Malang zou ^ïègoe^ouweSoc^ëWirCwiwdi^rwi^e^erl^mrs^rdwBMni^'grotewaringi^i'op'de van het liefste stadje in de Oosthoek. Eén na de liefste dan (Vervolg: "In de Kerstnacht werd ons een Engel gezonden") huis werd omgetoverd in de kerstsfeer, zelfs de glimmende versierselen kwa men uit de "mottenkist", hier was geen oorlog noch revolutie, hier heer ste vrede. Op de kerstavond kwam eerst Dr. Ju(ia langs met Moeder Overste, wij waren beiden zo ver, dat wij vrijwel alles weer konden eten, maar lopen dat was er nog niet bij, zo verzwakt waren wij. Dr. Juda was blij met het resultaat en Moeder Overste legde twee pakjes sigaretten op tafel. Roken was in die tijd een soort therapie, zeker niet verboden. Toen kwam de avondzuster en deze keer was het Zuster Catherine zelf, op alle afdelingen waren Zusters, die lekkers uitdeelden en Zuster Cathe rine bracht ons zelf een slof sigaretten, "voor de kerst" zei ze. Zij ging aan mijn voeteneind zitten en vroeg of zij het kerstverhaal mocht vertellen. Max was altijd beleefd en bescheiden en ik de overmoedige jongeling, dus zei ik: "Neen, vertel ons maar over Uw jeugd". Zij vertelde over Kralingen in Rotterdam en de eerste danslessen op school en langzaam kwam het gesprek op de hulp aan de medemens. "Jullie kennen hetverhaal toch wel van de "Barmhartige Samari taan", wij knikten, "nu zei ze, dit heeft mij altijd aangesproken". Wat een Engel dacht ik. Zij schonk nog eens een kopje thee in, bood ons de zelfgebakken cake aan en ging verder over haar levenstaak. En ik maar kijken naar die mooie blauwe ogen en als overmoedige 18- jarige jongen flapte ik het eruit: U bent een hele knappe zuster". Catha rine bloosde, ik bloosde, het werd stil en toen zei ze "Bedankt voor je com pliment, maar zeg het nooit weer .Ze was even onzeker,- maar herstelde snel, door Max's kussen op te schud den en tegen mij zei ze: "Je bent er nog stil van". Ik had er inwendig geen spijt van en zei: "Ik zal het voortaan alleen maardenken." Catherine lachte, keek op de klok en zei: "Laten wij nu gezamenlijk bidden." Zij knielde, leg de haar gevouwen handen op de tafel waar de kerstboom en kribbe op stonden, boog het hoofd en zei haar gebed. Vanuit mijn bed keek ik op haar neer, een in wit gekleed figuurtje en aan haar vinger zag ik de ring als symbool van trouw aan "HEM" die zij lief had. Een knielende en biddende non aan je bed, terwijl heel zacht "Het stille nacht, heilige nacht" tot onze kamer doordrong, gezongen door de Zusters in de kapel, dat is iets wat je maar éénmaal kan meemaken in je leven en nooit kan vergeten. In deze kerstnacht 1945, was zij voor mij de Engel, gezonden om ons, twee jongens grootgebracht in een chao tische tijd, het begrip bij te brengen, zeker de diepere betekenis van de liefde van de mens voor zijn mede mens. Max en ik hebben nog maanden genoten van de gastvrijheid van het Sawahanziekenhuis. Onbegrijpelijk, dat de leiding ons zolang ziek heeft kunnen houden. Ik denk, dat wij Dr. Juda en Zuster Catherine veel dank zijn verschuldigd, die beiden bij een inspectie van de Indonesische con trole zeiden: "Zij zijn nog ziek". Intussen was ik zover, dat ik hout kapte voor de keuken, zelfs een ge amputeerd been heb begraven van een bekende Malanger, meehielp in het lijkenhuis en een klusjesman werd van het ziekenhuis. Max was nog niet zover, leerde weer lopen, kwam ge lukkig kilo's bij en vermaakte zich met het lezen van boeken. Kwam er weer een controle, dan stopte Zuster Cathe rine ons onder de wol en waren wij weer een paar uur liggend patiënt. Onze kepala's hadden door haaruitval zoveel haar verloren, dat de Zusters elke dag onze hoofdhuid masseerden met een soort minjak en het hielp. want al gauw nam de haargroei weer toe. Gelukkig maar, de oorzaak was zwakte en te weinig vitamines. De dysentrie hadden wij overleefd, maar zwak bleven wij nog een hele tijd. Op een goede dag kwam "Onze Engel ons vertellen, dat zij ons niet meer in het ziekenhuis kon houden, maar zei ze "jullie blijven vlakbij ons, het Marinekamp en dat is beter dan Lowo- kwaroe". Het Marinekamp lag om de hoek van het ziekenhuis, zeker gezien van de achterkant en daar waren wij wel blij mee. Voor mij was dit de tweede keer, in de Jappenperiode was ik daar ondergebracht. Bij het afscheid aan de achterpoort had zuster Catherine twee tassen bij zich met lekkers, voor ieder een tas. Ik gaf haar een hand, twee handen, kuste haar en zei: "Bedankt voor alles en tot ziens". Zij legde haar linkerhand op mijn schouder en haar rechter op Max's schouder en zei: "God be- scherme jullie en ik zal voor jullie bidden". Op zo'n moment mag je een 18-jarige Malangse Bouwmaker zijn met een hoofdletter, maar mijn ogen hield ik niet droog en daar schaamde ik mij ook niet voor. De Engel bleef ons nakijken en wij sjokten naar het Marinekamp, met een politieagent die ons bewaakte. Zuster Catherine heb ik nog vele malen ontmoet, want geregeld moest ik in het Sawahanziekenhuis klusjes opknappen en daar stopte Catherine mij vol met de lekkerste gerechten en snoep. Tom Flohr en ik liepen vaak zonder begeleiding van het Marine kamp naar het ziekenhuis en terug. Hij hielp onze tandarts mevrouw Dank- meyer Dumas en ik knapte de klusjes op. Het Kerstfeest van 1945 kan ik nooit vergeten en als Catherine ooit het aardse zal verwisselen voor het eeuwige, dan weet ik zeker, dat zij in het rijk van de Engelen zal worden opgenomen, deze "Blauwogige Sama- ritaanse 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1986 | | pagina 11