Herinneringen aan Kerst
In mijn tuin in Almere, op de bodem van de vroegere
Zuiderzee, staat een rose tamerisk. Hoewel een Mediter
rane heester, doet hij het hier ook prima en als na het
voorjaar uit zijn bloeiende rose pluimen het naaldachtige
groen tevoorschijn komt, doet ie me altijd weer denken aan
onze Indische tjemara's, die we als kind "dennebomen"
noemden.
Elk jaar tegen kerst liet mijn moeder een grote tjemara
aanrukken die wij als kerstboom optuigden. Zij had op
Kramat haar bloemenzaak "Felix" en de oversized kerst
boom moest tevens als blikvanger dienen in de open
voorgalerij, waar de bakken met bloemen voor de verkoop
werden uitgestald. Het was altijd weer een sfeervolle en
feeërieke aanblik, onze versierde en verlichte tjemara,
reikend tot aan het plafond temidden van veelkleurige
bloemen.
En dan gingen we naar de kerstnachtdienst in de oude
Portugese Kerk in de benedenstad, romantisch verlicht
door honderden kaarsen in de prachtige kroonluchters, en
met nog eens brandende kaarsen in de enorme tjemara-
boom. Tevoren nog eerst even griezelen bij de witgekalkte,
op een poortje ingemetselde "kop van stadsverrader Pieter
Erberveldt"! Maar oh, die romantiek, de temperatuur liep
gauw op tot kookpunt door al die brandende kaarsen, om
nog niet te spreken over de kwellende jeuk vanwege het
stuivende engelenhaar als je dicht bij de boom zat.
Hoe somber en angstig echter was het Kerstfeest, die
december na de aanval op Pearl Harbor, toen wij moesten
verduisteren; de mannen in dienst en vertrokken. Geen
verlichte tjemara meer in de open voorgalerij, maar in de
dapoer was onze kokkie toch nog wel druk in de weer met
de traditionele "ajam kodok" met compote en zwart-zuur
van bèbèk, hoewel de bloemenzaak toen al sterk achteruit
liep omdat de mensen andere dingen aan het hoofd hadden
dan bloemstukken bestellen.
Kerstfeest ca. 1928 bij familie in Batavia (Raden Saleh). Geen
tjemara maar een kunst-kerstboom. Een van de schrijfsters van dit
verhaal linksvoor op schoot, de andere niet te zien.
Kennelijk werd ook in de keuken van
een onzer buren "iets" aan het kerst
maal gedaan. Tegen zessen, het be
gon buiten al snel donker te worden,
werd de buurt opgeschrikt door een
hevige knal. We dachten aan een
onverhoedse luchtaanval en angstig
pakten we onze gereedstaande "L.B.D."
(Lucht Bescherminqs Dienst)-schou-
dertasjes, waarin eerste-hulp spullen,
noodrantsoenen biscuit en chocola,
rubbertjes voor tussen de tanden
tegen luchtdruk van inslaande bom
men, een wadjan of pan bij de hand
voor op het hoofd. Maar toen behalve
die ene knal geen sirenes gingen
loeien en alleen bij de buren volk te
hoop liep, zijn we ook gaan kijken en
vertelde de sip kijkende buurvrouw dat
er een ontploffing van hun gasfornuis
was geweest. Had kokkie de gaskraan
te lang open gehad alvorens er een
lucifer bij te houden? Kerstkip had mèt
aardappeltjes en doppers een lucht
reis naar het plafond gemaakt!
Nog wat verder in bezettingstijd. Nu
beslist geen luxueuze kerstdiners
meer. De mannen in gevangenschap,
wij zusters met moeder tezamen in
een klein half-bilik huisje in Menteng
Poeloe, en wat we nog aan geld en
spulletjes hadden moest zuinig be
heerd worden want we wisten immers
niet hoe lang of de oorlog nog zou
duren. En toch herinner ik me één
bijzonder kerstfeest, zonder kerst-
tjemara maar wel met een dikke gans
die gaargesudderd werd in z'n eigen
vet, want aan boter was niet meer te
komen. En nu niet in een gas-oven
maar op een anglovuur. Deze gans was
al weken tevoren geruild tegen oude
kleren en een laken, oude flessen
werden verkocht aan de toekang-botol,
en het dier was gekoesterd en bewaakt
totdat het zijn tijd was. Eenmaal zover,
zijn we wijselijk een ommetje gaan
maken totdat kokkie, de enige van
onze bedienden die al die jaren trouw
bij ons bleef, het werk had gedaan.
Met "aardappel"-puree van oebie en
gestoomde singkong, compote van
met suiker en pijpje kaneel gestoofde
djamboe-kloetoek; als dessert kintja-
doerèn want daarvoor was december
de tijd.
Het benodigde ruilmateriaal was ge
zamenlijk ingebracht met een paar
bevriende jongelui die toen nog
"buiten" waren, waaronder een Engels
soldaat die bij de capitulatie behoorde
tot de vernielingsbrigade voor het
havencomplex Tg. Priok en om een of
andere reden was achtergebleven,
toen z'n maats via Tjilatjap naar
Australië werden geëvacueerd.
Deze jongen, Fred Stratton, was een
tijdje bij ons ondergedoken geweest,
had al gauw een pas weten te be
machtigen als Portugees (blond haar,
blauwe ogen en uitsluitend Engels
sprekend!). Hij was een hondsbrutale
knaap en misschien ook daardoor
helaas, na verraad, bij de Kempeitai
terecht gekomen om op nare wijze om
het leven te worden gebracht.
Een beetje verdrietig om degenen die
er niet bij waren, lieten wij ons niette
min het kerstmaal tot de laatste krui
mels en afgekloven ganze-botten
goed smaken en daarna, onder aan
voering van brutale Fred, zongen we
gezamenlijk Engelse Kerstliedjes en
Auld Lang Syne, met tranen in onze
ogen. Dit gezang bezorgde m'n moe
der benauwde ogenblikken en zat ze
angstig op wacht in het verduisterde
voorgalerijtje, want in die tijd immers
mocht er niet gekoempoeld worden en
de aanwezigheid vooral van Fred zat
haar niet lekker. Later vertelde ze dat
onze overbuurman, een Batakker die
we niet erg mochten omdat hij ons
altijd zo giftig aankeek, langs het huis
had gedrenteld en de opmerking
maakte, dat we zo'n riboet maakten
hoewel we de oorlog hadden verloren.
Maar 't moet gezegd, ondanks zoveel
aanloop van jongelui thuis en "samen
scholingen", waar toen fikse straffen
op stonden, heeft deze overbuurman
ons nooit een stro-breed in de weg
gelegd noch verraden.
Nu de kersttijd weer nadert gaan mijn
herinneringen vaak terug naar ouders,
familieleden en vrienden die er niet
meer zijn ofwel over de wereldbol
verstrooid, en naar die dagen toen we
het vaak zo benard hadden. Hoe veilig
kunnen we ons nu voelen en, als je dat
verkiest, hoe overvloedig kunnen we
nu onze kerstdis aanrichten. Maar de
herinneringen aan onze jeugd in Indië
en aan wat voorbij is, koester ik diep in
mijn hart. 't Was toch wel goed
toen
LIZ en TIJN TIMMERMANS
8