HET SULTANAAT LINGGA-RIOUW Een historisch overzicht 1511-1913 door A. A. Lutter Sultan Suleiman II (1857-1883) van Lingga met gevolg. (Foto: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land en Volkenkunde, Leiden) Het sultanaat op de Lingga-Riouw archipel, dat gelegen was ten zuiden van het Maleise schiereiland en aan haar linkerzijde begrensd werd door het gouverne ment Oostkust van Sumatra is lange tijd een der belangrijkste vorstendommen in Zuidoost-Azie geweest. Officieel werd het sultanaat Lingga-Riouw beëindigd in 1913 door het Nederlands-Indisch gouvernement, als gevolg van het feit dat de toen regerende vorst Sultan Abdul Rahman Muazzam Syah weigerde een verdrag te ondertekenen, dat het sultanaat totaal afhankelijk maakte van het Ned.-Indische gezag. Gevolg was dat hij in ballingschap naar Singapore vertrok waar hij in 1930 overleed. Hieronder zal worden ingegaan op de lotgevallen van het sultanaat Lingga-Riouw. De oorsprong van de vorstelijke familie moet, volgens overlevering gezocht worden in Palembang namelijk bij Iskandar Zul Karnain en Sang Nila Ulama 1160). Doch pas in het begin van de 16e eeuw wanneer er Europeanen naar Zuidoost-Azië komen horen we meer over het vorstendom. Het was toen namelijk vele malen groter dan bij zijn beëindiging in 1913. Johore en een gedeelte van de oostkust van Sumatra (Indragiri) vielen o.a. onder haar suprematie. De politieke macht van het sultanaat stond voortdurend onderdruk, in eerste plaats door de expansiedrift van de Portugezen, die de stad Malakka in namen, de hoofdstad van het Sultanaat Johore-Lingga Riouw. Daarnaast be stond er een belangrijke interne druk van de zogenaamde Yamtuan Muda, de onderkoningen die zetelden te Riouw, zij waren van Boeginese afkomst, aan hen had de sultan in het begin van de 17e eeuw een permanente machts positie binnen zijn rijk toegekend. Na de verovering van Malakka door de Portugezen bevond de zetel van het rijk zich om en nabij de rivier van Johore, pas in 1719 werd de hoofd plaats van het rijk verplaatst naar Riouw. De toenmalige sultan was Suleiman (1 702-1 760), zoon van de vermoorde sultan Bendahara. De eerste helft van de 18e eeuw was een vrij rumoerige periode voor het vorstendom, het moest continu, door de Boeginezen, verdedigd worden tegen zeerovers bendes, daarna was er een periode van relatieve rust en welstand in het sultanaat. Sultan Suleiman werd opgevolgd door een zeer jonge kleinzoon; Mahmud (1761-1812). In 1 757 al probeerde de Yamtuan Muda de V.O.C. vestiging te Malakka samen met de onafhankelijke vorst van Selangor (Maleisië), in te sluiten. Helaas voor de onderkoning mislukte dat met het gevolg dat de V.O.C. een verdrag sloot waarbij de autoriteit van de V.O.C. in het Sultanaat Johore- Lingga-Riouw erkend werd. Een van de voorwaarden in dit contract was dat de Boeginezen geen hoge posities meer in het rijk mochten bekleden, een Maleisiër, Engku Muda werd onderkoning van Riouw. Maar niet alleen de Boeginezen waren een probleem voor de Hollanders want ook de sultan zelf begon zich tegen het gezag van de V.O.C. te keren. De sultan wilde na een aantal jaren, af van de Hollanders, en om dat doel te bereiken maakte hij gemene zaak met piraten uit Tempassuh (Sabah). De V.O.C. post werd wederom aangeval len waarbij slechts één compagnies dienaar overbleef om het slechte nieuws naar Malakka over te brengen. Tevens verplaatste Sultan Mahmud zijn hof naar Daik op het eiland Lingga. Nadat het sultanaat wederom door de V.O.C. werd ingenomen is er sprake van twee belangrijke zaken: sultan Mahmud werd afgezet, het sultanaat kwam onderdirekt Hollands beheeren het onderkoningschap werd afgeschaft. Later kwam, als gevolg van de Holland se en Britse politiek in Zuidoost-Azië, tijdens de Napoleontische oorlogen, het vorstendom weer onder sultan Mahmud's beheer. Aangelokt door de welstand in het vorstendom keerde de Boeginese Yamtuan Muda terug naar Riouw, doch vond daar nog steeds de Maleisische Engku Muda op de plaats van het herstelde onderkoningschap. Uit angst voor Boeginees geweld werd de vroegere Yamtuan Muda in zijn oorspronkelijke waardigheid hersteld. De Engku Muda vertrok daarop naar Singapore waarop de Britse gezag hebber Raffles hem benaderde omtrent de instelling van een nieuwe Malei sische sultan te Singapore, doch hij weigerde. De kans voor Britse interventie in Nederlands gebied ontstond door de plotselinge dood van sultan Mahmud, terwijl zijn oudste zoon Hussein te Padang was. Op dat moment ontstond het gerucht dat de Yamtuan Mada, Jafar, sultan Mahmud vergiftigd zou hebben. Om nu zijn eigen belangen zeker te stellen riep de onderkoning van Riouw, de jongere broer van Hus sein nl. Abdul Rahman, uit tot sultan van Johore-Lingga-Riouw. Uit dit alles blijkt wederom de overheersende positie, zeker wat betreft staatszaken, van de Boeginezen in het sultanaat. De gepasseerde Hussein wordt in 1818 sultan van Singapore, uiteraard geïnstalleerd door de Britten. De Brit se regering heeft deze handelswijze nooit goed gepraat noch afgekeurd. Bij 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 18