0 ecör vlucht. wordt verbroken. Who's right and who's wrong? Laten we voorlopig eens zo'n studie op tafel leggen, een studie overigens die is verricht voordat eer der genoemde catalogus werd samen gesteld. De Dingen Die Niet Voorbij Gaan Op tafel ligt een doctoraalscriptie ge titeld "De Dingen Die Niet Voorbij Gaan", met als ondertitel "Een essay over Indo's, etniciteit en symbolen". Deze scriptie is geschreven door Mag- da Carion die aan de Nijmeegse uni versiteit Antropologie heeft gestu deerd, Magda is een Belgische. In het voorwoord van de scriptie zegt zij onder meer het volgende: "Een vaag gevoel van onbehagen bekruipt me als ik de woorden lees die de weduwe van Tjalie Robinson uitsprak op de jaarlijkse feestdag van Moesson in Den Haag: "En dan komen er iedere week wel journa listen en studenten en die willen dan weer alles weten van de Indische gemeenschap. Dat houdt maar niet op, alsof we studiemateriaal zijn..." Nu maakt Magda verder niet duidelijk waarom zij zich daarbij onbehagelijk voelt, maar wanneer we aannemen dat het komt omdat duidelijk werd gezegd dat de Indische gemeenschap niet als onderzoekobpect wenst te fungeren, worden haar kriebels enigszins duide lijk. Wanneer volken, rassen en groe pen (door derden) niet meer bestu deerd wensen te worden, kunnen ver schillende studierichtingen opgedoekt worden, onder andere Antropologie. Studiemateriaal blijken Indische men sen weldegelijk te zijn. Dat blijkt bij voorbeeld wanneer Magda zegt: "Prof. Dr. A. Trouwborst dank ik voor het feit dat hij mij attent maakte op In do's Verder blijkt dat uit het 45 bladzijden tellende eerste gedeelte van de scrip tie (dat in totaal 90 bladzijden omvat), waarin een vaktechnische uiteenzet ting en verdediging wordt gegeven van bepaalde methoden van antropo logisch onderzoek. Na dat overigens verhelderende exposé kom je alleen te weten dat antropologisch onderzoek ook buiten de beproefde paden ver richt kan worden: dat het zogeheten veldonderzoek niet alleen ver weg in de bush bush gedaan kan worden maar ook in de direkte omgeving van de onderzoeker. Die kan dus gewoon thuis slapen en 's morgens de fiets of bus pakken op weg naar het object van antropologisch onderzoek, in Mag- da's geval de Indische Nederlanders. Magda pleit vurig voor deze nieuwe methode en voor de leek als onderge tekende rijst de vraag of dat pleidooi niet is ingegeven door een behoorlijke portie opportunisme. Gemak dient nu eenmaal de mens en wanneer om de hoek Indische Nederlanders wonen op wie je af kunt studeren - wanneer je daarop attent bent gemaakt - waarom zou je dat dan niet doen? Maar goed, "Merkwaardig medisch fenomeen, zijn bin nenwerk is volkomen identiek aan het on- wat heeft onze antropologe allemaal te zeggen. Bijvoorbeeld dit: "Een boeiend gegeven lijkt mij de symbolische betekenis van Indische gerechten. Zonder hier dieper op in te kunnen gaan, mag ik een mede deling van een Nederlandse vrouw, gehuwd met een Indo, niet onver meld laten: "Ik weet hoe het gesteld is met mijn relatie tot mijn schoonmoeder, aan het soort koekjes dat ze me voor zet". Meer informatie heb ik ten aanzien van dit gegeven niet beko men. Men hoeft evenwel maar een Indisch kookboek te doorbladeren om bevestiging te vinden van wat eerstgenoemde Nederlandse vrouw vertelde: sommige gerechten (o.a. spekkoek...) vragen dertig eieren voor de bereiding. Het oorspronke lijke gerecht veronderstelde de sa menwerking van twee mensen. Ko ken was blijkbaar een aangelegen heid die het contact tussen vrouwen bevorderde. Het zou boeiend zijn te onderzoeken of dit klaarmaken van grote hoeveelheden, bijvoorbeeld ter gelegenheid van bepaalde bij eenkomsten, nog deze functie ver vult". keuken, waar er altijd maar één stond en staat die niemand anders naast zich duldde of duldt tenzij om te radjang. Bijpraten gebeurt binnen bij het snoe pen en eten. Een andere, meer zinnige, stelling van Magda is de volgende, een gedeelte uit haar slothypothese: Het zou kunnen dat Indo's, die door de geschiedenis en reacties van de dominante (Nederlandse, R.B.) cul tuur zichzelf beleven als inferieur, hun eigen waardegevoel tot uitdruk king brengen door hun beter-zijn te beklemtonen op die terreinen die eigen zijn aan alle mensen: de fy sieke aspecten. Waar sociaal prestige geen criterium van onderscheid is, wordt door het beklemtonen van hogergenoemde as pecten, de verstoorde machtsbalans enigszins in evenwicht gebracht. Het terrein dat Indo's voor zichzelf af bakenen als onderscheidend van "Hollanders" heeft te maken met wat zij eervol vinden. Meermaals wordt een uitspraak terzake bena drukt met: "het hoort zo. Nederlan ders weten niet hoe het hoort Het bovenstaande slaat op hetgeen Magda na verschillende gesprekken met Indo's heeft geconcludeerd. Indo's vinden zich in tegenstelling tot Ne derlanders: rein, gastvrij, in staat te improviseren, vriendelijk, hoffelijk, in nerlijk beschaafd, emotioneel en stil. Dat alles zou de Indo zijn zelfrespect geven en dat alles zou hét verschil aangeven tussen "wij" (Indo's) en "zij" (Nederlanders). "Voor Nederlanders" aldus de slotzin van de scriptie, "kan dit het beeld op roepen van een geruisloze assimilatie, maar voor Indo's zelf kunnen deze symbolische strategieën de band zijn, die hen als groep samenhoudt, die hun waarde gevoel bevestigt en hen on derscheidt van andere culturele groe pen. Voor hen zijn het de dingen die niet voorbijgaan". Een slotzin om over na te denken, zeker, maar ook een om te weten en £xkmh- B.B.efc Kijk, nu is het mjjn beurt om bekropen te worden door onbehagen. Complete kolder, foute en voorbarige conclusies en totaal geen kennis van de Indische (lees verder volgende pagina) "Uw vakje zit nog 2 treden hoger, meneer Jansen." 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 13