"BUITEN" Wij verbleven "buiten". En "buiten" wonen in oorlogstijd betekende leven in een hel van ondragelijke, angstige spanning. In de jaren na de repatrieëring benijdde ik soms nog de vrouwen in de jappenkampen. O ja, zij hébben het bar slecht gehad, werden vernederd en wreed behandeld. Toch, achteraf bezien, zij waren met zijn allen één. Konden samen lijden, maar ook samen schimpliedjes zingen. Dit laatste ontbrak ons van 'buiten". Elke dag, elk uur, elke avond en nacht tijdens die jaren waren één verwrongen angstig afwachten of deze of gene je niet verraden zou en alsnog uitleveren. Het voedsel was schaars, wij hadden geen verdiensten of nauwelijks. Ookbij mij thuis waar mijn vader, door de Jap geprest, een schamel loontje kreeg. In het laatste jaar leed ik aan beri-beri door het eenzijdige voedsel, sagopap en soms wat rijst met groen ten. In de polikliniek kreeg ik daarvoor obat uit de natuur en toen ik zweren kreeg op mijn lichaam, weer dezelfde obat. Pappie werd, na een lange tijd onder gedoken te zijn geweest, verraden en voor de Kempeitai gesleept. Hem werd opgedragen aan een zeevaartschool te doceren, waarin hij na de nodige drei gementen en uitgevoerde martelingen uiteindelijk, denkend aan zijn gezin, in toestemde. Uit voorzorg werden wij al meteen verbannen naar Semarang, waar wij niemand kenden. Voor mijn broer en mij was de eerste periode van angst voorbij immers met iemand spelen in Batavia was onmogelijk ter voor koming van onvoorzichtige uitlatingen. Naar school gaan en Indonesisch spreken, hatelijke opmerkingen slik ken van de onderwijzers, bezoekers ontvangen en dan ontkennen dat je weet waar je vader is, de deuren bewaken zodat niemand binnen kon vallen en de vrouw of de bedienden onverwacht uithoren, dachten wij ach ter de rug te hebben. In Semarang moesten wij ook naar school. Dat hield een omschakeling in van gewoon Maleis naar hoog en laag Javaans spreken met je kameraadjes en onderwijzers en alle leerstof in hoog Indonesisch verwerken, waar nog les in Japans bijkwam. Onze klasgenootjes waren achterdoch tig en kwamen vaak hatelijk over. Er waren ook wel klasgenoten die voor mij opkwamen door te beweren dat ik zo blank en dom was omdat ik uit de bergen van Soenda kwam (West-Java is Soendanees) en daarom ook niet op de hoogte was van de fijne kneepjes van de Javaanse adat. Onbewust ver droeg ik de zware druk omdat pappie's gevaar, gevangen te worden genomen, nog aanwezig bleef, leder van ons stond alleen onder die druk, wij konden nooit onder elkaar uitspreken "denk aan de meeluiste rende vijand". De bedienden of buren plus de Indische kennissen (die eigen lijk met wantrouwen naar ons keken maar met wie wij wel Nederlands bleven spreken in de binnengalerij) zij allen bleven potentiële verraders. Dat gevoel van wantrouwen was over en weer, de spanningen rezen. Pappie mocht alleen van huis naar school v.v. Moest hij ergens anders heen, weer naar de Kempeitai bijvoor beeld om "verhoord" te worden dan ging hij onder bewaking van een Indo nesische employé daarheen met een gestempelde band om zijn mouw. Ach en hij was, onwetend, niet de enige die geprest was, droeg zijn lot in stilte om er ons niet mee te belasten. Geschopt en geslagen en tóch trots om het verzwegene kwam hij dan thuis, de volgende dag moest hij weer les geven! Een flinke klap in zijn hals verminderde zijn gezichtsvermogen en vervormde zijn halswervels. Pas in 1945 bekende hij zijn pijnen, werd behandeld door chirurgen uit de troepenschepen, ze riepen elkaar om naar dat wonder te kijken, dat ander