Woelige tijden in de Archipel-I 950 (II)
door F. Kaptijn
In Sorong werd zo n 2000 ton rijst gelost. Als 4e stuurman stond ik bij ruim 3 en
telde net als de ladingklerken het aantal zakken in iedere hijs. Van Sorong kreeg
ik niet veel te zien. Waar wij lagen hadden we het gezicht op schamele bouwsels
en een paar Quonset-hutten waarin de bank en het KPM-kantoor gevestigd
waren. Een verharde weg slingerde zich omhoog naar de "soos" van de olie
maatschappij waar de oudere officieren zich 's avonds vergaapten aan de
weinige Europese vrouwen. Voor de jongere officieren waren geen uitnodigingen
gekomen.
Regelmatig kwam de eerste of tweede
stuurman bij mij langs en vroeg en
keek of alles goed ging. Ja, bij mij ging
altijd alles goed. Tot de laatste dag!
Het ruim ging om vijf uur dicht en ik
wist dat er nog 330 zakken rijst in
moesten zitten. Van de 1 e ladingklerk,
Simon, had ik inmiddels gehoord dat
de RMS was uitgeroepen en dat wij op
de terugweg wel het laatste KPM-
schip zouden zijn dat Ambon aan zou
doen. Daarna zou er geen rijst meer
aangevoerd worden.
De volgende morgen ging mijn ruim
niet open. Ik werd zo lang bij ruim 2
aan het tellen gezet met de woorden:
"Jij kunt zo goed tellen, los jij de derde
stuurman maar af en tel precies 1000
zakken uit, ja!" Het lossen gebeurde
met 250 zakken per uur en om elf uur
was het zo ver. In het halfduister van
het tussendek zag ik tegen het achter
schot nog een hele muur van zakken
staan, maar mijn telling was 1000 dus
stopte ik. Een half uur later voeren we
met uiterst vermogen door de diepe
Straat Sagewin om voor de avond van
de volgende dag in Ambon te zijn. Bij
het binnenvaren van de wondermooie
baai voerden we geen Indonesische
vlag in de voortop, maar ook geen
RMS-vlag. Dat leek de kapitein beter
zo. Die avond en nacht werden 300
tonnen rijst gelost. De knokige KPM-
agent grijnsde. "Voor onze jongens
straks!" Was deze rijst geschonken
door de handel in Nieuw-Guinea? Het
gouvernement? Achtergehouden met
ieders medeweten? Het zou heus geen
geheim blijven.
We namen verder geen lading in. Die
zou toch maar door de R.I.S. ingepikt
worden. Wat er nog aan export was
zouden ze proberen het land uit te
smokkelen naar Australië.
Het vertrek van een schip uit Ambon
is altijd een aangrijpende gebeurtenis
geweest. Huilende, zakdoekwuivende
tantes en stoerdoende ooms. Deze
keer was het wel heel erg. Op het
laatste moment sprong een jonge
ladingklerk onder het roepen van
"Mena Moeria" toch nog de wal op, in
de armen van zijn luidwenende familie.
Oude Simon, de eerste ladingklerk,
stond op het bordes van de tweede
klas en zag het gebeuren. Hij spoedde
zich naar de kapitein en vroeg permis
sie om de papieren van de gedeser
teerde Jacob met de loods mee te
geven. "Anders beroerd 'nir." Want
RMS of RIS, paspoorten en gezond
heidspapieren moesten er zijn. De
ouwe vond het goed.
Terwijl het schip, na drie stoten op de
fluit, langzaam van de kade af dreef,
geholpen door een zacht briesje in de
al merkbaar warmer wordende och
tend, werd er door wel duizend men
sen gezongen. Ik dacht dat het een
psalm was, want de niet-lslamitische
Ambonnezen zijn zeer Christelijk.
Oude Simon, een gelovig man, stond
stram en zong met luide stem mee
terwijl de tranen hem over de wangen
liepen. Het viel mij op hoe grijs hij was
nu ik van de brug af op zijn krullig
hoofd neer keek. Het viel niet alleen
mij op. Ook de kapitein en de 1e
stuurman. "Verrek, hij is verdomd grijs
geworden in die paar dagen. We noe
men hem voortaan maar Paatje."
