LIEVE MENSEN MOESSON, DE OORLOG EN ZEUREN (Vervolg: "Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" van pagina 4) boten werden - als zij niet in dok lagen - ingezet voor het vervoeren van ge heime missies. Slechts de 0-23, de 0- 24, de 0-19 en de Zwaardvis hebben gevechtsacties ondernomen. Van het strijdtoneel naar het burger front. Voor de Nederlandse verhou ding tot Indië was van belang de Conferentie in Mont Tremblant (Canada). Deze was belegd door het Institute of Pacific Relations en werd bijgewoond door delegaties uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en Nationalistisch China. De algemene teneur was gericht tegen een voort zetting van de koloniale verhoudingen. De conferentie werd op 4 december 1942 geopend en duurde tien dagen. De 7 december rede van Wilhelmina viel dus midden in deze periode. De daarin vervatte toezeggingen vielen bij de deelnemers van de conferentie in goede aarde: de Nederlanders kon den tevreden naar huis gaan. Dr. de Jong beschrijft uitvoerig hoe afhankelijk de Nederlandse en Neder lands-Indische instanties waren van Geallieerde beslissingen. De Neder landse zaak stond er dus zwak bij het Geallieerde opperbevel voor. Men kon geen vuist maken, zodat ook wat betreft de operaties tegen de Indische archipel het Nederlands initiatief voor het grootste deel afhankelijk was van de goodwill van de Britten in Brits- Indië en van de Australiërs en Ameri kanen in de Zuidwest-Pacific. Dat de twee regeringen in balling schap - tegen beter weten in soms - langs allerlei wegen activiteiten ont plooiden om de stemmen van Neder land en Indië te laten weerklinken tot in de hoogste civiele en militaire krin gen der Geallieerden, daar kunnen wij slechts bewondering voorvoelen. Dui delijk was het echter wel: Nederland (dus ook Indië) telde niet meer mee. De Verenigde Staten en Engeland bepaalden de koers. "Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog" - Ned.- Indië - deel 11C - Prof. Dr. L. de Jong - Prijs f 49,50, porto f 7,—. Verkrijg baar bij Boekhandel Moesson. Hartelijk dank voor jullie geluk wensen en allen ook een Melekalikimaka en Hauoli Makahiki Hou Aloah JOYCE COHEN Pahoa, Hawaii Zeuren. Volgens Van Dale is dat 1een eentonig vervelend geluid voortbrengen en 2.) langdurig of telkens op vervelende toon of lastige wijze over iets spreken, veelal om zich te beklagen ofwel om een verlangen te uiten. Wanneer een kind zeurt, begint dat voor de omgeving na heel korte tijd al vervelend te worden en een vermaning of opvoedkundige maatregel is vaak nodig om het kind tot de orde te roepen en de rust te herstellen (en daarmee de goede sfeer). Wanneer een volwassene zeurt, ligt dat moeilijker. Het mijden van zo'n grote zeur is het beste middel om van zijn of haar gezeur af te zijn. Tenzij jezelf een zeur bent natuurlijk, dan zoek je die ander juist op. Echter, gecompliceerd wordt het wanneer er een ernstige vervaging is opgetreden rond het begrip "zeuren". Wanneer namelijk gezeur vrij massaal wordt beoefend, dan is het geen zeuren meer, maar dan is het geworden tot een soort stem van het volk. En u weet dat het in deze tijd de stem van het volk is die beslissend is, al komt die stem maar uit tien kelen. 