behoor de de BPM-soos, waar elke op Tara kan geplaatste ambtenaar lid van mocht worden. Bij aankomst op Tara kan bestond dan ook de meldings plicht: eerst bij het Hoofd van Plaat selijk Bestuur en daarna bij de hoog ste BPM-chef ter plaatse. Een pret tige bijkomstigheid was het, dat elk sooslid in de CIVO-winkel mocht ko pen, waar de geïmporteerde goederen tegen kostprijs werden verkocht. Dan waren er twee bioscopen, o.a. een openluchtbioscoop, waar regen en weder dienende, een film werd ver toond. Tot twee keer toe werd, binnen drie jaar tijds, het eiland besmet verklaard met hondsdolheid. Niet dat dat zo was, maar de politie had dan alle reden om de vele loslopende honden, eigenaar onbekend, neer te schieten, 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 12