Een paar dagen later zat hij mij wat uit
te leggen in het kantoor. Hij wist alles
van de ingewikkelde administratie en
ik niets. Ik vond hem alweerwatgrijzer
dan in Ambon, mijn hart bloedde voor
hem en zijn familie. Hij zag hoe ik naar
zijn grijze hoofd keek en grijnsde. Hij
was altijd beleefd; tegen hoge en
lagere scheepsofficieren, mede-lading-
klerken, bemanning, bootwerkers,
Simon had ,nooit mpeilijkheden.
"U kijkt naar mijn haren, u denkt wah,
zo gauw grijs ja? De kapitein hij vraagt
mij ook al, door verdriet of wat?" Hij
lachte en praatte verder. "Ambon sterk
genoeg zonder mij, ja toch, ik ben
geen soldaat, ik moet mijn hersens
gebruiken! Vroeger ben ik ijdel ge
weest, ik verf mijn haar. Maar nu ik laat
maar gaan. Als ouwe grijze man laat
maar aan boord, desnoods als uit
Ambon!" Vandaar dat grijze hoofd dus.
Evengoed haalde de Polisie Militèr
hem in Makassar van boord. Nog voor
de middag had de kapitein hem alweer
teruggehaald. Simon bleef bij de
kapitein een biertje drinken, uitein
delijk kenden ze elkaar al meer dan
twintig jaar. Ook in de oorlog hadden
ze samen gevaren.
Die middag kwam de kapitein niet aan
tafel. Hij liet het eten boven brengen
en bleef met Simon over vroeger pra
ten. Zijn hut was recht boven de mijne
en ik had die middag "wacht te kooi
Om de zoveel tijd klonk er een doffe tik
alsof er een fles op de vloer werd gezet
en af en toe woeien er flarden van hun
gesprek, teruggekaatst tegen de red
dingboot, mijn hut binnen. "Weet je
nog, Simon, toen in Brisbane die
grote"Niet, stuurman, eh, kapitein,
dat was in Colombo, wah, die vèn, u lel
hem, geweldig, ik moet lachen
Kennelijk oorlogsherinneringen die ze
ophaalden.
Omstreeks vier uur zag ik Simon met
vaste tred de trap af komen en met
minder vaste tred over de hoge drem
pel het dek op zwaaien waar hij bleef
staan. Hij keek over de haven naar de
zee en liet een geweldige boer en een
kleintje na. Hij haalde diep adem en
zette een lied in. "Ambon, Haroekoe,
SaparoeaMeteen stond ik naast
hem en siste in zijn oor; "Niet hier.
Paatje, djangan!"
Hij wuifde mij achteloos weg. "Tia
apa, njootje, vergissing, maar as zacht
jes mah wel." Hard fluisterend zong hij
de namen van de eilanden die de Zuid-
Molukken vormen. Verder dan de eerste
regel kwam hij niet. Hij begon te
stotteren, lachte als een kwajongen,
hikte, zei "sorry, nir," en zeilde verder
over het sloependek. Zonder ongeluk
ken bereikte hij de trap die omlaag
leidde waar behulpzame handen hem
opvingen en naar zijn hut leidden.
De volgende morgen zat hij, grijzer
dan ooit, met holle ogen als donkere
gaten achter zijn brilleglazen, weer
trouw op zijn post in het scheeps-
kantoor. Dat kantoor heette dan wel
"kantoor eerste stuurman" maar de 1 e
ladingklerk hield er de troon bezet.
Alle papieren lagen als steeds keurig
geordend of klaar om getekend te
worden, met kleine vierkantjes carbon
papier waar nodig en balpennen voor
het grijpen.
Ik kwam hem groeten en vertellen dat
ik was bevorderd en overgeplaatst als
3e stuurman naar het stoomschip
"Merak" (van Swoll). Alvorens mij te
feliciteren stond hij op en greep mijn
gageboekje uit het rek. "Eerst papie
ren, nir, dan geslameteerd". Hij gaf me
een benige rimpelige hand. "Tot ziens.
Ruim een jaar later kwam ik als jong 2e
stuurman op de "Musi" weer in Ambon
terug. Wij voeren op de "benzineboot"
en die was overal altijd erg welkom.
Het was halverwege 1951 en op de
aloon-aloon was een soort Pasar-
Malam tevens tentoonstelling aan de
gang. De stad was vergeven van Ma-
kassaarse TNI-soldaten en in de
bergen van het nabij gelegen Ceram
werd nog steeds gevochten. Na het
werk bezochten wij de vermakelijk
heden en kwamen bij de stand van het
Boswezen terecht. Een Ambonese
14