Heroriëntatie INDISCHE FAMILIENAMEN Europeanen beklemtoonde IEV-c,rculaire, d.e de noodzaak van een hernieuwde aaneensluiting van alle Indo- HET INDO-EUROPEES VERBOND (IV) Tezelfdertijd vond de heroprichting van de afdeling Surabaya van het IEV plaats, waarbij de advokaat W. Augus- tin tot voorzitter werd benoemd. In april van dat jaar hielden twee andere grote IEV-afdelingen hun eerste alge mene ledenvergadering, te weten Bandung (onder leiding van F. L. H. Dessauvagie) en Groot-Batavia (waar aanvankelijk V. Ph. Leunissen, maar later F. M. Razoux Schultz de scepter zwaaide). De afdelingen in de buiten gewesten verschenen pas de tweede helft van 1946 en in de loop van 1947 De verspreiding van Onze Stem nam m juni 1946 weer een aanvang. Uit het eerste naoorlogse nummer bleek dat de personele bezetting van het nieuwe hoofdbestuur (HB) vrijwel overeen kwam met die van het laatste vooroor logse bestuur. Naast voorzitter Wer- muth, maakten de oud-gedienden P. A. Blaauw, A. Th. Boogaardt, C. A. R. D. Snel, H. van Zuylen en de eerder ge noemde De Rozario deel uit van het nieuwe HB. Eind 1946 nam ook de herstelde Razoux Schultz zijn ver- trouwde plaats in het HB in. Vóór de Japanse bezetting vervulden bijna alle genoemde IEV-bestuurders topfuncties bij de Indische overheid; en ook daar na konden de meesten van hen weer een goede betrekking krijgen bij die overheid. In het begin van zijn naoorlogse be staan knoopte het IEV aan bij de van oudsher bestaande notie van politie ke organisatie op basis van raciale groepsbelangen. In een brief van eind december 1945 aan de rond augustus van dat jaar heropgerichte afdeling Nederland, keerde Wermuth zich uit drukkelijk tegen de idee van één grote Indische partij, welk idee onder veel leidende Europeanen tijdens de laat ste maanden van hun internering had geleefd. Wermuth noemde zich daar in een overtuigd voorstander van een innige maar gescheiden samenwer king met alle andere partijen zolang de raciale onbillijkheden niet waren weggenomen was één politieke be ginselpartij vooralsnog niet aantrekke lijk voor de Indo-Europeaan "wiens saamhorigheidsgevoel nog zeer be hoorlijk ontwikkeld is", zo meende de 14 door drs. C. Verkuylen voorzitter van het IEV. Ook de voor zitters van de afdelingen Groot-Bata- via en Bandung waarschuwden, tijdens de heroprichtingsvergaderingen van hun afdelingen, tegen - wat Leunissen noemde - de "versnippering van onze groep". Het hoofdartikel van het eer ste nummer van Onze Stem - "Heeft het IEV nog recht van bestaan?" - onderstreepte genoemde opvattingen. Naar mening van regeringsfunctionaris Abbenhuys was het IEV in die tijd voorshands het minst progressief" van alle inmiddels opgerichte Euro pese partijen. Eind augustus 1946 werd de Indo- Europese gemeenschap eensklaps op geschrokken door een mededeling van het HB in Onze Stem, waarin een koerswijziging werd aangekondigd. D. A. VISKER Een uitgebreid register van In dische familienamen 7.000) en bijzonderheden over hun oor sprong en ontwikkeling in de laatste eeuw. Prijs f 17,50 ISBN 90 70301 29 6 Volgens het HB dienden de Indo-Euro peanen voortaan "doelbewust naar het Oosten (te) zoeken en onze Wes- tersche cultuur meer ontvankelijk (te) maken voor Indonesische invloeden", opdat "de bestaanskansen van onze groep het beste gewaarborgd zullen zijn Waar het vroeger noodzakelijk was geweest zich westers te oriënte ren en zich "hoofdzakelijk raciaal" te organiseren, teneinde de ondergang van de Indo-Europese groep te voor komen, gebood de situatie thans - al dus de mededeling - het accent van de oriëntatie naar Indonesische zijde te verleggen. Hoewel het HB als wel eer een beroep deed op het raciaal groepsbewustzijn, betekent deze "her oriëntatie" (zoals de kop boven de mededeling luidde en met welke term de politiek van het IEV vanaf dat mo ment werd aangeduid) een breuk met het verleden, omdat het IEV daarmee voor het eerst te kennen gaf, zij het in voorzichtige en algemene bewoor dingen, toenadering tot de Indonesiërs te willen zoeken. Vanwaar deze plotselinge "omme zwaai"? Een brief van het HB-lid Blaauw van 14 november 1946 aan Meyer Ranneft, na 1945 lid van de Raad van State en aktief in de In dische lobby in Nederland, verraadt een zekere wanhoop: "Wij hebben zoo lang mogelijk afgewacht, of iets anders nog mogelijk zou worden, maar daarin zijn wij volledig teleurgesteld We hebben steeds in de hoop geleefd dat (de Indische regering) eens door Nederland zou worden "bijge wezen". Acties in Indië zelf - voor zoover nog de mogelijkheid daartoe bestond - hebben niet de minste in vloed ten goede kunnen hebben(...). Ondanks alles schoven we hoe langer hoe meer naar de totale afbraak toe Men gaat hoe langer hoe meer inzien, dat men op den duur volkomen afhankelijk wordt van de republiek. Dit schijnt, internationaal en Neder lands-nationaal gewild, het voor den Indo bestemde noodlot te moeten worden(...). Wat kunnen, wat mogen, wat moéten wij, leiders van de groo- te massa kleine Indo-Europeanen on der dergelijke omstandigheden anders doen, dan wat we gedaan hebben?" De heroriëntatie van het IEV berustte in de eerste plaats op een uit nood geboren acceptatie van de gewijzigde verhoudingen in Indonesië sedert de Japanse bezetting. Deze bezetting ver oorzaakte een ommekeer in de maat schappelijke verhoudingen. Geschool-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 14