NEDERLANDS-INDIË
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
DEEL 11C - PROF. DR. L. DE JONG
door Dr. R. de Bruin
Deel 11 C van Dr. L. de Jong over Nederlands-lndië zal ik in twee afleveringen
bespreken. Dit derde deel geeft niet veel aanleiding tot kritiek. Op een enkel
punt na heeft Dr. de Jong zich uitstekend van zijn taak gekweten, zodat ik in het
overgrote deel van deze bespreking zijn betoog volgen zal.
Ik stel me voor in deze aflevering de eerste vijf hoofdstukken te behandelen.
Daarna komt Indië namelijk steeds meer in zicht. Dan worden door Van Mook
c.s. maatregelen getroffen, die hun werking tot in de na-oorlogse situatie zullen
doen voelen. Ook door het Geallieerde opperbevel werden toen beslissingen
genomen, die de toestand voor Nederland wezenlijk zullen wijzigen. Eerst na de
komst van de Britten op Java zou blijken hoe ongunstig die veranderingen
uitpakten. Dat zullen we in de tweede aflevering zien.
In hoofdstuk 1 maken wij nader kennis
met de voornaamste Nederlands-In
dische autoriteiten, die vlak voor de
landing van de Japanners op Java dat
eiland verlieten om de strijd vanuit
Ceylon en Australië voort te zetten. Dr.
de Jong confronteert ons daarbij met
de soms fundamentele verschillen van
inzicht en de persoonlijke conflicten
binnen de Nederlands-Indische rege
ring in ballingschap en tussen
"Melbourne'' en "Colombo", resp. de
zetels van luitenant-gouverneur-gene
raal Van Mook en vice-admiraal Helfrich.
Gezien de geringe omvang van de
strijdkrachten waarover zij toen be
schikten, kan men zich afvragen of die
autoriteiten hun tijd en energie niet
aan meer zinvolle zaken hadden kun
nen besteden. Drijvend op het fictieve
beeld dat zij over de gezagstrouw van
de Indonesische bevolking hadden,
zonden zij de eerste geheime missies
naar resp. Sumatra (Wijnmalen c.s.),
Java (Raden Iswahjoedi c.s.) en Cele
bes (Hees c.s.). Ze waren een totale
mislukking; slechts de partij van
Iswahjoedi kon met veel moeite haar
basis in Australië bereiken. De andere
twee vielen in Japanse handen.
In hun optimistische visie t.a.v. de
mogelijkheden om op deze wijze in de
archipel te infiltreren, werden zij ge
sterkt door de inlichtingen die Van der
Star en zijn twee metgezellen in juli
1942 verstrekten na hun geslaagde
vlucht uit Pasar Ikan, de vissershaven
van Batavia. De Nederlands-Indische
regering in ballingschap bleef verder
verstoken van meer realistische mede
delingen en de Japanse radioberichten
relativeerden zij zodanig, dat hun
beeld vrijwel ongeschonden bleef. Het
gevolg hiervan was, dat slechts een
enkele geheime missie zijn opdracht
heeft kunnen uitvoeren, zij het onder
de moeilijkst denkbare omstandig
heden. Het doet ons - nu het geheel
overziende - vreemd aan dat in deze
mislukking van de infiltratie van de
archipel noch Helfrich noch Van Mook
c.s. aanleiding hebben gezien zich te
beraden op de vraag of hun optimisti
sche kijk op de politieke situatie in
bezet Indië wel juist was. Zij bleven
hun plannen, ook de latere, meer
definitieve, daarop baseren. De op
gevangen Japanse radioberichten
werden als pure propaganda opgevat
en niet gebruikt om hun kennis over de
houding van de Indonesische bevol
king bij te stellen. De karakterisering
van Dr. de Jong van deze acties als
"nutteloze speldeprikken" kan ik
onderschrijven.
