Van deze kant uit bekeken Het is eigenlijk geen wonder dat Indonesië hierin Canada nauwelijks bekend is, laat staan Indië. Een groot aantal Canadezen zal waarschijnlijk niet weten waar precies Indonesië ligt, al zouden ze wel een vaag idee hebben van "ergens bij de Philippijnen." Maar Canadezen zijn vriendelijke, beschaafde mensen en ze zijn wèl belangstellend als je ze iets van Indonesië vertelt - de mannen meer dan de vrouwen. (Waarom hebben mannen over het algemeen een ruimere belang stelling dan vrouwen? Vooral hier in Noord-Amerika.) Verder komt Indonesië niet aan de beurt in de media. Behalve af en toe in een kookrubriek en in de Montreal Gazette in een kolom "Names in the News", samengesteld dooreen zekere Doug Cami11i die geweldig veel kran ten leest van over de hele wereld en er alleen het bizarre en het opzienwek- kende uit haalt. Of het irriterende, want een van zijn specialiteiten is serieuze mensen die hem niet beter kennen, op stang te jagen. Net zo'n rubriek als Ann Landers die iedereen leest, al geven ze het niet altijd toe. Hij lardeert de kolom met de onont beerlijke gossip en als het maar enigs zins mogelijk is met sarcastische op merkingen over diverse lievelingen van het publiek. En de serieuze mensen maar nijdig worden en aan de hoofd redacteur schrijven waarom dat ongeluk van een Camille maar kan zeggen wat hij wil. Door Camilli, en alleen door hem, lees ik dingen over Indonesië waar ik nooit van gedroomd zou hebben. Bijvoor beeld over olifanten en slangen. Ik heb nooit olifanten gezien (nooit in de buitengewesten geweest) en net twee slangen in mijn helejeugd. Eén dunne, doodonschuldige slang in onze tuin op de s.f. Modjoagoeng die verschrikt wegschoot en waarvoor de kebon niet eens de moeite nam om die uit te roeien. En een dooie die wel de aan dacht trok. Hij was geweldig van om vang, dik en zwaar en lang (een boa? een python?) en hij zat, dood en wel, gekronkeld om een ijzeren pilaar van een brug, vlakbij onze fabriek. De kali had gebanjird en het razendsnelle water had hem waarschijnlijk met kracht tegen de pilaar gesmakt waar hij zich in doodsstrijd omheen ge wonden had. Een halve desa mensen stond over de leuning van de brug naar de dode engerd te kijken - heel in de diepte, want de kali was intussen weer gekalmeerd en geslonken en stroomde rustig tussen de enorme keien door die weerte zien waren terwijl die oerslang hoog boven het water de pilaar ver sierde. Een paardagen geleden zag ik doorde ogen van Camilli een slang langs het middenpad van een Indonesisch vlieg tuig glijden, net voor het zou ver trekken. Ik zag de paniek en hoorde vrouwen gillen, maar Doug schreef alleen laconiek dat het vertrek werd uitgesteld tot de slang verwijderd was. Er was een Camilli voor nodig om de wereld te verkondigen, tot driemaal toe, dat olifanten in Sumatra de oog sten vernielden, dat ze een desa had den bedreigd en dat een leger patrouille was uitgezonden om de beesten de baas te worden. Voor mij. sinds 1 932 uit Indië weg, klonk het als een verhaal van Kipling. En een paar dagen geleden, niet lang na het aardige stukje met foto van mevrouw Moers-de Vree in Moesson, over haar kennismaking met doerian (in Modjokerto zeiden we doerèn), kon ik mijn ogen niet geloven toen Camilli op de proppen kwam met een stuk over "durian milkshake". Het schijnt dat McDonald's zelfs tot Maleisië, Singapore en Thailand doorgedrongen is en daar doerian milkshakes op het menu heeft. "Buiten mijn schuld", schreef Camilli die zin voor humor heeft, "heb ik eens een vers open gesneden doerian geroken en alles wat ik kan zeggen is dat smaken verschillen over de hele wereld. Door mijn Noord-Amerikaanse neus ruikt doerian als rioolvuil dat aan het gisten