Tekoekoer in Californië Spotted Dove in onze klemandingan boom. Kenteken: zwart-en-wit gestippelde neksjaal. Het begon enkele jaren geleden met 1 tekoekoer in onze voortuin in Upland. Mijn man wenkte me bij hem te komen, tegelijkertijd gebarend dat ik stil moest zijn. Benieuwd wat hij me nu weer wou laten zien liep ik naar hem toe en keek langs zijn wijzende vinger. Hmm, een pikkende vogel op de grond naast onze oprit. En "Da's een TEKOEKOER", fluisterde hij opgetogen, wel merkend dat ik zijn enthousiasme niet deelde. "Kom nou, een tekoekoer, dat kan toch niet", fluisterde ik terug, de duif in de gaten houdend die nu wat onrustig heen en weer begon te trippelen. "Dat is toch een Aziatische vogel, die komt hier niet voor. Je moet je vergissen hoor." "Nee", legde Kep uit, nu weer normaal sprekend, want de duif was intussen toch maar weggevlogen, "Ik heb ge hoord dat tekoekoers hier lang ge leden, misschien begin van deze eeuw, zijn ingevoerd. Door Chinezen waar schijnlijk, die ze als huisdieren mee brachten. Natuurlijk raakte er zo nu en dan eentje van los, en die losgeraakte duiven hebben zich blijkbaar makkelijk aan het Zuid-Californische (Mediter- raanse) klimaat kunnen aanpassen en nu komen hier dus tientallen, misschien wel honderdtallen wilde tekoekoers voor. Leuk hè?" Zijn ogen glinsterden van plezier om het weerzien met een oude makker van de sawahs en dessa's van Java. Ik vond de duif wel lief en het deed me goed haar daar zo mak te zien rondpik- ken tussen onze Sweet Allyssum, maar ik geloofde maar half dat we inderdaad een tekoekoer hadden ge zien. Ik liep snel naar de pol verwilderde Sweet Allyssum toe en bekeek de grond goed om te zien wat de duif kon hebben aangetrokken. De Allyssum, een aardig handhoog plantje dat het hele jaar door trosjes fijne witte, roze, of paarse, honingzoet geurende bloem pjes draagt, was vrijwel uitgebloeid en droeg nu dozijnen piepkleine gevleu gelde zaadjes langs de bloemstengels. Dat was natuurlijk wat de "tekoekoer" zo ijverig oppikte. Nou, die zaadjes waren zo piepklein, niet groter dan mosterdzaad, dat die wel de hele dag moest eten om een krop vol te krijgen. Ik weer naar binnen, m'n hoofd schud dend om mijn romantische man en zijn waan-ideeën. Hij wist natuurlijk wel dat ik hem niet geloofde. Hij hield niet op totdat hij 't bewijs gevonden had in Roger Tory Petersen's "Fieldguide to Western Birds". "Zwart op wit I" zei hij, me de betreffende bladzijde voorhoudend. Kort daarop werd ik 's morgens wakker door een bekend geluid: tekoekoer- koe, tekoekoer-koe, koe-koe, koe-koe, koe-koe! Toch! Ik voelde me weer terug op Java. In september strooide ik een paar handenvol zaad in de achtertuin. Ik was benieuwd of de duif erop af zou komen. Nou, de duif was er, plus een half dozijn broers en zusters. Een week later kwamen ook Mourning Doves een graantje meepikken - soms telden we wel een dozijn schichtig pikkende duiven op het open stuk grond tussen onze citroenbomen. De twee soorten duiven verdragen elkaar, maar de Mournings zijn vaak venijniger dan de Chinese Spotteds (onze "tekoekoers"): als een andere vogel te dichtbij komt, ontziet de Mourning Dove zich niet die te pikken en weg te jagen. De Mourning Dove en Chinese Spotted lijken erg veel op elkaar. De Spotted (Streptopelia chinensis) is iets groter dan de Mourning Dove, en beide zijn een stuk kleiner en slanker dan de tamme duif. De Spotted is te herken nen aan de lange breeduit-waaierende staart met witte hoeken; het lichaam is mooi zacht kaneel-bruin met een roze glans; de rug en vleugels zijn twee tot drie tinten donkerder dan de buik, en als speciaal merkteken draagt hij een opvallende neksjaal van zwarte en witte stippels - vandaar Spotted Dove. Deze losgeraakte duif heeft zich vanuit Los Angeles verspreid tot Santa Bar bara en Bakersfield in het noorden, Upland-Claremont (onze buurt) in het oosten, en Oceanside in 't zuiden; in Hawaii komt deze duif ook (geïntrodu ceerd) voor. Ofschoon de roep en het uiterlijk van de Spotted ons doen denken aan de Javaanse tekoekoer, en het vaststaat dat de Spotted uit Azië afkomstig is, weten we niet zeker of dit de tekoe koer is; we hebben geen boek over vogels van de Indische archipel om dit na te gaan. Maar een van de Moesson lezers zal ons dit aan de hand van de latijnse naam beslist wel kunnen vertellen. De Mourning Dove (Zenaidura macrou- ra) is inheems en komt overal in het Amerikaanse Westen voor, van zuid oost Alaska en Canada tot in Panama. Hij is kleiner en slanker dan de Spotted. De kleur is meer grauwbruin dan grijs; de staart is lang en puntig uitlopend met witte vlekken langs de kanten, wat goed uitkomt tijdens de vlucht; een ander kenteken is een markante zwar te vlek op de wangen (die je echter niet ziet als hij, rustend, z'n kop in trekt). Op de grond herken ik hem echter het vlugst aan de zwarte vlek ken op de vleugels, net alsof iemand zo'n duif heeft vastgehouden met in inkt gedoopte vingertoppen. De roep van de Mourning Dove klinkt zacht en nogal treurig: wah-koe-woe, koe-woe, koe-woe - vandaar Mour ning (Treurende) Dove. LIZELOT VAN BALGOOY 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 16