PA'S EIGEN OORLOG
'DE SLAG BIJ SOEKOEN" MALANG 1942
MijnvadernamdefamiliemeenaarMalangnazijn pensionering. Wij kwamen te
wonen aan de Djalan Soekoen 45, één van Malangs uitvalswegen naar
Kepandjen. Een groot huis met een fikse tuin en daarin een groot aantal
fruitbomen. Pisangbomen, nangka djamoe, blimbing, papaja, mangga en dan
ben ik nog een aantal vergeten. Dit speelt zich af net voor de capitulatie van
Holland, dus zo tegen het eind 1 939. Wij waren nog met zn vijven thuis, Pa, Ma,
twee oudere zusters, Mary en Annie en ik de Benjamin. Mijn twee oudere zusters
en drie broers waren zelfstandig en werkten in andere steden. Pa als oud
Commissaris van Politie behoorde tot de zeer loyale Nederlanders en aangezien
h11 ook een zee van tijd had, bemoeide hij zich met allerhande zaken. Zo schreef
hij vaak in de Indische Courant, waar hij veel aandacht schonk aan de Indische
Defensie en zijn anti NSB gevoelens stak hij niet onder stoelen en bankem
Zo maakte hij eens een vergadering mee van de NSB, dat gebouw stond in de
buurt van de ANIEM. Toen iedereen Houzee riep, stond Pa op en riep "Halleluja
Binnen een kwartier werd hij de zaal uitgewerkt en thuis kon hij er smakelijk
om lachen.
Als vader van vier Indische jongens,
had hij ook zijn contacten met het IEV
en ik herinnermij nog goed, dat hij een
drukke correspondentie voerde met
het bestuur. Pa vond altijd, dat de
Indische jongen wat achter werd ge
steld en spoorde ons allemaal aan,
veel aandacht te schenken aan de
studie. "Kennis maakt macht", dat
was zijn devies thuis. Zelf bezat hij
een uitstekende kennis van de Engel
se taal en onze boekenkast puilde
uit van de Engelse boeken.
Toen de oorlog uitbrak in Europa, nam
Pa contact op met de firma Goldberg,
de antenne in onze tuin moest hoger
en het nieuwste radiotoestel kwam in
huis. Zo luisterde hij avond na avond
naar de PHÜHI, NIROM en de BBC.
Mijn moeder had minder aandacht
voor de oorlog, bestierde de huishou
ding met de baboes en de kebon,
waarbij de verzorging van Pa en de
kinderen nummer satoe was. Mocht zij
zich wel eens bemoeien met de poli
tiek, dan zei Pa "Je snapt er mets van"
en dan had de baas gesproken.
Zo ging dat in tempo doeloe. Pa begon
aan zijn eigen oorlog. De aannemer
Hassan, die twee huizen verder woon
de, kreeg de opdracht om een schuil
kelder te bouwen. Onze prachtige
fruitbomen werden gepotongt en de
schuilkelder verrijkte onze achtertuin.
Voor mij was het een hol, waar ik vaak
in vertoefde en met onze tuinjongen
speelde ik daar vaak. MaarPa's
.V*-'ui
grootste vijand waren toen niet de
Jappen, maar de rajaps (witte mieren).
Die vielen onophoudelijk het hout aan
en binnen zes maanden, was een
groot deel aangevreten. Paniek en
Hassan begon onder toezicht van Pa
met de reparatie en onze tuinjongen
moest al het hout teren.
Maar toen kwam vijand nummer twee,
het grondwater bezorgde een bandjir]
in de schuilkelder en de njamoeks
maakten hier gebruik van. Als je
binnen kwam hoorde je alleen maar
het gezoem van die rotbeesten en
prikken deden zij ook. Iedere dag
moest de tuinjongen de schuilkelder
leeg pompen. Pa stond met de schuil
kelder op en ging er mee naar bed.
Toen kwam de toekang laboer, het
hele huis moest in camouflage kleuren
en op dë ruiten werden stroken ge
plakt. Pa had een karabijn en de
nodige pelors en onze "vesting" was
gereed voor de perang. Op alle deuren
kwamen 's nachts extra kettingen,
want Pa was de opstandjes van de
bevolking uit zijn politietijd nog niet
vergeten. Ma sloeg extra voedsel in en
natuurlijk moesten wij ook oefenen.
Alarm... Pa voorop met de pelors, dan
de kebon met de karabijn (voor bang-
maken aap), dan mijn zusters, Ma en
de bedienden met extra eten, water en
djangan loepa, ikke met de EHBO
doos. Wij allemaal in de schuilkelder
en Pa met karabijn in de uitgang en
maar loeren naar boven, valt mij nog
mee, dat hij met op onze eigen duiven
schoot. Toen de oorlog uitbrak was
Soekoen 45 paraat en de stemming
was pantes betoel "We can take it".
Mijn broers en zwager waren al
"ergens" want alles was geheim, al
leen de Jappen wisten alles. In Ma-
lang ging alles gewoon door, veel van
de oorlog hebben wij niet gemerkt. De
Japanse vliegtuigen vlogen heel hoog
over de stad, te hoog voor Pa's kara
bijn, vielen Singosari aan, het vlieg
veld waar het aantal vliegtuigen van
ons zeer snel slonk. Toch gebeurde er
nog wel wat.
Op een nacht werd er op de deur
gebonkt. Pa met de karabijn in de
aanslag riep: "Wie daar", een manne-
stem riep Ik ben het Bep van der
Kamp". Bep was een huisvriend, ser
geant bij de Mariniers en was hele
maal naar ons toe komen lopen vanuit
Djombang. Bij Djombang hadden de
Mariniers hun laatste gevecht tegen
de Jappen geleverd, waren uit elkaar
geslagen en Bep was in z n eentje naar
Malang gelopen. Modderig, nat, moe
deloos, radeloos en huilend viel hij in
de armen van mijn moeder.
Onmiddellijk werd hem het beste aan
geboden wat wij aan etenswaren had
den, een schone pyama van één van
mijn broers en toen hij bij was ge
komen, vertelde hij wat hem allemaal
was overkomen.
Pa besliste, Bep moest maar blijven in
afwachting van de kabars in de ko
mende dagen. Intussen was het 6 of 7
maart en nog waren wij "we can take
it" boys and girls hoopvol gestemd.
Plotseling militaire activiteiten in
djalan Soekoen. Bij de brug net voor
de begrafenisonderneming Merckel-
bach, nam onze stadswacht stelling.
Itoe dia dacht ik, nu krijgen de Jappen
klop. Natuurlijk ging ik kijken, de brug
lag precies tussen de familie Kwee
Soen Tik en de familie Plug (Begrafe
nisonderneming Merckelbach). Langs
de kant van de weg, overal lagen
stadswachters klaar om iedere Jap
voor zijn raap te schieten. Pa zou Pa
niet zijn, als hij met de helpende hand
bood aan de Commandant. Ma kreeg
opdracht extra nasi goreng te maken
voor de boys.
In de bediendenkamer werd alarm ge
slagen, de kokki, de baboes allemaal
naar de dapoer. Ajo tjepet, met Ma
aan het hoofd draaide de sobloekan op
volle toeren, er moest nasi voorde nasi
goreng komen. Intussen gingen Pa en
Bep in stelling achterde voormuur met
de senapen in de aanslag. Bep in
mariniersuniform en Pa in zijn ge
streepte pyama een goede camou
flage, want van ver af net een Zebra.
Het bleef echter rustig wat ik jammer
vond, voor een jongen van veertien
was toen een oorlog gelijk aan rovertje
spelen.
(lees verder volgende pagina)
16