Opiumsluikhandel B Inheemse vissersprauwtjes in de Riouw-archipel. 1926. (Foto: archief F. Stavast) door F. C. Backer Dirks Wie niet sterk is moet slim zijn. Een jaar of twee geleden verscheen in het dagblad "De Telegraaf" (zaterdag 24 augustus 1 985) een tendentieus artikel over de toestand in Indië. Het was een door Emile Bode samengestelde beschouwing van het in 1985 uitgegeven boek: "Wettig opium" door Ewald Vanvugt. Het artikel viel op door de titel: "Nederlandse Staat verdiende eeuwen goud aan opium". De eerste twee passages van die be schouwing logen er ook niet om: "Noch in de vaderlandse geschie denisboekjes, noch in enig ander boek dat na 1 900 is verschenen, wordt het onderwerp genoemd. Maar toch is het een stuk his torie dat zijn weerga niet kent: de Nederlandse Staat is bijna 350 jaar lang de grote opiumpusher geweest in het toenmalige Neder- lands-lndië en heeft daarmee goud geld verdiend." En de tweede passage: "Sterker nog: als de Nederlandse Staat niet zoveel winsten had be haald uit de opiumbaten, dan had men de Gordel van Smaragd moge lijk in de vorige eeuw reeds voor een appel en een ei als niet winst gevend van de hand gedaan." Lieve beste lezers van Moesson, ge lukkig weten we beter. Wij, oud In disch gasten hebben toch het grootste deel van ons werkzame leven in dat Indië doorgebracht en het was ons bekend dat inderdaad opium in Indië werd geïmporteerd en dat opium als geneesmiddel door bevoegden toe gediend in vele opzichten heilrijk werkt. Even bekend was het ons dat het tegengestelde het geval is als opium als genotmiddel wordt gebruikt. Om deze reden hadden we in Indië de "Verdovende middelen-ordonnantie" (staatsblad van Nederlands-lndië van 1927, nr. 278 en van 1933, nr. 368): "De invoer, het bezit, het in eigendom of in bewaring hebben, het vervoer, de bereiding, de fabricage, de verwerking, de verkoop, het gebruik, de uitvoer, van verdovende middelen, papaver en Indische hennep, zomede de invoer van cocabladeren zijn behoudens het bepaalde in de volgende artikelen ver boden". Natuurlijk was de ene Indischgast wat meer vertrouwd met de onderwer- pelijke materie dan de ander. Echter uitlatingen met een dergelijke nega tieve inhoud ten aanzien van het rege ringsbeleid als vorenstaande passa ges zijn ons vreemd. Evenals in Nederland was het ook in Indië niet alles koek en ei. Verre van dien, in Indië kwamen ook onoorbare dingen voor, maar beweringen met een denigrerende strekking als voor komende in de volgende passages van het artikeltje in "De Telegraaf": "Omgerekend in de hedendaagse waarde heeft de Nederlandse Staat in het verleden miljarden guldens verdiend aan de opiumhandel. Er waren jaren bij dat de totale ver diensten groter waren dan alle an dere handel uit de Oost. Het was de Nederlanse maagd als opiumpusher en aan haar voeten stond in de Indische archipel de nationale leeuw met het zwaard in de ene en een papaverbol in de andere klauw." "Koning-koopman Willem I werd in 1824 mede-oprichter en mede aandeelhouder van de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM). Op een gegeven moment kreeg deze maatschappij de alleenheerschap pij over de opiumhandel in bezit. Een flink deel van de winst vloeide naar Vadertje Staat." geven een volkomen verkeerd beeld van hetgeen op het gebied van het opium in Indië destijds aan de hand was. Laat me wat nader ingaan op boven aangehaalde passages. Het vermelde in passage 1 is wel heel eenvoudig te ontzenuwen. We verwij zen slechts naar de "Encyclopaedic van Nederlands-lndië, tweede druk, onder redactie van D.G.Stibbe, uitgave 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, welk boekwerk wel na 1900 is verschenen en wel in 1919. In dat boek komt zelfs een uitzonderlijk lange uiteenzetting over "Opium" voor, waarin dit onder werp vanuit diverse gezichtshoeken wordt belicht. Beschreven is zelfs dat te Singapore de Russische natuurvor ser N. Von Miklucho Maclay zichzelf aan een opiumrookproef heeft onder worpen. Hij heeft ondervonden dat het opiumschuiven generlei dromen of hallucinaties doch alleen een behaag lijk gevoel van rust veroorzaakt. En wat te zeggen van het boek:"lndië en het opium", uitgave Nederlandsch Indische Grootloge van de Internatio nale Orde van Goede Tempelieren; ook dit boek kwam na 1900 uit en wel in 1931. Zo kunnen nog meerdere na 1900 uitgekomen boekwerken wor den genoemd. "Bij de exploitatie van opium", aldus genoemde encyclopaedic, "werden lange tijd verscheidene stelsels door de Regeering gevolgd, die uitingen waren van haar streven om een twee tal, moeilijk te vereenigen doeleinden te bereiken: beperking van het gebruik onder de inlandsche bevoling, wegens de groote nadeelen, die dit voor deze ten gevolge had ende verkrijging van eene zo hoog mogelijke winst." In de eerste plaats: beperking van het opium-gebruik ten faveure van de in heemse bevolking en in de tweede plaats: winst voor de Staat. Emile Bode van de "Telegraaf" geïnspireerd door de auteur van het boek: "Wettig opium" vermeldt in de passages 2 en 3 echter in de eerste plaats winst ten faveure van de Staat en voorts heeft zij het over "opiumpusher" (aanzetter tot opium-gebruik). Wat een verkrachting van de werke lijkheid. Toegegeven moet worden dat "verkrachting van de werkelijkheid" een mentaliteit is, die men in Neder land momenteel maar al te vaak waar neemt, vooral als het om een gebeuren 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 20