Tolkantoor Lingkas Tarakan (Slot)
Specificatie Banksaldo
Fonds 125 duizend
Saldo per 1-1-1985 bij ABN f 17.009,97
Bijgekomen van rente - 17.457,10
Vrijgekomen deposito - 5.000, --
39.467,07
Vastgezet op 5 jaar vast
deposito 10.000,--
Vastgezet op
6 jaar vast
deposito - 17.500,-- - 27.500,--
11.967,07
Overboeking rente naar
Bruine Bus
434,42
Saldo per 31-12-1985
incl. 50,-- Kapitaal f 11.532,65
Specificatie Banksaldo
Fonds ex-KNIL-ers in Indonesië
Saldo per 1-1-1985 697,80
Bijgekomen v. donateurs - 1.175,--
1.872,80
Overgemaakt n. Indonesië - 406,25
f 1.466,55
Ons reservefonds voor moeilijke dagen
Moesson wil geen subsidie. Het wil voort
bestaan alleen als U dat wilt. Met uw steun
poekoelen wij teroes.
Hieronder laten wij, onder hartelijke dank
zegging aan alle schenkers, de verant
woording volgen van de giften die zijn
binnengekomen voor het reservefonds voor
Moesson over april 1986
H. Aarts 30,E. C. van Ahee 25,J. C.
van Altenburg 25,—; W. Boverhof 25,—
A. Burg 10,—; A. M. H. de la Croix 10,—
R. F. Gors 25,L. C. F. de Graaff 25
J. W. de Groot 10,T. Heyman 10,
G. Hoekendijk 20,—; J. C. L. Jansz 10,—
J. H. Kuyt 8,R. Mariouw 40,D. E. J
Meyer-Wiersma 100,E. Musper 20,
B. M. Naberman 20,H. de Quant 10,
M. Portier 15,R. Sebo-de Graaf 25,
A. v.d. Star-Valberg 7,50; W. Stout 25,
G. Vroomen 3,J. Willemsen-Sterckx
10,Mirjam Kroonenburg 40,
Totaal ontvangen in april 1986
voor P.T.P. f 548,50
Na de komst van de TNI bereikte de smokkelhandel een hoogtepunt. Het was
dan ook geen wonder, dat mijn kantoor voor de helft was volgestouwd met aan-
qehaalde goederen. Omstreeks juli 1950 kreeg ik bezoek van een djaksa-mi liter,
auditeur militair, die op vriendelijke, doch zelfverzekerde toon mij verzocht de
aangehaalde goederen aan hem over te dragen. Hij had de rang van kapitein,
die een heilig ontzag had voor personen met een hogere rang dan de zijne.
Dat meen ik te moeten opmaken uit het feit, dat hij enkele maanden later met
trots op zijn distinctieven wees, alsof hij wilde zeggen: Nu zijn we van gelijke
rang." Naar men beweerde, was hij tot de souvereiniteitsoverdracht klerk op
het kantongerecht van Bandjarmasin.
Daar de goederen als bewijsstuk moesten dienen, legde ik hem even vriendelijk
uit, dat ik de goederen alleen mocht afgeven na een rechterlijk vonnis. Als hij
het daarmee niet eens was, moest hij maar contact opnemen met het douane
hoofdkantoor. Na een uurtje gemoedelijk "kibbelen" verliet hij met lege handen
het kantoor.
KNIL:
J. Jacobse
M. Portier
f 15.-
f 30,—
Totaal ontvangen in april 1986
voor KNIL f 45,
STAL 18;
J. H. F. Olive
W. F. Olive
f 400,—
f 400,—
Totaal ontvangen in april 1986
voor Stal 18 f 800,
In augustus reed een jeep, waarin
een politieman en vier gewapende
militairen zaten, de oprit op en stopte
voor de deur van mijn kantoor, zoda
nig, dat de deur werd geblokkerd. De
politieman stapte uit en kwam voor
mijn schrijftafel:
"Toean, ik moet u arresteren."
"Zo", zei ik, "waarom dan wel?"
