"SPECIALE MISSIE Nr. 43 in BANTAM (JAVA)" 7 achteraf zo gemakkelijk is. Mijn aller minst afkeurenswaardige bedoeling schijnt echter te hebben geleid tot de absurde situatie dat de zinspelingen in paragraaf 22 van het rapport werden uitgelegd als betrekking hebbende op de heer D. W. N. Kriek. Ik haast me daarom met nadruk dui delijk te maken dat deze zinspelingen in geen enkel opzicht doelen op de heer Kriek. In feite waren het gedrag en de houding van de heer Kriek, van af het moment van mijn aankomst op Tjikotok tot de dag van de officiële overgave van de geallieerde strijd krachten - toen ik gedwongen was overhaast in de rimboe van Bantam terug te trekken - in alle opzichten voorbeeldig en correct. Inderdaad kan er geen betere beschrijving worden gegeven van hetgeen ik in die periode voelde ten aanzien van het gedrag van de heer Kriek en sindsdien over hem ben blijven voelen, dan in dit aan gehecht testimonium hetwelk ik voor de heer Kriek schreef, toen ik verbon den was aan het hoofdkwartier van het 15de Indië-leger in Batavia als Lord Mountbattens speciale militaire en politieke adviseur. Het komt mij uitermate vreemd voor, dat iemand die ook maar iets weet van deze gebeurtenissen, de heer Kriek in verband zou kunnen brengen met eerder genoemde zinspelingen. Maar hij verzekert mij dat dit wel zo is en daarom kan ik niet scherp genoeg zulk een oppervlakkig en haastig oor deel over het gedrag van iemand, die in mijn gedachten een officier en heer is geweest, aan de kaak stellen. w.g. Laurens van der Post Kolonel Laurens van der Post C.B.E. Antwoord van de heer Kriek aan kolo nel van der Post op zijn brief van 1 januari 1980. Amsterdam, 6 februari 1980 Geachte heer, Het spijt mij U te moeten mededelen dat Uw brief van de 1ste januari mij in het geheel niet bevredigt. Ik ben te leurgesteld dat U opnieuw terugkomt op het geheime rapport, omtrent men sen op de mijn, van Paul Vogt. Ik ken de inhoud er niet van, maar om U de waarheid te zeggen ben ik er absoluut niet in geïnteresseerd omdat het niets te maken heeft met en geen excuus kan zijn voor wat U schreef over mij; niet Vogt, maar U zelve bent ten volle verantwoordelijk voor Uw eigen woor den I Uw verontschuldiging dat U met op zet het noemen van namen achterwege liet is niet erg overtuigend, want, als ik schrijf, in 1945 evenals in 1980, over "de commandant van geheime missie nr. 43, verblijvende op de Tjikotok mijn van de 6e tot de 8ste maart 1942" dan kan er geen misverstand bestaan dat ik hier verwijs naar kolonel van der Post en wanneer U in Uw officiële ver slag aangeeft, zelfs inderhaast (sub 12): a. twee dagen later arriveerde ik op een mijndorp in het woeste gebied van Bantam genaamd Tjikotok b. Maar gedemoraliseerd ten gevolge van gebrek aan leiderschap c. Wij namen de leiding over dan is het duidelijk dat deze denigre rende verklaringen betrekking hebben op de heer KrieK. Hetzelfde geldt voor Uw beschuldi ging op pag. 6 van Uw rapport sub 22: Het gaat mijn bevattingsvermogen te boven waarom, alleen terwille van de erkenning van Paul Vogt, U mijn per soon moest bekladden en waarom U, tot nu toe, niet ruiterlijk toegeeft dat U zulks deed en om welke reden. Ik heb gedaan wat ik kon om te trach ten U te overreden mij officiëël te rehabiliteren. Nu kan ik alleen nog mijn eigen weg volgen om genoeg doening te verkrijgen, w.g. D. W. N. Kriek sr. door D. W. N. Kriek is thans ook a f 29,50 verkrijg baar bij Boekhandel Moesson. Nabeschouwing van het voorgaande Ik kom hierbij terug op paragraaf 22 van het geheime rapport van kolonel van der