is, als u begrijpt waar ik heen wil." Sterk hoor, maar we moeten toegeven dat heel wat totoks die doerian voor het eerst ruiken zich zo zouden uit drukken. Weten ze veel hoe heerlijk het smaakt. Mijn vader die een echte totok of een echte Indischman was, al naar gelang de omstandigheden, heeft altijd een afkeervan doerian gehad. Wanneerde doerian-vrouw aankwam, al van te voren aangekondigd door die geur, riep mijn vader meteen: "Naar de achtergalerij!" Dan liep de vrouw om en mijn moeder en ik, al of niet met gasten, smulden doerian in onze ballingschap op de achtergalerij. De lucht moet via de middengalerij en de korte gang doorgezweefd zijn naar de voorgalerij waar mijn vader zat, maar ik weet niet hoe hij dat oploste. Waar schijnlijk een van zijn dikke sigaren opgestokenGREET GAUDREAU llltlllMIIIIIMMI IIII IIIIIIIIIIIIIIMIIIINIIItll II llllllllllllllll II lllllllltlllllllll llllllllllllllllllll IIII lllllllllll IMIIII llll II lllllllllllll lltllll IIIMIIIIIIIIIIIMIIIIII llllllllllllllllllllllllllllllllllll llllllllll II lllllll llllllllf llll II lllllllllll lllllllll IIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIII lllllllllllllllllltll lllllllllll II WAAROM ZOEK JE TOCH NONA MANIS? Onlangs bracht De Telegraaf een kort verhaal over enkele Indische vrouwen, die zich hebben verenigd in de Kum- pulan Perempuan Indo om vandaar uit hun Oosterse wortels te zoeken en om zich niet langer te schamen voor hun Indische achtergrond. Ook willen zij hun eigen taal, Bahasa Indonesia beoefenen omdat, aldus de dames, een volk monddood wordt als hun taal verdwijnt. Wij nemen hiervan akte en gaan over tot de orde van de dag, maar niet zonder het gevoel dat ook het zoeken naar de Indische wortels en identiteit onderhand tot de afgezaagde onder werpen gaat behoren en ook tot de verschijnselen die je niet serieus kunt nemen wanneer je ziet dat met clichés en verwarde begrippen alleen maar een reden wordt gezocht om gezellig met elkaar koffie tubruk te drinken. Mag natuurlijk, maar weet dan ook dat met het kopje de wortels al stevig vastgehouden worden. REDACTIE LOEMADJANG. EEN OUDE VESTINGSTAD? Die vraag die sterk naar een bevesti ging overhelt, konden we baseren op een bericht in het Indonesische blad KOMPAS (oplaag 600.000 ex.!) van 3 december l.l. Doorde Oudheidkundige Dienst zijn daar resten gevonden die wijzen op het bestaan van een oude vestingwal met fortificaties op ong. 6 km ten N. van het huidige stadje Loemadjang in Oost Java. Dat zou precies op de driesprong liggen naar Probolinggo en Djember. Een areaal van ongeveer 135 hektare moet vroe ger omwald zijn geweest door een muur van bakstenen en voorts be grensd door 4 riviertjes. Dus wel stra tegisch gelegen. In 1920 vermeldde een zekere A. Muhlenfeld reeds het bestaan van oud heidkundige resten aldaar. Maar pas in 1980 werd begonnen met systematisch speurwerk. Resten porselein die wer den opgegraven wijzen naar de 1 3e eeuw als oudste begin. Volgens de plaatselijke overlevering was Loema djang de zetel van Menak Kontjar die aan de zijde van Madjapahit tegen Menak Djengga streed. Verder wordt in de Pararaton, een oud Javaans geschrift, een plaats genoemd die Pedjarakan heette. Nu nog heet een kaloerahan bij Loemadjang Pedjarakan. Volgens de plaatselijke bevolking is dit areaal in verschillende "blokken" ingedeeld, en een van die blokken heet nu nog Blok Kraton. Dit alles wijst er wel sterk op, dat daar vroeger ten N. van Loemadjang een versterkte stad is geweest. Misschien dat lezers van Moesson die uit de Oosthoek komen, vroeger ook verhalen of legenden hebben gehoord, die het bestaan van zo'n oude vesting stad kunnen bevestigen? DICK HARTOKO 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 18