Tipjes van de sluier, die een meer
realistisch beeld verhulde van de In
donesiërs en hun verhouding tot het
Nederlandse gezag, waren onder meer
de recalcitrante houding van Indone
sische schepelingen (al sinds april
1942) en activiteiten van Indone
sische ex-Digoelisten, die in februari
1943 naar Australië waren overge
bracht. In 1944 werd er zelfs een
nieuwe PKI opgericht. Samenwerking
met de Nederlands-Indische regering
in ballingschap was wel door Moskou
voorgeschreven, maar alleen met het
doel mettertijd het koloniale juk van
zich af te schudden. Enkelen van hen
wisten zelfs door te dringen tot stra
tegische posten, zoals de redactie van
het tijdschrift Penjoeloeh (de Toorts), dat
in Australië werd uitgegeven door de
NIGIS (Netherlands Indies Government
Information Service). Deze instantie
verzorgde van Australië uit radio
uitzendingen, gericht op de archipel,
zowel in het Nederlands als in het
Indonesisch.
Dat fictieve beeld zweefde overigens
ook de Nederlandse regering in Londen
voor ogen. Achteraf kan men wat
meewarig het hoofd schudden over de
wijze, waarop de rede van Koningin
Wilhelmina van 7 december 1942 tot
stand is gekomen en welke conse
quenties deze twee regeringen in bal
lingschap daaraan wilden verbinden.
Dat beeld bleef hun beleid beheersen
en loopt dan ook als een rode draad
door dit hele boek, tot en met de
confrontatie met de Indonesische
republiek
Het droevige verhaal van pogen en
mislukken zet zich voort, ondanks de
inzet van de Nefis, de inlichtingendienst
van de Nederlands-Indische regering
in ballingschap in Australië en van het
Korps Insulinde, dat vanuit Colombo
opereerde. Op 1 augustus 1942 was
op Ceylon het Korps Insulinde ge
vormd met het doel geheime missies
naar Sumatra uit te zenden voor het
opzetten van anti-Japanse onder
grondse organisaties en het plegen
van sabotage, o.m. op de olie
emplacementen bij Palembang. Dit
korps ressorteerde onder de Anglo
Dutch Section binnen het kader van de
SOE (Secret Office Executive). Veel
later, medio maart 1943, werd NEFIS
III opgericht, een afdeling van de
Netherlands Forces Intelligence Ser
vice, die belast werd met de taak
agenten op te leiden in party-verband
in het grootste deel van de archipel.
De Nefis ressorteerde als militaire
dienst onder Helfrich en bij diens
afwezigheid onder Coster, die spoedig
werd opgevolgd door Koenraad. Een
poging van Van Mook om met het
Amerikaanse Office of Secret Service
(OSS) in zee te gaan, bleek vruchte
loos.
Opwekkender wordt het beeld als men
leest hoe de Marine Luchtvaartdienst
(MLD) en de Militaire Luchtvaart (ML)
van het Knil herbouwd werden. De
opleiding van het personeel hiervoor
werd in de Verenigde Staten gecon
centreerd. Daarna werd het verspreid
over Engeland, Ceylon (MLD) en
Australië (ML). Hier werd begin april
1 942 het 1 8e squadron opgericht, dat
met B-25 Mitchell bommenwerpers
werd uitgerust. De vliegtuigen, waar
naar in menig kamp later in en na de
oorlog werd uitgekeken. Eerst als
teken van bemoediging, zo nu en dan
gerealiseerd in door ML-vliegers ge
strooide pamfletten, later als bevoor-
raders van geïsoleerden in de binnen
landen van de archipel. In december
1943 werd, eveneens in Australië een
jager-eenheid (Kittyhawks) gevormd,
dat als 1 20e Squadron de strijd tegen
de vijand aan kon binden. Daarnaast
opereerde er het transport-squadron
(Dakota's) van de ML, dat pas op 15
augustus 1945 zijn definitieve naam
kreeg: 19e Transport Squadron.
Met de gevechtstaak van de Konin
klijke Marine was het niet zo best
gesteld. De twee lichte kruisers Tromp
en Jacob van Heemskerck en de twee
nieuwe torpedobootjagers Van Galen
en Tjerk Hiddes werden niet ingezet
bij de Amerikaanse operaties in de
Zuidwest Pacific. Zij deden dienst als
escortevaartuigen voor de Geallieerde
overzeetransporten. Pas medio 1945
raakte de Tromp betrokken bij ge
vechtsacties, nl. bij de beschieting van
Balikpapan. Eerder had de Tjerk Hid
des van zich doen spreken bij de
evacuatie van de Timor-guerilla begin
december 1 942.
De meeste Nederlandse onderzee-
(iees verder pagina 21)
4