Herinneringen aan Tempo Doeioe in Sumatra CI3
Wij trouwden 27 december 1894 en reisden over Parijs naar Marseille, waar wij aan boord gingen van de "Gedeh"
van de Rotterdamsche Lloyd, een oude boot, die nog petroleum-verlichting had. Er waren maar weinig passagiers, maar
de reis was o, zo gezellig. De boot had drie weken nodig om van Marseille naar Batavia te stomen. Bij aankomst in
Batavia meldde Willem zich bij de Gouverneur-Generaal. Hij had een standplaats op Sumatra's Oostkust aangevraagd,
maar het bleek dat daar geen plaats open was. De directeur Binnenlands Bestuur, zijn vroegere chef op de Oostkust,
liet echter een controleur overplaatsen, en zodoende kwam Siak vrij. Wij bleven eerst zes weken op Java en logeerden
bij mijn broer Jan, die dokter op Modjokerto was. Het was gezellig, de hele familie, mijn broer, schoonzuster en drie
kinderen te zien en met hen kennis te maken.
door Johanna Elisabeth Helderman-Pigeaud
In april vertrokken wij naar de Oost
kust, waar Van Heutsz toen Gouver
neur was. In Siak regeerde een Sul
tan, met een controleur naast zich.
Toen wij na uren en uren stomen per
K.P.M.-er de rivier op, de aanlegsteiger
in zicht kregen, zagen wij maar twee
huizen, één van de controleur B.B.,
het andere van de ontvanger der in-
en uitvoerrechten. De inlandse kam
pong bevond zich aan de overzijde
van de Siak-rivier, waar ook de ver
blijven van de sultan waren. Een ei
genlijk paleis bezat hij toen nog niet.
Dat werd later, tijdens ons verblijf
op Siak gebouwd. Aan de "Europese"
oever van de rivier bevond zich ook
het kampement met een klein garni
zoen (1 luitenant, 3 onderofficieren
en 44 manschappen). Wegen waren
er aan onze zijde niet, alleen de wo
ningen en het kampement waren on
derling door wegen verbonden. Ik, die
10 jaar in een modern ziekenhuis in
Amsterdam gewerkt had, dacht dat wij
het einde van de wereld bereikt had
den.
Het bleek, dat de controleur, die Wil
lem vervangen moest, een snoepreisje
naar Singapore aan het maken was,
wat natuurlijk helemaal niet mocht.
Singapore ligt in het buitenland. Wij
moesten dus twee weken wachten
voor wij in ons huis konden en lo
geerden zolang bij de familie Johan
nes, de ontvanger, wat maar heel pri
mitief was. Vrij dicht om de huizen
was alles nog rimboe, waar het van
ongedierte wemelde (krokodillen en
tijgers). De eerste nacht dat wij er
sliepen werd de hond van de familie
Johannes door een tijger weggesleept,
ondanks dat er, ter ere van de con
troleur een militaire wacht van twee
man bij het huis stond. Ik dacht: "Hoe
kom ik hier ooit levend vandaan?"
Ook de tuinen der inlanders werden
vaak door olifanten of tapirs verwoest.
De verbindingen met de bewoonde
wereld waren gebrekkig. De K.P.M.
kwam éénmaal per maand en bracht
dan onze post mee; verder kwam er
eens in de veertien dagen een bootje
van Singapore, dat vlees, rijst enz.
bracht. In het jaar van onze aankomst
in Siak werd met het bouwen van een
nieuw paleis voor de sultan begon
nen, waarvoor een Nederlandse ar
chitect met vrouw en kinderen uit
Holland overkwam, wat weer wat ver
tier bracht. Alle meubelen werden uit
Holland geïmporteerd, maar er was
geen slaapvertrek in het paleis. De
sultan had vier vrouwen die ieder een
afzonderlijk huis bewoonden.
Wij waren nauwelijks twee maanden
op Siak of overste Van Heutsz kwam
op bezoek, als militair commandant
van de Oostkust van Sumatra, samen
met de Assistent-resident van Beng-
kalis, Willems direkte chef en ook met
pastoor Fischer. Dit bezoek bracht
veel drukte en vertier mee. Op Siak
waren geen toko's, alles wat ik voor
het bezoek nodig had, moest per
K.P.M. aangevoerd worden, waarvoor
door de K.P.M. kapitein, tegen be
taling boten ter beschikking werden
gesteld. Ik pakte mijn nieuwe linnen
goed, glaswerk en servies uit, want
ik wilde de hoge gast natuurlijk zo
goed mogelijk ontvangen. Er werden
feesten op touw gezet o.a. schiet
wedstrijden, waarbij alleen de pas
toor de roos raakte. Van Heutsz
scheen zich best te amuseren, hij
bleef vier dagen
Vanuit Modjokerto hadden wij twee
Inlandse bedienden meegebracht,
maar die wilden niet op de Oostkust
blijven. De sultan gaf daarom tijdelijk
twee Inlanders, totdat ik Ellie kreeg,
een Javaanse, die liever bij ons in
dienst wilde komen, dan met haar
militair naar Atjeh te gaan. Daar ik
Hansje verwachtte vroegen wij per
advertentie hulp voor mij op Java, en
zo kregen wij Mien van der Moore,
waar ik veel hulp aan had.
Later kwam ook mijn zuster Sophie,
die een jaar bij mijn broer op Modjo
kerto gelogeerd had, bij ons. Wij
drieën vrouwen hadden veel plezier
samen. De sultan gaf een speeldoos
cadeau om bij te dansen
Voor de bevalling moest ik naar
Bengkalis, waar een garnizoen en dus
een dokter was. De assistent-resident
daar was met een Inlandse getrouwd
en had dertien kinderen, zodat we
daar niet logeren konden. Wij kregen
dus tijdelijk een leeg huis aangewe
zen, zodat we de nodige barang ook
nog moesten meeslepen. De garni
zoensarts, Dr. Kroon, kwam uit de
omstreken van Deventer, zodat Wil
lem heel wat met hem af te praten
had. Hansje, onze dochter, werd daar
op 3 februari 1896 geboren.
De sultan van Siak, Sri Indrapoera,
nog betrekkelijk jong, bewoog zich
Gezicht op de Aneikloof, westkust van Sumatra.