half jaar na de klap overeind was gebleven uit pure levenswil. De laatste maanden onder de Jappen werd mijn broer agressief uit bedwon gen wraakzucht over de ondergane vernederingen op school, soms gaf hij pappie de schuld ervan. Toch hield pappie ons moreel op peil door zijn humor, soms was hij overdreven streng, ook tegen mij van wie hij toch heel veel hield. In de middag van 27 februari jl„ 45 jaar nadat in de Javazee de verbonden geallieerde vloten de Japanse invasie van Java in een ongelijke strijd met de vijandelijke overmacht hadden trach ten te keren, vond in de Kloosterkerk in Den Haag een herdenking van dit feit plaats. Deze herdenking, die was georganiseerd door de Koninklijke Nederlandse Vereniging "Onze Vloot" werd door ongeveer 1 200 belangstel lenden bijgewoond, onder wie de Minister van defensie, de heer van Eekelen. In zijn toespraak maakte de minister bekend, dat hij drs. D. van der Mei, oud-staatssecretaris van defensie, tot vertrouwensman voor de oud-militairen uit het voormalig Ned.-lndië had be noemd. Deze zal zich zowel met de oud-militairen individueel, als ook met de voor deze oud-militairen actieve organisaties bezighouden. Tegen het eind van de oorlog verhuis den wij voor de zoveelste maal van wege de drukkende haat en 't sluipen de wantrouwen. Onze laatste woning (een paviljoen bij een huis van een Jappenliefje) lag nauw tegen de kam pong en in die buurt waren, naar later bleek, veel Indische jongens onder gedoken. Ondertussen gaf pappie de Jap nog steeds reden tot wantrouwen. Via een Javaan uit hogere kringen namelijk kwam pappie aan informatie die hij naar Australië wist door te spelen. De Javaan zelf liep als verkoper van kar tonnen ongeverfde wajangpoppen de adressen van de doorgevers af. En, onder het uitleggen van de wajang mythen en de te gebruiken kleuren gaf hij de gegevens door. Pappie bleef berichten aan Australië doorgeven tot aan het bittere eind, hij vertrouwde de Britten niet en hoe waar is dat niet gebleken. Dat de tweede wereldoorlog voorbij was wist pappie ook het snelst, de anderen kwamen dat pas aan de weet toen pamfletten uit vliegtuigen ge strooid werden na dagenlange bom bardementen op stad, haven en spoor wegen. HUGIE Tot zover het relaas van Hugie wat betreft haar ervaringen en emoties over het buiten-het-kamp bestaan. Zij gaat verder met haar verhaal over de bersiaptijd, maar dat bewaren we voor later. Het gaat ons in dit nummer vooral om de periode '42-'45 van de "vrije" burgers. - Red. M. Voorts ligt het in de bedoeling, dat het eerste schip van de in aanbouw zijnde fregatten, als eerbetoon aan de ge vallenen in de slag in de Javazee, vernoemd zal worden naar de schout- bij-nacht Karei Doorman. De bijeenkomst werd geopend door Commandeur b.d. J. H. van Rede, voorzitter van "Onze Vloot", terwijl voorts Hoofdvlootaalmoezenier Van Baardewijk en vice-admiraal b.d. Hulshof het woord voerden. Deze laat ste wees erop, hoezeer de bemanning van de Koninklijke Marine in deze slag, waarvan de uitkomst al tevoren vaststond, geheel in de lijn van de traditie van de Marine, plichtsgetrouw en loyaal zijn plicht had vervuld. Na de kranslegging en het blazen van de Last Post en de reveille, werd deze stijlvolle plechtigheid besloten met het zingen van het Wilhelmus. Red. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiliiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHfrrniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiii HERDENKINGSBIJEENKOMST "SLAG IN DE JAVAZEE" 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 19