OERENG EN ANDERE DIEREN UIT MIJN JEUGD Mijn eerste indrukken van dieren die me bijgebleven zijn, stammen uit de tijd toen mijn vader administrateur van de Thee- en Kinaonderneming Patoea-Wattie was, de hoogste theeonderneming van heel Indië, ten zuid(westen) van Bandoeng op de berg Patoeha (2424 m hoog en best koud af en toe). Uit de tijd dat ik me op handen en knieën voortbewoog in mijn tjelana-monjet, met grote zak voorop herinner ik me mijn eerste vriend Oereng, een Airedale-terriër. Je kent ze wel, roestbruin met donkere vlekken, zo'n 60 cm hoog met stug haar en rustig slim karakter. Ma vertelde, dat toen ze hem pas gekocht had, hij niet wenste te eten. Het lekkerste eten in zijn hondenbak liet hij staan en Ma was radeloos na een paar dagen. Uit wanhoop gaf ze hem een kliek van tafel in haar bord en dat vrat hij gulzig op, tot stomme verbazing van Ma. Zo kwam ze er acher dat Oereng alleen van een porseleinen bord wenste te eten, paste ook wel bij zijn aristo cratische gedrag. Hij had een hekel aan vechten. Werd er op het terrein door twee honden gevochten, dan stortte hij zich in het strijdgewoel, greep er een bij zijn nekvel en slingerde die rechts en de ander links van zich en bleef als een scheidsrechter tussen de twee heen en weer lopen, ze vermanend tussen de opgetrokken lippen de 10 geboden voorhoudend. Ze dropen dan vrij snel af en dan zocht Oereng mij weer op, want bewaken deed hij graag. Wij hadden een sterke band samen, mijn eerste speelkameraad, die ik al krui pend aan alle onderdelen trok en trachtte te demonteren, maar nooit heeft hij mij iets gedaan, zelfs niet toen ik mijn tandjes in zijn korte staart zette, of zijn tong probeerde te ont koppelen. Werd het hem te erg, dan stond hij op en ging ergens anders liggen en zo schuifelde ik achter hem aan. Het liefst sliep ik bij hem in de mand en natuurlijk kreeg ik op mijn kop van Ma als ik zo bezig was met mijn "die renliefde", zij was ook de enige die dat van hem mocht, want zelfs bij Pa wrong hij zich er tussen en probeerde mij te beschermen. Oereng en ik groei den samen op en alleen bij de kabel baan, hoog boven de fabriek kregen we Oereng uit zijn stoicijnse gedrag, want die voortijlende volle theezakken werkten als een "rode lap op een dolle stier". Dan probeerde hij ze te pakken in volle vaart en gelukkig waren de meesten te snel en te hoog. Maar eenmaal had hij er een tussen de ka ken en we zagen Oereng hangend aan de zak over het ravijn richting fabriek zeilen. Op slag was het zo leuk niet meer en mijn broer en zus jes holden in paniek omlaag en toen verwenste ik het, dat ik nog van die korte pootjes had. Gelukkig kwamen ze me met Oereng weer tegemoet. Een terriër laat niet los... "zo vast houdend als een terriër, zeggen ze, dat weet ik nu. Het was toen ook onze schuld. Die kabelbaan liep van heel hoog, dwars door de theetuinen naar de fa briek. De geplukte thee werd dan in zakken aan een katrol gehangen en kwam dan zo de fabriek binnen. Om de zoveel meter werd de kabel via houten bogen geleid en als je nu de boel wilde pesten, zocht je een dikke stok, zette die dwars in zo'n boog en dan ving je vier, vijf of meer zakken op en dan liet je ze tegelijk weer los. Beneden konden ze de aanvoer dan niet aan en werd er hardgrondig ge vloekt en wij hadden kortstondig lol. Tijdens zo'n geintje kreeg Oereng die zak te pakken. We hebben daarna nooit meer in zijn bijzijn dat grapje uitgehaald. Het was ook of je hart stil stond als je daar je vriend, hangend aan zo'n zak over de afgrond ziet wegzeilen. Natuurlijk hadden we thuis ook nog andere dieren behalve Oereng. Graag trok ik op met de kebon. Die toverde in mijn ogen van alles uit de grond. Hele dikke tjatjings soms zo groot, dat ik ze amper in mijn handjes kon omvangen en uren was ik dan zoet, want telkens kwam hij weer tussen andere openingen van mijn toegevou wen handen tevoorschijn, hoe ferm ik ze ook samenkneep. De baboe kreeg rillingen als ik ze kuste uit pure ge- mesheid. Uitgespeeld, verdwenen ze de zak van mijn tjelana-monjet in. Helemaal gek was ik op die grote dikke witte larven van de meikever, engerlingen, of hoe heten die ook alweer? Je moest van heel goede huize komen, wilde ik zo'n schat aan iemand cadeau geven. Dat lukte slechts Tante Dé van der Steen, die ik adoreerde en daarom ook de griezels over de rug bezorgde door zo'n bezit te overhandigen. Ze vroeg me, waarom ik ze zo lief vond en mijn antwoord was: "Ze heb ben van die mooie blauwe oogjes". Die beesten hadden notabene hele maal geen oogjes, maar ik hoorde dat zo vaak over mijzelf zeggen als er vreemden een oordeel over mij kwijt wilden, dat het gewoon erbij hoorde op de een of andere manier. Zelfs koningin Astrid van België, die ik een handje moest geven had het over die ogen van me. Ik was dood verlegen bij die drukte, vond haar best lief, maar het feest eromheen met het vuur werk en de draak die voor de bevol king werd opgetrommeld maakten me Pa, mijn speelmakker Oereng en ik. bang en baboe moest me troosten. De dagelijkse ellende kwam, als ik mij 's avonds moest uitkleden en de in houd van de zak van mijn hansop werd leeggehaald. Ik kón er geen afstand van nemen en wilde ze liefst mee in bed. Ondanks alle redelijke gesprekken kon ik maar niet begrijpen dat dat niet mocht. Brullen en telkens weer werd alles in een bakje gedaan en weer buiten gezet en kreeg ik als troost mee, dat ze dan weer naar hun Ma ma's konden teruggaan en inderdaad vond ik de bak weer leeg, de volgen de morgen. Opgewekt begon ik dan weer te verzamelen. Niet elk beest vond ik leuk. Zo trapte ik eens tijdens een boswandeling in een nest van engangs (heb toen op sterven na dood gelegen, met erg hoge koortsen), rangrangs ging ik ook maar liever uit de weg. Walangs lieten mij met een bewegend pootje in de hand achter en dat vond ik vreselijk en de ketèk (Java-aap) die de planter (Feentjer) in de buurt aan een lange ketting in de tuin had. Die heeft me handenvol blonde krullen uit mijn hoofd getrokken en ik weet nóg niet waarom. Vergelding uit het vorige leven, denk ik dan maar, al had ik daar toen nog geen weet van. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 18