Happy end in de Oosthoek (Slot)
door Harryet Marsman
Lily creëerde uit een oude zijden kimono, een restantje rood fluweel, goud
kleurige chiffon waar zij geen enkele bestemming voor had, lovertjes en glitters
een beeldig geheel. Nog toepasselijk ook. Ik zou me naar het feest begeven in de
gedaante van een - op drift geraakte, uit de harem ontsnapte - Oosterse prinses.
We waren opzettelijk wat later gekomen en het was al aardig druk toen ik
probeerde me ongemerkt in het feestgewoel te werpen. Lily had zich bij
kennissen gevoegd die ook alleen maar kwamen kijken. Ab sprong met de
tomahawk zwaaiend boven het hoofd. Als ik al gehoopt had niet direkt herkend
te zullen worden achter mijn sluierMaar het was wel prettig dat iedereen mij
zo vriendelijk begroette; of ik nooit weg was geweest. Ik danste weg met een
Griek, een cowboy. Een oude Chinees deelde gebrande pinda's uit die hij uit
een zak opdiepte. Zijn nasale roep uitgalmend over de hoofden van alle
mensenka-tji.a.a.ngEen dikke zigeunerin hobbelde doorde zaal, in haar
eentjewat een gemoed! Vast een verklede man. De Chinees kneep met
beide handen in de weelde en toeterde"pè...èt...pè...èt... zijn die wel echt?"
Ze waren echt
En ik dacht dat ik al met iedereen een
keertje had rondgedraaid toen Pierrot
me in zijn armen wegvoerde. "Alle die
nu nog komen voor mij, ik heb hier
maanden op gewachtIk keek in
het gezicht vanmijn prins uit de
bergen.
De muziek hield op voor een korte
oauze en wij zochten een plekje voor
een drankje en een praatje.
"Eindelijk gerechtigheid."
"Wat bedoel je?"
"De kennismaking. Twee keer heb ik
geprobeerd die te forceren. De eerste
keer stopte ik bij jullie, zogenaamd om
water voor een warm gelopen motor.
Niemand thuis zei de baboe, jullie
waren aan het vissen op zee. De
tweede keer stuurde je vader mij naar
het strand - ga haar maar zoeken - Ik
heb zeker een kwartier rondgereden,
maar geen aardig meisje. En ik moest
terug, had maar twee uurtjes vrij."
"Toch was ze er wel; als je mij ten
minste bedoelt. Ik heb je gezien op je
zwarte paard."
"Hoe kan dat nou? Waar was je dan?"
"In mijn boom."
"In je boom? Wat doet een meisje in
een boom?"
"Wachten op de prins uit een sprookje."
"Waarom niet geroepen?"
"Hoe moest ik weten dat jij er eentje
was? Ik kan toch niet elke vreemdeling
maar aanroepen?"
Heerlijk was het weer een beetje
gekheid te maken en jong te zijn. De
avond vloog om. En het was ver na
middernacht dat Ab mij op de schou
der tikte
"Zullen we 's naar huis gaan? Lily is
een beetje moe". Ach die Lily, ik was
haar en haar buik helemaal vergeten.
"We hebben morgen een tennis-wed-
strijd, zal ik je komen halen met de
vrachtauto?"
"Hoeft niet, ze komt met ons mee. Ik
kom ook uit op de baan." We brachten
de nacht op Meneng door, dat was
veel dichter bij. En dit jaar mocht ik
alleen maar toekijken bij de wedstrijd.
Maardatwasookfijn, erwerd prachtig
gespeeld.
Op alle ondernemingen werd hard
gewerkt en Kali Selogiri maakte geen
uitzondering. In afwachting van een
aanstelling tot jongste employé was
Marius ingezet bij de afvoer van koffie
en rubber. Hij reed een paar keer in de
week de zwaarbeladen vrachtwagen
de gevaarlijke bergweg af, kwam bij
ons langs. Dan zwaaiden we elkaar
een groet toe want voor een stop was
geen tijd. Het was koffie-tijd, de pluk
in volle gang. Al het werk was er op
ingesteld, de employés liepen om de
beurt wacht op de fabriek. Er was geen
tijd voor privé aangelegenheden.
