^ncloneóiócke Cultuurpatronen 3
In het Prinsdom Mangkunagara, een vrijwel onafhankelijk vazal van de Susuhunan van Surakarta, sinds de verdeling
van het Mataramse rijk in 1755 in Yogyakarta en Surakarta, werd in de tweede helft van de 19e eeuw een nieuw soort
toneel ontwikkeld met muziek, zang en dans uitsluitend door vrouwen, genaamd Langendriyan, dat Verheugenis des har
ten betekend. Het was eigenlijk een soort opera waarbij de dialoog gezongen wordt door de actrices doorlopend
begeleid door de Gamelan slendro, maar ook gedanst echter in hurkende vorm, genaamd jingking. Voornamelijk wordt
zo'n uitvoering gegeven voor een klein gezelschap van liefhebbers die het Javaans goed kennen om de gezongen
teksten goed te kunnen volgen, alsmede de muziek goed kunnen aanvoelen, anders komt verveling al gauw om de
hoek kijken. Dit zal ook wel de reden zijn waarom er zo weinig over geschreven is.
(Dit artikel staat op pagina 6, 7 en het vervolg op pagina 31)
LANGENDRIYAN
Mènak Jinggo Lèno of De Dood van de Rode Ridder
Daarbij komt ook nog dat de Wayang-
Wong of Wayang Orang, dus wayang-
verhalen, zoals bij het ons reeds be
kende schimmenspel, die werden ver
tolkt door echte acteurs en actrices,
in opkomst kwam en een duchtig con
current was. In de wayang-wong zeg
gen de spelers hun rollen in proza,
met de stembuiging die de traditie van
het schimmentoneel aan de persoon,
held of heldin, die zij voorstellen, toe
schrijft. In Yogya heeft men verder
de wayang-wong in dit opzicht nog
een ontwikkeling doen ondergaan en
daarmee enige nieuwe toneelgenre's
geschapen, waarvan de Langendriya
er een is. Volgens Dr. Th. Pigeaud
kenmerkt zich de Yogyase Hofkust in
tegenstelling tot die van Surakarta,
door een voorliefde voor het luiste-
rijke en massale. Het aantal poppen
van het schimmenspel en het aantal
spelers van de wayang-wong, dat te
gelijk optreedt, is groter dan in Sura
karta. De gamelan wordt harder ge-
door J. R. van Delden
slagen en de patronen van de ge
bruikte batik stoffen zijn groter en op
vallender. Het begin van de Langen
driyan in Yogya was dus zang en
wayang wong. Ook hier dansten de
spelers hurkende, de gendings (mu
ziekstukken) waren zo gekozen dat ze
overeenstemden met de versmaat van
de rollen der spelers.
Er speelden zoals gewoonlijk bij de
wayang-wong geen vrouwen mee. De
vrouwen-rollen werden door jongens
gespeeld. De Yogya-traditie verbiedt
nog steeds vrouwen op het toneel, in
tegenstelling tot Surakarta, die dit
juist gaarne ziet. Volgens zeggen
werd deze Langendriya door Pange-
ran Mangkubumi overgenomen, een
zoon van Sultan Hamengkubuwana VI
en bewerkte hij hiervoor diverse to
neelstukken uit de Panji-cyclus over
Damar-Wulan en Mènak Jinggo etc.
Een latere versie werd nagevolgd door
P. A. A. Danureja VII Rijksbestuurder
van Yogya, die het Mondrowanoro of
Langenwanoro noemde, omdat de to
neelstukken waren afgeleid van de
Ramayana, waar apen in voorkwamen
(Wanoro aap).
Na de dood van Mangkubumi raakte
de Langendriya in onbruik in Yogya
karta. Een zekere R.M. Tondokusuma,
een verre verwant van de Mangku-
Negara, een zeer artistiek man en
toneelkunstenaar, bewerkte de Lan
gendriyan geheel naar Surakartase
stijl. Later trouwde Tondokusuma met
een dochter van de Mangkunagara en
werd hij zodoende geheel aan het
Mangkunagaranse hof opgenomen.
Mangkunagara V vertrouwde hem de
artistieke leiding toe van het Mang-
kunagarase hof. Hij verfijnde de Lan-
engdriyan optimaal. De gendings wer
den zo gekozen dat ze overeenstem
den met.de versmaat van de rollen der
spelers, eigenlijk speelsters, omdat nu
uitsluitend vrouwen de rollen vervul
den. De luide instrumenten in de
gamelan werden geweerd, alleen de
zachte gendèrs (bronzen xylofoon) en
de houten Gambang, de Kenongs (lig
gende gongs), Kempuls (kleine han
gende gongs) alsmede de Gong Su-
wukan (middelgrote Gong) en de Gro
te Gong. Op bepaalde momenten
wordt gebruik gemaakt van de hoge
tonen saron, de Peking. De rol van de
Dalang wordt langzamerhand beperkt,
zodat hij slechts de gamelan heeft te
leiden, terwijl er ook minder personen
optreden en men slechts de eigenlijke
Damar-Wulan verhalen opvoert, dat
zijn hoogtepunt vindt in de strijd van
de held met de vorst van Blambangan,
Prabu Mènak Jinggo. Onder leiding
van de beschermer P. A. A. Mangku
nagara V is de Langendriya van Sura
karta weer tot een hofkunst geworden
tot op heden, ja, zij is zelfs de trade
mark geworden van het Prinsdom
Mangkunagara.
Helaas liet een verdere ontwikkeling
van de Langendriya ook buiten Sura
karta op zich wachten; waarschijnlijk
gezien het elitaire karakter van de op
voering, die niet zo spectaculair is als
de wayang-wong, maar men wel een
gedegen kennis moet bezitten van de
Javaanse zang, dans en muziekspel
om het te kunnen waarderen.
Het Damar Wulan verhaal, waaraan
de teksten van de Langendriya ont
leend zijn is reeds vrij oud. De legen-
Damar Wulan en Mènak Jinggo.