NEDERLANDS-INDIË Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog BOEKBESPREKING DEEL 11B - PROF. DR. L. DE JONG (SLOT) door Dr. R. de Bruin De manier waarop dr. de Jong de ontwikkeling van het Indonesisch nationalisme in bezet Indië beschrijft, vertoont een zekere mate van ambivalentie. Onwille keurig treedt hij eensdeels op als de Nederlandse voogd, die zijn Indonesische pupil graag ziet groeien naar volwassenheid. Anderzijds veroordeelt hij scherp de eigen wijze, waarop die zijn zelfstandig bestaan tracht te verwerven. Laten wij ons thans losmaken van dat aangemeten voogdijschap en het Indone sische volk op een afstand volgen op zijn weg naar zijn vrijheid. Is het te ver wonderen, dat de nationalisten in bezet Indië de Nederlandse zacsk - die van hun voormalige overheersers - verzaakten en het op een accoord poogden te gooien met de Japanse bezetter, hun nieuwe meester? Neen, immers! Vanaf het moment dat zij inderdaad streefden naar een rechtmatig politieke zelfstandigheid heeft het Nederlands-Indische gouvernement hen op allerlei manieren gedwars boomd. Vooral na de communistische opstand in 1926. Die repressie bereikte zijn hoogtepunt onder de laatste twee landvoogden: De Jonge en Van Starken- borgh. Notabene in het laatste decennium vóór de komst der Japanners. Dit optreden nog zo vers in het geheugen, konden de Indonesische nationalisten niets beters doen dan met de bezetter samen te werken. Als men dat als colla boratie bestempelt, verliest men de juiste verhoudingen uit het oog, dunkt me. Hoe stond die nieuwe meester - Japan dus - tegenover de Indonesiërs? In de vorige aflevering heb ik het reeds ver meld: de inheemse bevolking van de archipel werd door de meeste Japan ners niet als mensen gezien, maar als zielen waar men alles mee kon doen. Het was dan ook niet te verwonderen, dat duizenden Indonesiërs als over- zee-romoesja's werden ingezet. Die inzet was reeds gepland en ten dele ook uitgevoerd, voordat Soekarno op Java terug was gekomen. Bovendien zien wij dat geleidelijk aan de bestem ming van die dwangarbeiders geogra fisch werd ingekrompen tot de eigen regio. Intussen werden van Indone sische zijde hulporganisaties opgezet. Niet alleen om de romoesja's op de werkplek moreel en materieel te on dersteunen, maar ook de gezinsleden die in de desa's achterbleven. Lang zamerhand vond dus een verbetering in hun situatie plaats. En dat terwijl de oorlogstoestand voor de Japanners meer en meer verslechterde. De zelfde ontwikkeling zien wij bij de heiho's, de Indonesische hulpsoldaten van het Japanse leger. Vele inheemse ex-KNIL-militairen, uit krijgsgevangen schap ontslagen, werden tot dienst neming geprest. Daarop werden zij - net als de romoesja's - naar buiten de archipel gezonden om er dwangarbeid te verrichten voor de Japanse strijd krachten. Allengs werden de heiho's ingezet voor de bewaking van inter neringskampen. Daarnaast kregen ze een militaire opleiding en werden in gelijfd bij het Japanse leger, in de regio waar zij geworven waren. In tegenstelling tot de PETA en andere Indonesische vrijwilligerskorpsen ston den zij onder Japanse commandanten. Als wij deze ontwikkeling eens goed bekijken en daarnaast leggen de ver slechterende toestanden in de kampen, dan moet toch geconstateerd worden, dat de Indonesische nationalisten heel veel goeds bereikt hebben voor hun volk. Dat wil zeggen, dat de nationa listen zich duur hebben laten betalen voor hun samenwerking met de bezet ter. Bezien wij een en ander tegen de achtergrond van het aanvankelijk Ja panse voornemen met de Indonesiërs, dan kan zelfs gesproken worden van verzet, zoals dat begrip door dr. de Jong zelf is omschreven (p. 398-399). Verzet, ja, want de nationalisten gin gen daarin verder. Hun hulporgani saties voor romoesja's, heiho- en Pe- ta-militairen en die voor hun gezinnen gebruikten zij om onder deze getrof fenen het nationaal bewustzijn op te wekken en wakker te houden. Dwars tegen de bedoelingen van de bezetter in, dus. Voor deze "ondergrondse" konden zij teruggrijpen naar hun ervaringen, op gedaan sinds 1927. In dat jaar werd de PNI opgericht en georganiseerd volgens het model van de Perhim- poenan Indonesia, de Indonesische (studenten) vereniging in Nederland, die toen Hatta als voorzitter had. Dit Pl-model beoogde de vorming van een boven- en een ondergrondse organi satie. De Indonesische politieke ver enigingen zouden de bovengrondse vormen. In de ondergrondse zaten de vakbonden, de padvinders- en jonge renverenigingen. Naarmate de repres sie van het Nederlands-Indische gou vernement harder werd, gingen steeds meer politieke partijen tot dat Pl-model over. Ook de moslimse PSII van Abi- koesno. Omdat deze partij die zitting had in de Volksraad, door de Indische opsporingsinstanties wegens haar co- operatieve opstelling ontzien werd, vonden verschillende leiders van non- coöperatieve groeperingen daar een tijdelijk veilig onderkomen. Zo ontstond een hecht ondergronds samenwer kingsverband onder de nationalisten van diverse pluimage. Het was naar deze vorm van verzet waarheen Soe karno verwees, toen hij inging op het voorstel tot samenwerking met het Japans militair bestuur op Java (p. 266). reiteiijk was het pas in 1945, dat de Japanners op Java schoorvoetend uit voering gaven aan hétgeen in septem ber 1944 door Tokio aan de Indone siërs was voorgespiegeld. De opstand van het Peta-bataljon in Blitar (Oost- Java) versterkte een tijdlang deze aar zeling van het militair bestuur. Eerst toen de situatie door de val van Duits land voor Japan onhoudbaar was ge worden, werd aan de nationalisten meer de vrije hand gegeven. Zij het dat twee Japanse inlichtingendiensten controle uitoefenden op de voortgang en richting, waarin de nationalisten zich bewogen. Van legerzijde was het de Beppan die ook toezicht had op de Peta, voor de marine fungeerde het liaisonkantoor van schout-bij-nacht Maeda te Djakarta. Het was ook in de woning van laatstgenoemde, dat in de nacht van 16 op 17 augustus de tekst van de proclamatie werd geconcipi eerd. Ter afsluiting van deze affaire: Soe karno en Hatta waren ontvoerd en naar de Peta-legerplaats Rengasdeng- klok gebracht, omdat dit gebied door de commandant van de Peta-eenheid tot Indonesisch vrijgebied was ver klaard. Het lag in de bedoeling dat ook daar de vrijheid van Indonesië gepro clameerd zou worden door Soekarno en Hatta. Ingrijpen van Maeda c.s. voorkwam dit. Zoals eerder door mij betoogd, was er geen sprake van een unificerings- streven van de bezetter. Dat zou fei telijk zelfmoord hebben betekend en aan harakiri waren de Japanse militaire autoriteiten in 1942 nog niet toe. Door de vorming van corporaties heeft het militair bestuur - van welk deel van de archipel ook - getracht de verschil lende groepen tegen elkaar op te zet ten. Zoals ik hierboven reeds vermeld heb, bestond er reeds in de jaren '30 een nauwe samenwerking tussen po litiek bewuste moslims en de nationa listen. Ondanks de schijn van het te gendeel - dit beeld werd geschetst door de Japanse propagandadienst - hield dit samenwerkingsverband stand tijdens de bezetting. Voor de oorlog was er ook al een samengaan van inheemse bestuurs ambtenaren en nationalisten. Een topje van deze ijsberg was de indiening van de petitie-Soetardjo (1938) met het 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 8