het hem onmogelijk zou zijn het Rood-
Wit-Blauw te strijken. Hij zou als
Hoofd van het Gewest bij die aan
staande overdracht niet in staat zijn
met een huichelachtige speech het
"Merah-Poetih" te hijsen. Het Merah-
Poetih was de vlag der revolutie. Van
het geliefde Rood-Wit-Blauw was de
strook Blauw van "trouw" afge
scheurd.
Eén ding was zeker: Aardeman was
er zich van bewust, dat dit miljoenen
volk recht had op spoedige volkomen
onafhankelijkheid. Maar de wijze waar
op dit zou gebeuren in vijandschap,
na veel bloedvergieten, instede van in
warme vriendschap - dat alles was
voor hem te veel. Daarbij was de kor
te termijn, waarbinnen dit zou moeten
worden gerealiseerd voor hem een
niet te verteren zaak. Vijftig jaren had
H.M. Koningin Wilhelmina geregeerd
- al was het dan van verre. Dertig jaar
daarvan had hij haar trouw gediend
en de jonge Koningin Juliana sprak
hem nog niet aan. Daarom vroeg hij
telegrafisch buitenlands verlof aan
per 1 oktober 1949, de dag waarop de
"Willem Ruys" van Singapore naar
Patria zou vertrekken, dus vóór de
souvereiniteitsoverdracht, met daarna
ontslag uit de dienst. Er was een ge
heel nieuwe tijd aangebroken. Kolo
nialisme was een vies woord gewor
den. Opbouw en ontwikkeling telden
niet meer, alleen de slechte daden van
die 300 jaren in Indië werden opge
blazen. De sfeer van haat en verach
ting van de opgezweepte bevolking
was hem te veel. Hij zou vertrekken
en in zijn hart al het goede en vreug
devolle bewaren: de twinkelende ster
ren in de tropennacht, het ruisen van
tjemara's en palmen, de geuren van
de pasar en de muziek van de taal.-
Op Aardemans verzoek werd gunstig
beschikt. Zijn opvolger, de heer Los,
kwam begin augustus met zijn echt
genote in Tandjung Pinang aan. Toen
Aardeman zijn collega begroette - hij
zag hem toen voor het eerst - keek
hij hem onwillekeurig meewarig aan.
Los zou over luttele maanden na de
souvereiniteitsoverdracht als resident
moeten aftreden, het residentiehuis
moeten ontruimen en tot zijn vertrek
naar Holland ten prooi zijn aan de
nukken van enkele Indonesiërs, die
men geprobeerd had zo goed en zo
kwaad als mogelijk, op de hun wach
tende taak voor te bereiden. De knap
ste koppen onder hen hadden in elk
geval een Mulo afgelopen. Dat was
niet veel, maar zij hadden natuurlijk
als geboren Sumatranen en Riouwers
een grote kennis van de adat van land
en volk, waartoe zijzelf behoorden.
Van het bestuurswerk in groter ver
band hadden zij echter weinig ver
stand.
Voor de heer Los zou het heel moei
lijk zijn de paar maanden vóór de
bestuursoverdracht zonder al te veel
ellende door te komen, alhoewel de
Indonesische ambtenaren in Riouw ac
ceptabele en behoorlijke lieden waren.
Maar spoedig zouden van Java uit
zeker heel andere types ten tonele
verschijnen. Mensen, die doordrenkt
waren van de haat van Soekarno te
gen de Nederlanders, en die Los het
leven zuur zouden maken. Typerend
hiervoor was een afgeluisterd gesprek
op Bangka tussen Soekarno en Hatta,
die daar gevangen zaten. Hatta waar
schuwde, na een opgewonden onder
houd met Soekarno:
"Boeng, boeng, jouw haat tegen de
Hollanders zal je leven vergiftigen en
nog eens je dood zijn
Los zou dan echter al van zijn functie
als resident ontheven zijn, tenzij hij
genegen was als adviseur aan te blij
ven, zo hij als zodanig zou worden
aangezocht.
Nog twee maanden restten Aardeman
om zijn jongere collega in te werken
en samen met hem zijn residentie voor
de laatste maal af te reizen om Los
op de afgelegen posten met de aldaar
gestationeerde ambtenaren kennis te
laten maken. Dat waren vermoeiende,
maar aangename maanden. Zij voe
ren naar Singkep, alwaar het rijke tin
erts werd uitgebaggerd. En naar Ling-
ga. Daar had laatst nog een klein
drama plaatsgevonden. Een jong con
troleur, nog heel onervaren, had daar
thuis belasting in ontvangst genomen
van de belastingmantri. De controleur,
volkomen te goeder trouw, zette de
enveloppe met 5000 gulden in een
kast en ging een bad nemen in de
bijgebouwen. Bij terugkeer van de
badkamer was de enveloppe met in
houd uit de kast verdwenen! Contro
leur in nood! Hij had geluk toen de
waakzame politie na enig speurwerk
de dief kon grijpen, die plotseling te
gemakkelijk geld uitgaf als ware hij
miljonair! Het grootste deel van de
5000 werd teruggevonden.
Los en Aardeman bezochten nog Ba-
tam, Bintan en Tambelan. Ook Tarem-
pa deden zij aan - dat noordelijkste
eiland van de Riouw Archipel, waar
de eerste bommen vielen, toen de
oorlog begon en dat gedeeltelijk ver
woest en geschonden door contro
leur Hartsteen weer was opgebouwd.
Zijn voorganger, de jonge controleur
Ploegsma was bij de Japanse inval
door de Japanse Marine geëxecu
teerd, omdat hij zich niet dadelijk
gemeld had. Een volkomen waanzin
nige daad van de Jap.
Daar waren Serasan en Sedanau, In-
dragiri, waar Aardeman die kwestie
had gehad met het afbranden van het
dorp Soengei Loear. Zij meerden af
bij Bagan Si Api-Api, de eens op één
na grootste vissersplaats ter wereld.
Dit alles per "Enggano", of met de
"Djember", of met een Higgins boot.
En Aardeman besefte dankbaar dat hij
een ietsje bijgedragen had tot een
laatste luister aan het Corps van het
Binnenlands Bestuur, dat zo trouw
Koningin, land en volk had gediend.
En zoals de zon ondergaat in Indië
met schitterende kleurenpracht en de
hemel versiert met late glans, zo had
ook hij deze laatste jaren zijn vlag
hoog gehouden, zijn vorstin gediend,
zijn Riouw bemind en zijn werk met
liefde volbracht.
Er was nog een plek, die hij met Los
bezocht: Pakan Baroe en Bangkinang,
waar hij als berooide, vermagerde ge-
interneerde jarenlang gezeten en ge
wacht had op de vrijheid en waar hij
onder de Japanse laars had geleden,
maar daarna op zijn post was terug
gekeerd, zodra dat mogelijk was en
nooit de moed had verloren. Bangki
nang viel feitelijk onder het gezag van
de Resident van de Westkust van
Sumatra, maar was van daaruit (Pa-
dang) niet te bereiken vanwege de
Het vertrek van resident Aardeman met de "Enggano" naar Singapore, terwijl het schip
langs de pier vaart met "Vaarwel" in vlaggentaal in de top van de mast.
11