BU DE VOORPLAAT "OEBI OR NOT OEBI" Veel "buiten-het-kamp" kopij Toen de Japanners na de tweede djagoeng oogst nog steeds geen aanstalten hadden gemaakt ons geboorteland te verlaten, ontwikkelde zich, in het bijzonder bij huismoeders, een praktisch overlevingssysteem. Daar werd niet veel poeha over gemaakt, ze déden gewoon. Er werd over en weer wat gepraat en bedisseld en opeens deden een heleboel vrouwen tegelijk hetzelfde. Zo kwam mijn moeder op een ochtend met een tas vol oebi stekjes aanzetten. "Wat nu weer" zei Pa. "Oebi, ketella rambat", zei Ma, "als we het straks met minder rijst moeten doen, dan kunnen we altijd nog met oebi onze honger stillen. Mijn zusje Hetty suggereerde goreng, ik getoek, mijn broer Lud vond reboes het lekkerst en Pa zei: "laten we maar eerst zien of er wat op komt", en toen filosofisch erachter aan: "Oebi or not oebi, to be or not to be, that is the question!" Natuurlijk kwam de oebi op, met enig hartzeer had ik daarvoor eerst de dahliah's moeten uitspitten en over planten naar het zijerf. In vier rijen werden de stekjes ketella ingezet. Bladeren kwamen er spoedig aan en na een paar maanden haalden we schuchter en veel te vroeg een paar magere knolletjes op. Daarna werd het een flinke oogst. To oe or not to be, wij bleven gezond in leven, maarde Japan ners helaas ook. Als ik eerlijk mag zijn, het leven was voor ons iedere dag een "bedrijf", er was altijd werk aan de winkel, er moest geld verdiend worden op de een of andere manier. Eigenlijk was er nog vrij veel geld in omloop, het zat alleen op bepaalde plaatsen. De kunst was het daar los te peuteren. Met handelen, met het leveren van goede ren, artikelen die je zelf moest maken. En wat konden we veel! Wat waren we handig en wat vonden we het leuk! Je ontdekte eikaars kwaliteiten en wat nog belangrijker was, ook je eigen capaciteiten. Natuurlijk zat het niet altijd mee. waren er tijden van angst en verdriet. De altijd dreigende Kempetai, de on zekerheid. Maar altijd en iedere dag was er: iets doen om magen te vullen. Zorgen dat kinderen gezond bleven. Gek, in die tijd was niemand eenzaam, men bemoeide zich met elkaar, je wisselde "akals", ervaringen en ma niertjes uit om het huishoudelijke bedrijf overeind te houden. Er werden parfum en cosmetica flesjes verzameld en beschilderd, zo mooi als ik nooit van gedroomd had. Er werden zakdoekjes geborduurd met een ge duld en een fantasie! Een sport was het om winkeltjes te ontdekken die nog borduurgaren (splijtgaren) ver kochten. De Chinese warongs kwa men met de grootste verrassingen! Je ruilde, je verkocht, je tjatoette om enkele guldens, maar ook om duizen den. Want er was geld, dat zei ik u al. Al dat gescheld op zwarthandelaren, thank God dat ze er waren, die maak ten tenminste dat veel uit handen van de bezetter bleef. En er waren vaak ruimhartige handelaren bij. Toen ik eens voor een ernstig zieke cibasol nodig had, werd er op een avond zomaar door een onbekende een pakje met 20 tabletten bezorgd. Ik gaf les (zeer clandestien en vrij gevaarlijk) aan een paar kinderen. Het medicijn moest van een familielid van een van die kinderen afkomstig zijn. Zo ging dat. Er werden heel solide en later zelfs beeldige klompschoenen gemaakt. Met leren scharniertjes zodat de houten zool soepel kon ombuigen. Tot lang na de bevrijding had ik zwarte houten sandalettes die zo uit een eerste klas schoenenzaak hadden kunnen zijn. Er werden van oude bakeliet grammo foonplaten (78 toeren) sierlijke schalen, bakjes gemaakt. In een kalk(?) oplossing werden ze zacht en kneed baar. Ze werden beschilderd. Kunst werken heb ik gezien. Het meest wonderlijke van het buiten het kamp leven was dat er praktisch niet geklaagd (wel gejammerd en ge huild, maar dat is iets heel anders) of gemopperd werd. Men was te bezig of misschien ook wel tezeer vervuld van wat er aan het oorlogsfront gebeurde of kon gebeuren. Er werd geroddeld en gekletst van jewelste, gewaarzegd en voorspeld dat de stukken er vanaf vlogen. Leest u Theo Kappers maar. Er werd weinig herrie gemaakt, de angst dat door de tegenpartij wraak werd genomen, door de Jap in te schakelen werkte mooi preventief. Natuurlijk werden er wel mensen verraden, na tuurlijk gebeurden er wel afschuwelijke dingen, maar over het algemeen keek je wel goed uit. Als het brave leventje dat we van lieverlede moesten leiden (om buiten de Kempeitai en in leven te blijven) gemaakt heeft dat we niet allemaal - zoals in Nederland - verzetshelden Ondanks de 8 pagina's méér dan gewoonlijk, kon ons blad met geen mogelijkheid de lawine van de buiten-het-kamp verhalen verwerken. Heel veel kwam nog binnen na de sluitingsdatum. We hebben nu dus nog een map vol kopij die zeker het opnemen waard is. Dit rechtvaardigt het idee van alle verhalen - dus ook de reeds ge plaatste - in de nabije toekomst een boek uit te geven. Tot nog toe is er eigenlijk op "Vogelvrij" van Marguerite Moscou na, geen complete uitgave over het leven buiten de kampen geweest. Daar gaat uitgeverij Moesson dus nu aan werken. U mag dus blijven inzenden! Allen die aan dit speciale num mer van Moesson hebben mee gewerkt: Hartelijk dank! Redactie Schilderkunst op parfumerieflesjes en crème potjes. Juweeltjes waren er bij zoals deze afkomstig van mevr. Khouw-de Vries (bij toko Moesson te bezichtigen). De lege flesjes en potjes werden vaak gevuld met gewone eau de cologne (bij sommige apotheken per cc te krijgen). In Soerabaia had Nini van der Velden een eigen cosmetica bedrijfje opgezet dat uitstekende crèmes en poeders leverde! 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 2