990 zwijgende stembanden tellen namelijk niet mee. Maar om kort te gaan en tot de kern te komen: redactie Moesson ontvangt wekelijks een hoeveelheid oorlogskopij. Een deel daarvan bewaren wij voor de 1 maart- en 15 augustusnummers en enkele bijdragen plaatsen we "er tussen door". Op deze wijze blijven wij aandacht besteden aan de jaren '42-'45. We hanteren daarbij wel enkele criteria. Zo moeten de bijdragen geen zelfverheer lijking inhouden en ook moeten er nieuwe gegevens - al was het er maar één - vermeld worden. Moesson besteed aandacht aan de oorlog door mensen zélf te laten vertellen, zoals bij alle andere artikelen ook trouwens. Wat u als lezer niet weet, maar mag aannemen, is dat heel veel oorlogskopij niet geplaatst wordt, omdat het puur gezeur betreft. Gezeur dat orkaankracht bereikt, wanneer de media weer aktief worden, zoals bij het voorgenomen staatsbezoek aan Japan. Dat er een oorlog is geweest, weten we. Dat er geleden is, weten we ook. En dat de Nederlandse overheid bepaald niet vlot en royaal is geweest met uitkeringen is onderhand ook wel bekend. Maar om schrijvend, dichtend, gillend en krijsend op papier om deze feiten te blijven ronddraaien, willen wij in Moesson niet weten. Vertellen wat jij als mens hebt meegemaakt en geleerd kan positieve elementen opleveren voor het leven dat wij met z'n allen NU leven. NU, 42 jaar later. Zeuren over hetgeen jij hebt meegemaakt en klagen over wat jij als onrecht ervaart, bewijst alleen dat de 42 hele jaren die na dato verstreken zijn, niet zijn aangegrepen om het leven een nieuwe positieve inhoud te geven. Het lijkt dan wel of je dan heel belangrijk bent als niet begrepen oorlogsgetroffene, maar dat lijkt alleen maar voor jezelf. Anderen gaan je mijden als oude zeur, want wanneer er over oorlogservaringen alleen maar gezeurd kan worden, dan is er geen plaats meer voor een luisterend oor dat naar een reëel menselijk verhaal wil luisteren. Ook Moesson zal wat dat betreft Oost-Indisch doof worden. RB Aan bovenstaande boodschap van Ralph die hij ook namens mij op papier zette, wilde ik nog het volgende toevoegen. Zoals gezegd. Moesson wil en zal beslist niet de bezettingstijd, de oorlog negeren. Ik zou willen zeggen: integendeel. Op belangrijke data horen belang rijke artikelen en elke ervaring van U lezers, belangrijk genoeg te zijn om in ons blad te worden opgenomen. Moesson is nog altijd het tijdschrift dat door zijn lezers wordt gemaakt. Maar er is en blijft een kriterium en dat bepaalt de redactie. Het is voor mij altijd pijnlijk om kopij te moeten afkeuren en terugsturen. Of zelfs in de prullemand te gooien, want in een prullemand horen prullen. Was het geschrevene een prul? Naar redactionele maatstaf ja. Rijmelarij die druipt van ellende en zelfbeklag, lijden, scheiden, kinderogen, mededogen, heldenmoed, bloed, stug verzet, stil gebed enz. enz. Als ik tien van zulke gedichten achter elkaar binnenkrijg, weet ik me echt geen raad. Daar tegenover staan de goeie verhalen. Ook over de oorlog. Die is een deel geweest (herhaal DEEL) van ons leven in Indië en daar moet dus over geschreven worden. Zo besteden we in het a.s. maart nummer van Moesson aandacht aan de vraag: "Wat deden we buiten het kamp, hoe leefden we? En dat zal ongetwijfeld weer pagina's vol boeiende, belangrijke verhalen opleveren waarin de humor niet zal ontbreken. Maar ook de Kempeitai niet, helaas! Wat ik na het relaas van Ralph wil benadrukken is, dat we niet elk verhaal over de oorlog schuwen, maar we willen van Moesson geen kampkrant maken, noch een syndroomblad. Het valt me telkens weer op dat op (kamp)reünies praktisch niet over de oorlog of het kamp gesproken wordt, er altijd een sfeer van opgewekt heid en levensmoed heerst. En zo krijgt men pen en papier te pakken of het is mis. Is er misschien toch behoefte aan een kampkrant? Jammer, Moesson wil dat niet worden, nooit. Daarvoor hebben we ons. Uw leven en dat van onze kinderen te lief. LILIAN DUCELLE 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 21