BRIEVEN OVER. 0 Een fijne tijd Het mag misschien vreemd in de oren klinken, maar voor mij en wellicht ook voor m'n collega's uit Bogor was die Japanse bezetting een fijne tijd geweest. Fijn omdat we volop vrij waren doordat we niet meer naar school mochten en ook doordat we als Belanda Peranakan (Indo's) buiten de kawat bleven. Bovendien beleefden we later avonturen. Het eerste jaar of wat langer deden we niets anders dan wat we in onze vrije tijd voor de bezetting, gewend waren. Gewoon ravotten, sporten, vliegeren e.d., alsof er niets aan de hand was. Ik herinner me zelfs dat er nog Tarzanfilms vertoond werden van Johnny Weismuller. Wel was 't zo, dat velen van ons geen bedienden meer mochten hebben, maar dat was voor ons geen probleem. We waren thuis maar met z'n drieën in een niet al te grote woning en deelden de huishouding. Met plezier fungeerde ik als baboe-dalem en m'n broer was de kok (en of die kon koken). Zo hielpen we onze pleegmoeder. Velen begonnen te tjatoeten om aan de kost te komen, ik kan mij niet meer herinneren dat ook wij daartoe gedwongen waren. Het was me gewoon een raadsel hoe onze oude pleegmoeder dat voor elkaar kreeg, maar we hadden genoeg eten in huis. Wel was het zo dat we eigen huizen hadden en trouwe Indonesische kennissen. Ik voelde me dus juist in die periode kerngezond en deed alles met plezier. We dachten toen niet aan bijverdienen; en trouwens waar konden we als Indo's werken, tenzij we bereid waren koeliwerk te doen Langzamerhand begonnen enkele jongens toch te werken. Ze liepen achter een grobak, die als verhuis wagen diende. Zij waren het die het voorbeeld gaven om maar wat te doen. Geleidelijk aan begonnen toen meer dere jongens d.g. karweitjes te doen. Ze kwamen terecht in smederijen in fabrieken en bij de spoorwegen (Rikuyu). Dit laatste leek me wel wat en meer voor de lol en uit verveling meldde ik mij met nog wat jongelui bij de S.S. (Staatsspoorwegen). Onze direkte baas was een Indo die altijd al bij de SS. gewerkt had. Nu dus met die Rode Bol om z'n arm. Hij was streng maar niet voor ons (dat kostte hem later helaas het leven tijdens de Bersiap). We deden allerlei karweitjes van grondverzet, t.b.v. toedekking van schuilplaatsen voor loc's, tot rails- verwisselen toe. Wat voelden we ons stoer als echte SS. werkmannen; toch even wat anders als in die saaie school banken pennelikken. Bovendien was hantjo al weer gewoon de oudste van ons Indo's; ik meen Portier een gedroste ex-KNIL-er. Hoewel zwaar werk werkten we toch met plezier en gingen na afloop zo tegen half vijf gewoon naar huis. We werden weke lijks uitbetaald in geld of natura. De leukste periode was wel, toen we automatisch bij de Genie terecht kwamen. Daartoe moesten we iedere ochtend verzamelen bij de v.m. Mulo- school. In 5 Japanse legertrucks (Toyota's), onder een Jap en Indone sische Heiho's als chauffeurs, reden we stoer overal rond, om b.v. verzamel de ijzerwerken, zoals prikkeldraad, hekken e.d. op te halen. We kwamen zo op de gekste plekken waar we nooit geweest waren. Heerlijk gewoon alleen al dat auto rijden; toch maar even anders dan naar school fietsen of lopen. De fijnste periode was wel, toen we dagelijks helemaal de Gunung Salak opreden, om daar reeds verzamelde boomstammen op te laden. We ge noten tijdens de ritten; eenmaal boven in die frisse gezonde berglucht ge noten we van de prachtige uitzichten, 't Werk, het opladen van de zware stammen deden we dan ook met ple zier ja, we hielden zelfs wedstrijden wie z'n wagen eerder vol had. Nooit werden we door de toezichthoudende Jap toegesnauwd laat staan geslagen. Integendeel hij liet ons toe, als we na 't opladen nog even wilden zwemmen in een bergmeer of een ravijn afdaalden om in een heldere bergbeek te verfris sen. En owee als een tukang pisang langs ons kwam dan "kocht" die hele trossen voor zijn "sinjo's". Soms ook liet de Jap zich helemaal niet zien, stapte halverwege op de berg af, om steevast bij een lieftallige Soendanese aan te keren, tot ergernis van de Heiho'sOp de terugweg, als we hem weer ophaalden gebeurde het ook dat ook wij aankeerden en ont haald werden op kowe semprong en vele kopjes thee voor zeker wel 25 jongens Dan was er die verre lange afdaling soms tot helemaal naar 't vliegveld Semplak toe, om de stammen daar uit te laden. Onderweg zongen we soms van plezier. De Jap (Takahatsi) had er niets op tegen als we boven hem op de cabinekap zaten en zong zo waar mee, zoiets als; en van je hera hora ho je moe maru inOp het vliegveld zongen we dan: "Awaslah mata mata musa di Mat kanan kiri Inderdaad zagen we dan hoe de jagers tussen de kamponghuisjes verscholen zaten en de nepjagers van bilik voor zien van legerkleuren en de "Rode Bol" netjes opgesteld op 't veld stonden. Zo reden we dagelijks een paar keer op en af met een rustpauze (jasme en masiange) er tussendoor. We konden dan bij hen in de keuken een flinke schep rijst krijgen met wat groenten (meestal lobak) en zo tegen vijven gewoon dus weer naar huis. Anders dan bij krijgsgevangenen had den we lang 't gevoel niet als dwang arbeiders vernederd te worden door de Jap. 't Drong ook niet tot ons door, dat we eigenlijk voor de vijand werkten. Daar was de stemming te goed voor en voor ons scholieren, een leuke afwis seling. Velen van ons werden gezon der door dat dagelijkse buiten werk, en daardoor weer vrolijker. De Jap had plezier om ons en wilde elk van ons een naam geven. Zo heette ik Hariku (van Harry). Ook met de Indo nesische Heiho's konden we best opschieten. Bovenal voelden we ons veiliger omdat we "in dienst" waren van Dai Nippon. Tot onverwachts de dag kwam, dat de goede man (want dat was hij hoor) ons kwam zeggen: "Kerdja habis, perang habis, Nipon purangToen kwam pas de ellende, maar dat is een ander verhaal H. v. LAWICK v. P. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll! VLIEGERS Ik hoop dat ik bij U aan het goede adres ben en zo niet dan hoop ik dat u een orang-pienter-sekali kunt vinden, die mijn vraag zal weten te beant woorden. Naast de vechtende vliegers stonden er in de Meester Cornelisse lucht ook "sier"-vliegers, hele kanjers, wel manshoge (volgens heugenis). Ze stonden pal, tussen de zenuwachtig dartelende vechters. Enkele konden "zoemen" (hoe?). En af en toe stoof er langs de lijn van zo'n siervlieger een "koepoe-koepoe" omhoog, een vlinder- vleugel-vormig geval. En boven stootte die vlinder ergens tegenaan (tegen de tali-kama?), waardoor de vlindervleu gels samenklapten met als gevolg dat een knijper open ging, zodat een hoeveelheid papiersnippers naar be neden kwam dwarrelen. Samengeklapt roetste de vlinder weer langs de lijn omlaag en kon weer gespannen wor den. De vraag is nu: wie weet (nog?) hoe zo'n vlinder in elkaar zit? Ik zou 'm graag nabouwen. Ed. P. DE R00 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 18