Post. Deze verklaring rammelt aan alle kan ten. De mijn-directeur, de heer Fechner, zat op het ogenblik van de overgave van kolonel van der Post in een inter neringskamp in Batavia, terwijl de heer Kriek bij de komst van kolonel van der Post en zijn groep in Tjikotok de terri toriaal commandant was en hij voorts in de open brief van kolonel van der Post geroemd wordt om zijn dapper en ridderlijk gedrag. Het is mij niet duidelijk waarom kolo nel van der Post deze paragraaf in zijn zeer geheim rapport niet wil rectifice ren aangezien hij dat in feite in de open brief wél doet. Kolonel van der Post heeft, dunkt mij, autoriteit genoeg om dit te bewerkstelligen. De moeilijkheid is te moeten verkla ren hoe kolonel van der Post tot de onjuiste redactie van par. 22 is ge komen. Het was èn op Tjikotok en bij de Missie nr. 43 in de bergen boven Tjikotok bekend dat door een employé van de mijnbouwonderneming verraad was gepleegd. Mogelijk heeft dit feit èn de haastige opstelling van het rap port een rol gespeeld bij de foutieve redactie van par. 22. Uiteraard is de foutieve redactie niet goed te praten, maar het lijkt mij vooralsnog te ver gaan om hier van kwade trouw te spreken. In dit verband kan ik een persoonlijke ervaring mededelen. In juli 1984 kreeg ik van een vriend ter lezing het boek van Laurens van der Post getiteld: "The night of the new moon". Hierin beschrijft de auteur zijn belevenissen in twee krijgsgevangen kampen in Bandoeng, waarin ik mij ook bevond. De beschrijving vond ik zo bijzonder boeiend en levendig, en in grote trekken in overeenstemming met mijn ervaringen, dat ik mij aan de vertaling ervan zette, aangezien het mij nuttig voorkwam dat het Neder landse volk in alle geledingen op de hoogte wordt gebracht van hetgeen de krijgsgevangen landgenoten onder de Jap te verduren hebben gehad. Ik had de prettigste herinneringen aan het contact met kolonel van der Post in de kampen en was totaal onkundig van het conflict tussen hem en de heer Kriek, die ik niet kende. In de maand november '84 bracht ik kolonel van der Post een bezoek om hem toestemming te vragen zijn boek te vertalen. Uiterst vriendelijk werd ik ontvangen en tijdens de bespreking over de inhoud van zijn boek heb ik hem op twee punten gewezen die naar mijn mening correctie behoefden. Zo schrijft hij dat het Nederlands-In dische Leger vóór de capitulatie in maart '42 geen schot had gelost. Dit is een aperte onjuistheid. Afgezien van de inzet van onze vlie gers in Singapore is er gevochten voor de herovering van het vliegveld Kali djati en op de Tjiater, waarbij velen sneuvelden. Een tweede bemerking maakte ik dat bij de vermelding van verraders onder de Indo-Europese mede-krijgsgevange- vangenen, veel te ongenuanceerd over de Indo-Europeanen in negatieve zin wordt geoordeeld. Ik deelde kolonel van der Post mee dat een aanzienlijk aantal officieren van het KNIL Indo- Europeaan waren, onder meer de voor ganger van Generaal ter Poorten, nl. Generaal Berenschot, een algemeen geacht officier, die jammerlijk bij een vliegtuigramp omkwam, een paar maanden vóór Pearl Harbour. Kolonel van der Post reageerde op mijn bemerkingen dat hij zeker bij een volgende druk van zijn boek correc- tie's ten opzichte van deze aangele genheden zou aanbrengen. Hij zei daarbij letterlijk: "I don't want to hurt anybody". Ik heb bij dit bezoek geen zweem van anti-Nederlandse instelling van Kolonel van der Post kunnen op merken. Samengevat kan mijns inziens gezegd worden: (lees verder volgende pagina)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 7