Wat je doet, doe je grondig
Indische jongens (en meisjes) die een volledige dagtaak hebben aan de
"Indische zaak" en die naar eer en geweten hun krachten geven om de Indische
belangen te dienen, zijn er maar weinig. Dat is niet vreemd, want er zijn maar
weinig functies waarop dergelijke krachten nodig zijn. Voor het overige kan
worden volstaan met deeltijdwerkers en vrijwilligers. En dan zeker niet te
vergeten de vrij grote groep gepensioneerden, die geen zin heeft de hele dag
maar thuis te zitten en die gezond en krachtig genoeg is om nog veel werk te
verzetten.
Eén van die Indische jongens die wel een volledige dagtaak heeft, is Runskey
Purvis. Met zijn 39 jaar is hij weliswaar geen jongen meer, maar we spreken nu
eenmaal nooit van een "Indische meneer" of "Indische man". En in jaren is hij
toch ook nog wel jong maar ik haast me om er aan toe te voegen: "en droog
achter zijn oren", want je telt al gauw niet mee - zo heb ik geleerd - wanneer je
tenminste de oorlog niet hebt meegemaakt.
Runskey Purvis is een ernstig man, serieus maar niet saai. Hij werkt in Voorburg,
bij de stichting Pelita waar hij adjunct-directeur is.
Runskey Purvis
39 Jaar is hij dus en binnenkort de
oudstgediende bij Pelita. Dat komt
door het natuurlijke verloop. Op papier
heeft hij nog een redelijk aantal jaren
te gaan en wie later informatie wil over
bijvoorbeeld de geschiedenis en het
wel en wee van Pelita, weet nu dus al
bij wie men moet zijn. Elf jaar werkt hij
al bij deze stichting, die de materiële
en immateriële belangen behartigtvan
Indische oorlogsgetroffenen. Maar
eerst gaan we even terug, eerst
naar zijn voornaam. Waar de naam
Runskey vandaan komt en wat het
eventueel betekent weet ook hij niet,
wel dat het waarschijnlijk een samen
voeging is van voornamen van groot
ouders. Doei er verder ook niet toe,
maar je vraagt natuurlijk even hoe en
wat.
Hij is in Amsterdam geboren, waar hij
ook is opgegroeid. In zijn zak heeft hij
de diploma's Gymnasium A en B.
"Thuis heb ik de geijkte Indische op
voeding gehad via de rijstepaplepel.
Dat in combinatie met de Jezuïten-
opvoeding op school heeft mij één
ding geleerd wat ik nog elke dag in
praktijk breng: wat je doet, doe je niet
half, maar grondig. Dat is mijn ambitie".
Dit laatste klinkt misschien wel erg
grondig, maar het was meer een reac
tie op mijn eerdere vraag, wat er over
was van de oude Purvis. Waar waren
zijn ambities gebleven? Runskey eer
der in het gesprek: "Mijn vader werkte
voor de overheid in het buitenland.
Zeven jaar heb ik in Joegoslavië ge
woond en zeven jaar in België. Ik wilde
dan ook iets gaan doen waarin ik een
ambulant leven zou hebben. Toch ben
ik op aandrang Medicijnen gaan stu
deren, maar na enkele jaren ben ik
daarmee gestopt. Ik wilde op eigen
kracht verder. Ik zocht werk en via via
kwam ik zuiver bij toeval terecht bij
Pelita.
In het begin was ik geschrokken
omdat ik Indische mensen zag met
problemen en vragen om hulp. Ik werd
geconfronteerd met de Indische be
volkingsgroep èn met het Indisch-zijn.
Gaandeweg groeide het besef dat
je te maken had met mensen die
een beroep deden op Pelita. Mensen
van nu die problemen hebben die nu
spelen. Die mensen moeten zo goed
mogelijk geholpen worden. Recht
hebben is één, recht krijgen is twee".
Hier zijn we beland bij Pelita zoals die
zich de laatste 20 jaren heeft ingezet:
als hulp om de verschillende wette
lijke regelingen voor oorlogsgetroffe
nen (W.U.V., W.U.B.O., W.I.V.) ook
werkelijk van toepassing te laten zijn
op degenen voor wie ze bedoeld
waren en zijn.