En het was zeker^ zes weken later dat
mij door een loper een briefje werd
gebracht, een krabbeltje: "Zondag ten
nissen. Kom je halen, we hebben iets
te vieren". En ik verheugde me zeer op
onze derde ontmoeting, ik twijfelde
niet, dit was mijn "liefde voor het
leven"
Het tennissen - eindelijk weer 's na
een jaar - was een belevenis. Maar de
dag had nog meer voor me in petto.
Wij vierden Marius' aanstelling als
employé en tevens duvelstoejager.
Dat zat er in op de afdeling waar de
baas zetelde.
We zaten op een muurtje een beetje
te schemeren. "Het is een bescheiden
salaris wat ik een vrouw kan aanbieden
en een huis waar de wind door heen
blaast. Maar het nieuwe is in aanbouw.
Hoe denk je er over?"
"Dat een oud cavalje heel romantisch
kan zijn
"Okeékom op we praten vanavond
nog met je ouders."
Papa en zijn principesen een
verloving na drie ontmoetingen. Maar
ik was één en twintig. Mijn besluit
stond vast. De wonderen waren de
wereld niet uit, mijn ouders maakten
geen enkel bezwaar. Zelfs niet tegen
een huwelijk op korte termijn.
Twee dagen voor de bruiloft haalde
Marius mij op om de bouwval te
zuiveren van ongerechtigheden. Een
donkerbruin gecarbolineumd geval
waar miljoenen boorders en rajaps
sinds jaar en dag hun allesvernielende
kaakjes in hadden gezet. Het knisterde
en ritselde van hun activiteiten.
Ik had op een vendutie voor weinig
geld wat meubels kunnen kopen. Een
aardig rottan-stel, een etenstafel even
eens met vierstoelen. De rekening zou
- wat usance was - pas na drie maan
den gepresenteerd worden. Ik hoopte
tegen die tijd het verschuldigde bij
elkaar te zullen hebben. Nu alle kin
deren het huis uit waren konden mijn
ouders ook nog het een en ander
missen. Een bed, een kast, een mak
kelijke stoel.... Ik had lege kisten op
elkaar gespijkerd voor meer bergruim
te. Gordijntje er voor.
Moepit was óns Manusje van alles. Hij
kwam ons rechtens toe als "emolu
ment". Hij en zijn vrouw Tilamie hiel
pen bij de reiniging van de Augiasstal.
Het stonk in het hele huis naar vleer
muizen die er zich genoegelijk in
hadden genesteld. Moepit klom op
een trapje om dood en verderf aan te
richten onder spinnen en schorpioe
nen. Een tokèh, gestoord in zijn dutje,
kroop vadsig door een spleet tussen
de wand en plafond naar de vliering.
Vanuit de hanebalken uitte hij zijn
ergernis in een gemelijkto-kèh
to-kéhzeven keer. Ik hoorde het
mama al zeggen: oheen tokèh
toedjoeh (zeven) jaag hem niet weg,
hij brengt jullie geluk
Terwijl Moepit in het bos doorn-
takken ging snijden om de toegangs
openingen voor de vleermuizen te
versperren, namen Tilamie en ik de
vloeren onder handen. Wij zwoegden
en schrobden en joegen tientallen
emmers water met creoline door het
huis. En lieten alle deuren en ramen
tegenover elkaar open staan. Het
rottan-zitje, eveneens bewerkt met
creoline, stond lekker in de zon te
drogen.
Toen het schamele meubilair op zijn
plaats stond, de gordijnen van zeven
cent per el (made in Japan) voor de
ramen hingen - ik op lelijke plekken in
de vloer Japanse matjes had neer
gelegd van een kwartje het stuk,
blauwe bordjes, een kalender en een
krantenhanger gaten en scheuren in
de gedek-wanden camoufleerden,
begon het er al huiselijk uit te zien.
Moepit haalde op de fabriek en paar
lege azijnzuurflessen en vulde ze half
vol water. Ik stak erdecoratieve takken
16