POIRRIE'S
PERIKELEN
PA50 MM
ZWIJNENJACHT
Toen we in Rasoean aan de Komme-
ring-lllir lagen, was er een dienstplich
tige KL'er, Dorus was zijn naam,
die persé met me mee wilde op
zwijnenjacht. Na veel zaniken hij z'n
zin, maar om de boel leuk te houden
gaf ik hem de consignes mee niet te
praten of roken, achter mij te blijven
en in geval van nood te blijven schie
ten.
Op een van mijn stekjes, een verlaten
galangan, namen wij onze posities in,
zo'n 50 meter uit elkaar, iets boven
het struikgewas uitstekend en met de
ruggen naar elkaar toe zodat we elk
een helft van het slagveld konden
overzien. Dorus hield zich strikt aan
de instructies, er kon niets mis gaan,
ik had hem trouwens een plaats ge
geven waarvan ik wist, dat de zwijnen
er niet op af zouden komen, tenmin
ste niet op die tijd.
Helaas bleek dit mijn zoveelste mis
calculatie te zijn en deden ze het deze
keer wel. Een kudde van rond 20 stuks
met voorop een chagrijnige beer met
het voorkomen van een neushoorn
kwam recht op Dorus af. De jongen
moet een ogenblik buiten westen zijn
geweest bij de aanblik van het mon
ster en zijn kornuiten, maar kwam
weer gauw bij zinnen en begon toen
als een razende op de kudde in te
schieten. Jammer genoeg was de kud
de toen al onder zijn opstanje door in
mijn richting gerend.
een grote parkeerplaats in Frankrijk.
We waren zo'n beetje de laatste gas
ten, die nog op het ongenietbare voed
sel van het Motel zaten te kankeren.
Het personeel was al druk bezig met
de boel te ontruimen.
Uit mijn mijmeringen gewekt door het
gestamp van de kudde en het gedon
der van Dorus' Lee Enfield kon ik
niets anders doen dan dekking zoe
ken en aftellen. Bij 10 wist ik dat zijn
magazijn leeg was. Ik ben toen van
mijn stelling af gesprongen en heb
hem nagezet tot in Rasoean.
DEUREN
Mijn moeder was mij vroeger altijd
kwijt. Niet haar schuld, ik vergat
meestal door te lopen als dat gewenst
was en omgekeerd, met alle gevolgen
van dien.
Een tijdje geleden hielden we rust op
20
Gewoontegetrouw begaf ik me na de
maaltijd even naar het toilet, altijd ge
makkelijk, want als je in de auto weer
moet, ben je verplicht tot de volgende
parkeerplaats te wachten.
Weer terug bleek, dat iedereen de
tent al had verlaten en alles op slot.
Ik ben er toen achter gekomen hoe
veel deuren er in zo'n glazen warong
zitten, iedere deur kwam weer uit op
een volgende lokaliteit met nog meer
deuren. Het barstte wel van de Franse
teksten, maar daar snapte ik geen bal
van.
Na ongeveer een half uur rondrennen
kwam ik ineens voor een dubbele
glazen deur waarachter een kennelijk
buitenlandse werknemer stond te
grijnzen. Hij maakte de deur open en
zei nog wat in een vreemde taal, dacht
zeker dat ik een verdwaalde landge
noot was.
Goed en wel in vrijheid zag ik iets
verderop mijn familie staan, op een
grasveldje. Ik dacht eerst dat ze ston
den te huilen van ontroering of zo.
Bleek, dat ze van buitenaf de hele film
hadden kunnen volgen en eerst 25 mi
nuten slap hadden gelegen van 't la
chen en toen pas zijn gaan zoeken
naar een vent met een sleutel. Van
je familie moet je het maar hebben.
"JACHTDOOP"
Mijn "jachtdoop" heb ik ondergaan in
de prachtige omgeving van Tawang-
manggoe. Een trieste ervaring omdat
ik toen nog net iets kleiner was dan
het gemiddelde jachtgeweer lang en
daarom maar belast werd met de zorg
over een petroleumblik gevuld met
boengkoesans nasi-petjil en een brok
getoek voor een heel weeshuis.
Van de barre heenreis kan ik me wei
nig meer herinneren dan dat ik er uit
eindelijk toch in slaagde de etenswa
ren in het blik te houden en zonder al
teveel achterstand aan te komen. Van
de eigenlijke jacht is me ook weinig
meer bekend, behalve dan dat er geen
zwijnen waren en er van alle kanten
geschoten werd op allerlei eetbaar ge
vogelte.
De terugreis was helemaal een ver
schrikking. Het leeg gegeten blik werd
met een massa dooie vogels gevuld
en ik moest weer achteraan in de rij
plaats nemen met het zware blik en
een volkomen gestoord gehoor, door
dat een van de heren zo vriendelijk
was geweest mijn linkerschouder te
lenen voor een zogeheten opgelegd
doubletschot op een koppel djohans.
Direkt na de start was er even paniek,
onze gids vond een dode moesang,
zonder kop. Na enig gepalaver was
men het er over eens, dat dit het werk
van een panter moest zijn geweest en
dus iedereen goed uit zijn doppen
moest kijken, vooral de achterste man.
Nou wist ik uit enkele Tarzanfilms, dat
die beesten hun prooi meestal van
achter of van boven bespringen en er
zelfs niet voor terugdeinzen om dooie
vogels te eten, dus wierp ik talloze
malen een blik omhoog en achterom.
Die panter is niet komen opdagen en
we arriveerden voor donker weer
heelhuids in Tawangmanggoe.
Wel hebben we nog even bonje gehad
over de gevederde jachtbuit in het
petroleumblik. Ik had namelijk uit Voor
zorg bij tussenpozen een dooie vogel
over mijn schouder gegooid, voor de
panter. Je kunt nooit weten. Hadden
ze me ook maar niet achteraan moeten
laten lopen.