De swingende
en de geruchten
Nooit gedacht maar wij hadden de oorlog verloren. Alle slogans van "We can take it" tot "Beter staande sterven, dan
knielende leven" en "Met de jongens van Willem v.d. Zaan, zal Indië nooit ten ondergaan" ten spijt. Wat nu te doen
alsmaar hopen, dat wij weer gauw bevrijd zouden worden, ledereen, die toen nog vrij was, probeerde informatie in te
winnen. Er werd naar de geallieerde zenders geluisterd, maar die categorie was klein, hiernaast had je de
selfmadeberichten "producers", die brachten een geruchtenstroom opgang. Zij kregen de berichten via de tafeldansen die
in die dagen zeer frequent werden toegepast waardoor contact met de geallieerde geesten werd verkregen.
Zo mocht ik even aan zitten, maar
onmiddellijk zei de geest met getok,
dat ik weg moest. Dit is mij tweemaal
overkomen, terwijl ik echt mijn best
deed om in de wat geheimzinnige
sfeer op te gaan. Veelal brachten de
vrouwen met de optimistische berich
ten hoop in bange dagen.
De mannen maakten zich hier ook
schuldig aan, maar die waren in de
minderheid, immers de meesten zaten
in de kampen. Veel geesten hebben in
die dagen over moeten werken. Zo
werden de mannen in de kampen
hierbij betrokken, de geruchten wer
den op de meest originele manieren
overgebracht. Het eiland Bali was ge
vallen, dat werd kenbaar gemaakt door
een djeroek Bali te laten vallen voor
een interneringskamp. Er liepen ook
vrouwen langs het kamp hard roepend
"Over drie maanden zijn jullie weer
thuis". Zo hielden de ongecontroleer
de geruchten toch de moed er in. Onze
Djojobojo deed met zijn voorspelling
ook een duit in het zakje. Wij leefden
voort, alsmaar hopend dat de gealli
eerden over drie maanden weer terug
zouden zijn.
Natuurlijk werd er naast al die geruch
ten nog gewerkt, de meeste dames in
die tijd handelden in allerlei zaken en
aan handenarbeid werd ook gedaan.
Ik denk aan klompschoenen, de brei
en borduurwerken die aan de man
werden gebracht. Veel meubelen wer
den verkocht aan Chinezen of Indone
siërs en wij jongens probeerden als
tussenpersoon er wat bij te verdienen.
Met dat geld vermaakten wij ons veelal
door naar de bioscoop te gaan. Bios
coop REX aan de Aloon-aloon druk
bezocht en daarnaast werd ertoch nog
wel gefeest. Wij probeerden er wat
van te maken.
door Theo Kappers
Af en toe werden wij opgeschrikt als er
weer een bekende was opgepakt door
de Kempeitai of een razzia op komst
was. Vaak was het alleen kabar angin.
Vertrouwen kon je niet iedereen en
fluisteren werd in die dagen een
specialiteit. Herman Toewater en ik,
hadden in die dagen een betrouwbare
informant n.l. Theo Molkenboer, hij
wist altijd precies wat er aan de hand
was en zijn berichten waren niet op
timistisch maar later bleek zeer be
trouwbaar. Tweemaal in de week
gingen wij naar hem toe. Hij woonde
vlak tegenover het SS station, achter
het Coenplein, waar wij met onze
melkflessen langs kwamen. De ge
sprekken werden dan gevoerd voor
aan het hek, natuurlijk in fluistertoon,
want voor deze informatie zat je zo bij
de Kempeitai.
Natuurlijk heeft Theo trouw naar de
radio geluisterd en dat heel lang vol
gehouden, tot wij elkaar in 1 943 in het
Marinekamp weer tegenkwamen.
Wanneer wij met de pessimistische
berichten thuis kwamen, werden deze
doorkruist door optimistische berich
ten, die mijn zusters of vriendinnen
hadden opgevangen via bovennatuur
lijke bronnen of via de geruchten
stroom die van geen ophouden wist.
Maar intussen zaten de geallieerden
ver van ons vandaan.
De Jappen meldden overwinning na
overwinning en dat was nog waar ook.
Wat ik van de Jappen gezien had tot
nu toe, was niet veel zaaks. Tenminste
in Malang kon het Japanse leger mij
niet imponeren en ik vroeg mij steeds
meer af, hoe zij heel Azië onder de
voet hadden kunnen lopen. Ik denk,
dat de Kamikaze instelling van de Jap
veel heeft bijgedragen, tot al hun
overwinningen en de geoefendheid
van hun leger.
Het handjevol vrije Nederlanders hield
de moed er in, ondanks de bedreiging
van de Kempeitai, PID en pro Japanse
elementen. In mijn tijd werd er ge
sproken over ondergrondse activitei
ten, bij de Smeroe en in de bergen
rond Batoe, maar persoonlijk heb ik
nooit contact gehad met de onder
grondse, ik denk dat jongens van mijn
leeftijd hiervoor nog te jong waren.
Zo zijn er later wel degelijk jongens
opgepakt en zelfs ter dood veroordeeld,
maar een grootschalige ondergrondse
zal het niet geweest zijn. De Jappen
waren zeer achterdochtig en om de
kleinste onbenullige oorzaken kon je
al bij de Kempeitai terecht komen.
Maar ook wij zaten niet stil en wilden
wat. Wij zouden een zender of een
ontvanger bouwen en moesten hier
voor radiobuizen hebben, waar moest
je die vandaan halen. Herman Toe-
Water wist er wel wat op, ergens in
Krebet waar een suikerfabriek stond
woonden nog vrienden, die er aan
konden komen.
Vier of drie jongens zouden naar Krebet
fietsen om het spul op te halen. Her
man Toe Water, Jan Schoonderbeek
en ikke op de sepeda helemaal naar
Krebet waar wij gastvrij werden ont
haald door de familie Fernandes. Does
Fernandes en Ellen Fernandes, dat
waren nog Tavenue vrienden, dus dat
zat goed. Trouwens Herman was zeer
goed bekend in Krebet en dat gold ook
voor Jan Schoonderbeek, want hun
vaders hadden als machinist op de
suikerfabriek van Krebet gewerkt. Hoe
dan ook, daar waren ze optimistisch,
meneer Fernandes werkte nog op de
fabriek en volgens de kabars waren de
Amerikanen zo hier. De één gebruikte
kaarten, de andere weer de dansende
tafel. "Doe geen gevaarlijke dingen,
want jullie moeten zo weer naar
school", bilang nja.
In Krebet ontmoetten wij nog kenalans
zoals de jongens Lubeck, dus een
dagje Krebet bracht weer oude contac
ten op gang. Waar de radiobuizen van
daan kwamen weet ik niet meer, in elk
geval waren de tassen volgestopt met
radio lampoes en zo weer naar Malang.
Achteraf heel dom, want als jonge
jongen begreep je niet eens waar je
mee bezig was. In elk geval was de
kennismaking met Ellen Fernandes
voor ons een hoogtepunt!
Moeten wij niet nog meer lampoes
(lees verder volgende pagina. 1e kolom)
8