Voordien zette Pelita zich, veelal met
behulp van vrijwilligers, in voor hulp
verlening in meer huishoudelijke
zaken, zoals kolen, boeken en geld.
Behalve hulp inzake uitkeringen en
bijzondere pensioenen, geeft Pelita
ook immateriële steun en dat is wel zo
nodig, want nog steeds is het zo, aldus
Runskey Purvis, dat er geen aansluiting
bestaat tussen het denken en werken
van Nederlandse geestelijke gezond
heidswerkers en de Indische situatie
en het Indisch denken. "Die aanslui
ting trouwens ontbreekt ook bij de
W.U.V., W.U.B.O. en W.I.V. Die zijn
allemaal gebaseerd op de situatie in
Nederland. Om die wetten toch
"Indisch" te interpreteren en uit te
voeren is een van onze taken". Voor
waar geen gemakkelijke opgave en
toen Pelita intern besprak hoe de
uitvoering van die taak verlicht kon
worden en hoe voor de Nederlandse
en Indische gemeenschap de taak van
Pelita verduidelijkt kon worden, be
sloot men tot een studie. Al veel
eerder was namelijk gebleken dat his
torisch en actueel feiten- en cijfer
materiaal betreffende Indische Neder
landers in één boek niet voorhanden
was. Wanneer in voorkomende geval
len de Indische belangen ter sprake
kwamen, kon dan ook niet worden
teruggevallen op tenminste één actuele
wetenschappelijke inventarisatie, en
dat in tegenstelling tot andere bevol
kingsgroepen, die met een dergelijk
"handboek" hun wensen en eisen
krachtig wisten te onderstrepen. Het
resultaat van de door Pelita in gang
gezette studie was het boek "Indische
Nederlanders en Gerepatrieerden" ge
schreven door Ellemers en Vaillant,
verschenen in 1985.
"We weten niet hoe het gaat met
Indische Nederlanders" is de conclu
sie van het boek, waarin verdere studie
wordt aanbevolen. Maar al bestaat er
dan nog geen Indisch handboek, dat
wil niet zeggen dat Pelita stil komt te
staan. Zolang er nog één is die hulp en
begeleiding nodig heeft, zal Pelita
functioneren.
Terug naar Runskey Purvis. Is het leuk
om als Indische jongen werkzaam te
zijn in een Indische organisatie? "Je
voelt je er natuurlijk thuis en er zijn
geen problemen om te weten en aan te
voelen waarmee je bezig bent. Maar
dat wil niet zeggen dat je door ieder
een altijd begrepen wordt. Wanneer
tegen mij gezegd wordt dat ik te halus
ben en daardoor misschien minder
geschikt voor bepaalde taken en funk-
ties, dan ben ik Amsterdams genoeg
om te antwoorden "hoe wil je het
hebben: gesneden of aan één stuk?"
Ze kunnen het krijgen zoals ze het
willen.
Jongeren kunnen zich gemakkelijk
aanpassen. Dat laatste is ook belang
rijk om deuren te openen èn in te gaan.
In mijn werk moet wat de Indische
groep wil, worden vertaald in stappen
volgens Nederlandse normen om zo
doende het doel te bereiken. Dat daar
bij je Indische identiteit op de tocht
kan komen te staan, is waar, maar voor
mezelf heb ik scherpe grenzen gesteld:
dit wel en dat niet. Thuis bijvoorbeeld
zal ik de Indische gastvrijheid in ere
houden en gasten een maaltijd aan
bieden, al was het maar rijst, tjeplok en
ketjap. Maar niet aan iedereen. Ik kijk
voortaan wie ik voor me heb".
In de avonduren studeert Runskey
Rechten in Rotterdam. De toekomst?
"We zien wel. Voorlopig werk ik voor
Pelita en er is nog genoeg te doen en
dat moet grondig Worden gedaan".
R.B
Wanneer de mensen goed zijn, zijn de
wetten nutteloos; wanneer de men
sen verdorven zijn, worden de wetten
overtreden.
Benjamin Disraeli
5