Nogmaals rengat Beroering in Blang-Me (Veertien dagen voor resident Aardeman in alle bestuurswaardigheid kon aan treden.) "Weet U hoe wij democratie uitspreken in het Hoog-Maleis?" Zoals altijd, doet het gebruik van zuiver Nederlands erg prettig en hoffelijk aan. "Dem man krossi" vervolgt de Sultan van Rengat met een olijk vonkje in zijn ogen; en legt metéén uit, dat voor alléén pasar-maleis sprekenden; het onbekende "dem" neerkomt op "ik" of "zij". Dus: "Ik wil (ook) een stoel(tje) "Democratie". Tja, wij konden na deze eerste dagen van de Tweede Politionele Actie ook wel een stoeltje gebruiken; de diepere betekenis van des Sultans "mot" drong even later door en veroorzaakte een appreciërend gegrinnik. Soekarno's stoeltje stond in ieder geval metéén na het begin van de Actie dichtbij op Banka, duizend mijl van Djokjakarta en achter tralies; wij voeren nu de monding van de Indragiri-rivier op naar Tembilahan en Rengat. Twee nachten tevoren hadden wij troepen en de Sultan geëmbarkeerd in de Riouw-Archipel. Wij hadden toen Selat-Pandjang, iets Noordelijker ge legen op Sumatra's Oostkust, al bezet, met een nachtelijke zwemactie vanaf onze motorvlet door de Luitenant Ger- verdink en zijn kleine KNIL-groep. De volgende dag bekeken wij dit plaatsje, dat plotseling helemaal rood-wit-blauw vlagde (waar die vlaggen vandaan kwamen mag de hemel weten, maar besturen is tenslotte vooruit zien). Die avond aan boord werd een film ge draaid voor de plaatselijke "notabelen" om onze vreedzame bedoelingen te onderstrepen. In de nacht bleek, dat dit een aanvechtbaar resultaat had gehad, toen een oeler-belang aan dek werd tegengekomen. Gerverdink, die als Plaatselijk Militair Commandant achter zou blijven, wilde direkt onder zoeken wie dat stuk ellende aan boord had bezorgd. Omdat de volgende op dracht (opstomen om Knil-troepen te laden) al binnen was. werd één en ander "getoetoepd". In ieder geval weer een onrustige nacht. De volgende nacht navigeerden wij op het S-8-radartje bij zeer slecht zicht naar de embarkatie-plaats en begon het aan boord nemen van de Sultan, een KNIL-compagnie en de 7-Decem- ber-Divisie-Overste, militair comman dant van het gebied met zijn staf. Tij dens dit gebeuren meldde de korpo raal-ziekenverpleger (ex-marinier en tijdens WO II Nederlands kampioen duivenmelker geworden door het kwe ken van een rood-wit-blauwe duif), dat we iemand met de (builen)pest aan boord hadden. Nou trokken we ons in principe niet veel aan van zulke diag noses, want de na-oorlogse totok doktoren in Soerabaja waren al maan den bezig met onuitvoerbare anti-pest voorschriften door te drukken, en dat in een haven waar de te hijsen gele quarantaine vlag was vervangen door een permanent vastgespijkerde gele plank op het havenkantoor omdat er binnen de zoveel kilometer altijd wel een pestgeval viel te melden. Maar ja, onder onze omstandigheden zou mogelijk werd gemarkeerd. De rivier een hele compagnie moeten vervallen, er was gelukkig een KNIL-Officier van Victoria Kaulbach en Ir. J. J. Ch. van Waardenburg Na "Opstand in Lhong" de tweede Atjehse roman van deze auteurs. In dit boek ligt de nadruk op het bestuurswerk van ambtenaren en het wel en wee van de be volking in de 30-er jaren. Enkele foto illustraties. 239 pag. ISBN 90 70301 34 2 35,— De "Militaristische" bemanning van Hr.Ms. "Batjan" 1949: Commandant: katjong poetih, veteraan onderzee dienst no. II. Eerste Officier: Zuid- Afrikaanse moeder, vet. onderzee dienst No. II. Hoofd Mach. Kamer: Vakdienst-officier techn. dienst, Na vigator: Kon. Mar. Reserve - Ex. po litieman Utrecht. Verbindingen: Kon. Mar. Reserve - Koopvaardij 3e stuurman. Artillerie: Kon. Mar. Re serve - Bijna afgestudeerd veearts. Manschappen: 75 Onderofficieren, korporaals en manschappen, waar van meerderen reeds 9 jaar van huis. Gezondheid op de wal, dus werd de "patiënt" daar naar toe vervoerd. Een uur later, nog steeds troepen embar- kerende, kwamen een glunderende patiënt plus ziekenpa terug. Wel een gele tong en opgezette liezen, maar het ene kwam door te veel roken, het andere door een wond aan de teen. Volgeladen, maar met een zorgenpak minder, scharrelde Hr. Ms. "Batjan" door het nog steeds minieme zicht, tussen de Riouw-eilanden naar de mond van de Indragiri-rivier. De haar toegewezen RP's (kleine patrouille vaartuigen met zo'n 12 man beman ning) had zij radiografisch zo gesta tioneerd, dat de vaarroute volgens vooroorlogse kaartgegevens zoveel stootte immers haar modder bij zulke hoeveelheden uit, dat voortdurende hydrografische opname en bijhouden op de zeekaarten, een vooroorlogse routine was geweest. Na vier jaren Jappen-bezetting was van de kaarten weinig zekerheid meer te verwachten, terwijl toch gewenst was, dat wij tegen daglicht bij Tembilahan (halverwege de rivier) arriveerden, om de troepen met voor hen zo gunstig mogelijke omstandigheid te landen. Wat gevreesd was, werd werkelijk heid. Het schip liep de volgende nacht vast in de modder. Wel bij tevoren berekende laagwaterstand, zodat het opkomende getij haar uit haar boeien zou bevrijden. Maar in plaats van bij ochtendschemer aan te komen, werd het nu een mooie daglicht tocht met al het schietmateriaal (één kanon van 10 cm, twee 40 mm en vier 20 mm mitrailleurs) gereed om te schieten op alles wat ons van de rivieroevers mocht belagen. Het in de aanvang hiervoren gemelde gesprek met de Sultan was een ge volg van dit mooie stukje rivier-vaart. Nadat een onaangenaam intermezzo met de 7-December-Overste over het landing-uitstel was geëindigd in een korte mededeling van de commandant, dat hij hier Schipper naast God was en dat Onze Lieve Heer de omstan digheden had gewild zoals ze waren, had de commandant van Hr. Ms. "Batjan" zich verdiept in de beschou wingen van de Indonesische voorma lige bewindsman van dit gebied. Hij vergenoegde zich vooral in het zui vere Nederlands, dat hem deed den ken aan begin 1946, drie jaar tevoren, toen het gif van de politiek nog niet was doorgedrongen. In Boelèlèng op de Noordkust van Bali had hij toen de Gdé Agoeng Gdé met diens echt genote aan boord van Hr. Ms. "Korte- naar" mogen ontmoeten. De Agoeng schroomde toen niet, om na de ka rige Jappen-jaren, van wie hij maar kon een sigaret te "bietsen", totdat uit de hoek van de echtgenote, in dat zelfde glaszuivere Nederlands de op merking kwam: "Waarom vraag je niet tegelijk een heel pakje?" Dit verhaal was juist beëindigd, toen in het oever-struweel, het half verbor gen karkas van een speedboot in zicht 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 18