Dat had de opdrachtgever vergeten te
vertellen en besluiteloos bleef hij
staan. Daarom besloot ik hem tot han
delen te dwingen.
"Wel, als u mij moet arresteren, doe
het dan," zei ik en bood hem mijn
polsen aan. "Maar mag ik dan mijn
vrouw even bellen, zodat zij wat kle
ren voor mij kan inpakken. Verder
moet u mij toch eens vertellen, waar
om u de hulp van vier met automa
tische wapens gewapende militairen
nodig hebt, en dat om één ongewa
pende man te arresteren. Weliswaar
heb ik een dienstpistool, maar die zit
in de brandkast met een loszittende
loop en er kan niet mee worden ge
schoten."
Mijn nuchtere houding bracht hem zo
van zijn stuk, dat hij zich omdraaide
en met de belofte later terug te ko
men, het kantoor verliet. Hij is niet
teruggekomen en tot mijn vertrek uit
Tarakan heb ik geen enkele last meer
gehad van de politie of van de mili
tairen. Het was nu wel duidelijk ge
worden, dat achter dit alles het leger
zat, omdat ik de goederen niet had
willen afgeven.
Nu moet ik even vooruitlopen op de
geschiedenis. Eerst in Nederland hoor
de ik van een gepensioneerde BPM-
employé, de heer Villanueva (overle
den in 1981), waarom de arrestatie
niet was doorgegaan. Volgens hem
had het Indonesisch Hoofd van Plaat
selijk Bestuur, de heer Abdulgani (op
en top een gentleman) van de zaak
gehoord. Hij had de militairen van hun
ongelijk weten te overtuigen, immers,
men had geen enkele reden om mij
te arresteren.
Enfin, toen de politieman niet terug
kwam, dacht ik dat de kous af was.
De verificateur B. echter, begon na
het voorval vreemd te doen. Soms
sprak hij over Indonesiërs, die hem
wilden vermoorden. Het werd hoe lan-
door P. L. Flinkerbusch
ger hoe erger en uiteindelijk vroeg ik
de BPM-arts om raad. Deze was van
mening dat B. aan achtervolgings
waanzin leed en liet hem in een blok-
cel van het ziekenhuis opsluiten. Uit
het gesprek met B. wist de arts, dat
hij een floret had en als schermer kon
hij een gevaar opleveren voor zijn om
geving, wanneer hij b.v. in de pasang-
grahan weer een aanval kreeg.
Ik heb hem in de cel dagelijks bezocht,
maar er trad geen verbetering op. Wel
constateerde ik tijdens zo'n bezoek,
dat hij lichtbloedende schrammen op
beide polsen en de buik had. Hij ver
telde mij toen, dat hij getracht had de
polsen door te snijden en harakiri te
plegen, maar dat de lepel daarvoor te
bot was. In overleg met de arts be
sloot ik daarom B. zo spoedig moge
lijk over te brengen naar Bandung,
waar zijn ouders woonden.
Op de rede lag een KPM-schip, dat
enkele dagen later naar Djakarta zou
vertrekken. De gezagvoerder wilde B.
echter niet aan boord hebben, van
wege het grote risico Gelukkig
zou er met het schip ook een Gouver
nementsverpleegster vertrekken en zij
verklaarde bereid te zijn voor B. te
zorgen. Toen ik ook nog een beambte
als bewaker meegaf, accepteerde de
gezagvoerder B. als passagier. Vol
gens de beambte werd B.'s hut dicht
gespijkerd en eerst in Djakarta ge
opend.
Uiteraard meldde ik het een en ander
aan het hoofdkantoor met het verzoek:
- een onderzoek te doen instellen in
de arrestatiezaak;
- iets te doen tegen de belangstelling
van de militairen voor aangehaalde
goederen; en
- een eis tot schadevergoeding in te
stellen tegen degene(n), die mij zon
der enige reden daartoe had(den)
willen arresteren, omdat ik van oor
deel was, dat de douane en ik, in
het bijzonder, in een kwaad daglicht
waren gesteld.
(lees verder pagina 16)
13