WEET U HET NOG OUDJE
Onlangs, en dat was tijdens m'n vorige walverlof, was ik weer eens op het
oorlogspad namens de Maritieme Stichting Koopvaardij Historie van de Oost-
Indiën en welke buit viel mij toen o.a. in handen? Een oud- en vergeeld mapje
met kleine ansichtkaarten van het oude "Macassar". Op zichzelf van onschat
bare waarde, maar de plaatjes zijn te slecht van kwaliteit om in een tijdschrift
afgedrukt te worden. Daarom heb ik vast een van de leukste voor de Moesson
vrienden en vriendinnen nagetekend en ook maar wat vergroot, zodat bepaalde
details beter te zien zijn.
Mochten er nog lieve "Oudjes" zijn die zich kunnen herinneren waar dit
standbeeld met die leuke Hollandse kiosk gestaan hebben, dan houdt Pohon
Linde zich aanbevolen om dat te vernemen. Maar kijkt U eens even mee ja?
De engel met het twijgje in haar hand,
valt natuurlijk direkt op; zij kijkt uit
over de haven en roept de schepen en
de schepelingen een welkom toe. En
dat is goed zo, want de scheepvaart
heeft Makassar altijd welvaart en
voorspoed gebracht.
En dan er naast, dat leuke gebouwtje
in typisch Hollandse stijl gebouwd;
men verkocht er blijkbaar op z'n minst
cigaren en cigaretten (ja, oude spelling,
wat had U dan gedacht?)
Volgens mij moet de deur én waar
schijnlijk een soort toonbank, aan de
waterzijde zijn gelegen en kon men er
limonade kopen en ranja met en zonder
prik. Setroop soesoe met ès gossok
niet natuurlijk. Zo iets kochten totoks
voor de oorlog niet, net zo min als
totoks in die jaren ooit een portie gado
gado met rijst in een pisangblad
zouden kopen. Na de oorlog wél, toen
waren de tijden veranderd en vielen er
een hoop taboes weg. Maar toen
hoefde het al niet meer, toen was het
al te laat, want het was toen bijna
afgelopen.
Hoe goed kan ik mij herinneren - en ik
dwaal nu even van het onderwerp af,
dat wij voor de oorlog altijd Europees
aten, d.w.z. piepers, vlees, sju en
andijvie, bloemkool, spruiten, brussels
lof, sla of doperwten. Kangkoeng tida
ada.
En mijn vader ging niet verder met
"verindischen" dan op zondag rijst op
tafel te willen zien. Droog gekookte
rijst met vlees, sju en sla bijvoorbeeld.
Hij was wel dol op rijsttafel hoor, maar
dat at je in een hotel of restaurant.
En ik mocht niet bij de bedienden
eten. Dat deed ik natuurlijk toch en
dan werd baboe Mina altijd wat ner
veus.
"Njo", zei ze dan, "nda boléh, nanti
dapat pèk pèk dari bapak". En erg
goed was m'n Maleis toen als blonde
anak totok niet, maar je hield vol,
"mintah sedikit nassi" en je keek zielig
en je wreef over je buikje.
"Na soedah" zei Mina dan geheel
vertederd en trok je dan naar een
hoekje waar je van uit het hoofd
gebouw niet gezien kon worden en gaf
je dan een schaaltje rijst met wat
sajoer.
De sendok weigerde je halsstarrig en
beslist, nee je wilde eten precies zo als
zij dat deed en zo n balletje rijst maken
en dan met je duim naar binnen
werken had je zó geleerd.
Zoals gezegd, na de oorlog werd een
hoop van die poespas over boord
gegooid en trouwens al zou je willen
in 1945 en 1 946, er was in héél Ma
kassar geen enkele kentang en geen
"Brussels lop" te koop.
Wij woonden toen met de familie
Wendt op de hoek van de Strandweg
en de Klapperlaan en oh, wat heeft die
mevrouw Wendt toen zaéalig gekookt.
Het beroerde is altijd, dat als je het
goed hebt, of als je een tijd lekker eet,
datje het nooit zo ervaart of voldoende
realiseert.
Pas later zeg je tegen je zelf: "Wat ben
ik toen stom, stom, stom geweest, ik
had erveel meervan moeten genieten.
Maar goed, na deze afdwaling waar
voor minta ampoen, gaat Pohon Linde
verder. Geheel rechts een soort pier in
zee met een paviljoen aan het eind er
van. Geheel open, wél met dak, zodat
je daar lekker in de wind kon staan
uitwaaien. Waarschijnlijk zaten daar
ook wel eens jongens te vissen.
De Makassaarse prauw en de Boegi-
nese schoener met gaffeltuig zijn ge
heel ontsproten aan de fantasie van
(lees verder volgende pagina)
Sstó't
(Tekening: Lucas Lindeboom)
10