De APRA-affaire (II) door W. Merghart Intussen waren reeds tientallen Nederlanders en ook Chinezen en Indonesiërs in verband met de APRA-affaire gearresteerd en in verschillende gevangenissen in Djakarta, Bandung e.a. plaatsen, tot zelfs op het eiland Nusa Kembangan gevangen gezet. Het merkwaardige was echter, dat onder alle gearresteerden ik de enige persoon was, die (als commandant van de Bijzondere Politie) over een gewapende macht beschikte. Ik vroeg mij dan ook af, hoe men in feite een coup d'état had kunnen uitvoeren zonder een gewapende macht. Redactie Moesson ontving op de eerste aflevering van de artikelenserie "De APRA-affaire" een reactie van de heer F. Asbeek Brusse, die in het eerste artikel met name werd genoemd door W. Merghart. De heer Asbeek Brusse neemt met nadruk afstand van de feiten zoals die door de heer Merghart zijn geschetst. Zijn reactie zul len wij publiceren na de laatste aflevering van de visie van de heer Merghart. Redactie Er waren verscheidene voorvallen, die mij nogal verdacht voorkwamen. Zo vond ik hetvreemd, dat de heer Najoan pas in april 1950 werd gearresteerd, terwijl zijn rol als rechterhand van de heer Westerling in de APRA-affaire algemeen bekend was. Verder ont moette ik in Glodok twee personen, waar ik tijdens operaties van de Bijzondere Politie in Zuid Borneo in september 1949 achtereen gezeten had in verband met hun rol als leider van subversieve anti-Nederlandse guerilla-strijders. Een van hen was een zekere Kiyai Haji Zakariah en de ander was Haji Damanuri. Voor hun aandeel in de guerilla-strijd tegen het vroegere Nederlandse be wind werden beide personen later beloond met de gouden verzetsster. Dit nam echter niet weg, dat zij beiden met ons in dezelfde strafgevangenis zaten! In een gesprek met deze personen, deelden zij mij mede, dat zij officieel naar Djakarta waren ontboden, om president Soekarno te ontmoeten. Volkomen onbewust van hetgeen hun in Djakarta te wachten stond, namen zij in Banjarmasin afscheid van hun gezinnen. Toen zij echter op het vlieg veld Kemayoran arriveerden werden zij zonder commentaar naar de ge vangenis Glodok overgebracht. Intus sen hadden zij nog steeds geen contact met hun families, die in Banjarmasin waren achtergebleven in de veronder stelling,dat beide mannen als gasten van president Soekarno in zijn paleis verbleven! Intussen werd aan het feitelijk onderzoek van onze zaak nog geen begin gemaakt.Men had er blijk baar geen haast mee. In juni 1 950 werden wij op een nacht uit onze cellen gehaald en in vracht auto's overgebracht naar het vliegveld Kemayoran, waar twee Dakota-trans- portvliegtuigen gereed stonden om ons naar een andere plaats over te brengen. Voordat wij echter in het vliegtuig stapten werden wij in de boeien geslagen en met een lange ketting aan elkaar verbonden. Dit was mij zelfs in de Japanse tijd niet over komen en ik voelde mij dan ook als een echte "kettingbeer", zoals men toen de geboeide gestraften in hun bruine gevangeniskleren noemde. Met zonsopgang stegen wij van Kemayoran op, met een Australiër als piloot. Het bleek, dat wij naar Yogya werden gevlogen, waar wij op het vliegveld Maguwo landden. Enkele van de KNIL-militairen onder ons 24 Sultan Hamid II in beter tijden, op een bijeenkomst ter gelegenheid van de op richting van het autonome gebied West- Borneo, mei 1947, in Pontianak. merkten op, dat zij tijdens de politio nele actie destijds op dat zelfde vlieg veld als parachutisten waren gedropped en vandaar naar Yogya waren opgerukt, waar toen president Soekarno werd gearresteerd! De rollen waren nu kennelijk omgedraaid. Wij werden weer in vrachtauto's geladen en naar de strafgevangenis Wirogunan ge transporteerd, waar wij in twee cel- blokken werden ondergebracht. Wij waren nog maar kort indeze gevange nis, toen Frans Najoan en Bill Ter- meulen werden vrijgelaten, niettegen staande het algemeen bekende feit, dat deze beide personen officieel als adjudanten van de heer Westerling optraden. Het was mij toen wel dui delijk, dat Najoan en Termeulen een dubbele rol speelden. Frappant was echter het feit,dat de heer Westerling de eerste maanden van onze gevan genschap zelf nog steeds vrij rond liep en zelfs op klaarlichte dag op straat in Djakarta werd gesignaleerd en ook nog contact had met bepaalde Indo nesische autoriteiten, doch geen po ging werd ondernomen om hem te arresteren. Speelde hij soms met deze autoriteiten onder een hoedje en was de APRA-affaire wellicht een groot bedrog? Alle gegevens, die ik van mijn mede-gevangenen te horen kreeg, wezen in die richting. Het was echter nog onvolledig. Toevallig werd ik later in een cel ondergebracht met de heren Mr. Tielenius Kruythof en Dr. Kiers, de toenmalige adviseurs van Sultan Hamid, die zoals reeds vermeld in april 1950 gearresteerd werden. Van deze celgenoten vernam ik, dat enkele dagen voor hun arrestatie, zij in het voormalige hotel "Des Indes" met Sultan Hamid aan een lunch zaten, toen de heer Westerling en een mans persoon, die voorgesteld werd als de heer Jansen, aan hun tafel kwamen zitten. Het was bekend, dat Sultan Hamid en de heer Westerling elkaar heel goed kenden. De heer Jansen bleek later de inspecteur van politie Frans Najoan te zijn! Het was intussen reeds bekend, dat Najoan een dubbele rol speelde. Hier kwam nog bij, dat de z.g. hoofdpersoon van de APRA-affaire, de heer Wester ling, ruim twee maanden na de Ban- doeng-overval en onze daarop vol gende arrestaties openlijk tijdens het lunchuur in hotel Des Indes kon ver schijnen, zonder dat hem ook maar iets in de weg werd gelegd en men toch heus wel wist wie hij was. Sultan Hamid stond blijkbaar evenals ikzelf en verscheidene andere personen op de "zwarte lijst" van personen, die zo spoedig mogelijk na de souvereiniteits- overdracht geëmilineerd moesten worden. Tot dusverre had hij echter nog geen strafbaar feit begaan. Met de Bandoeng-overval had hij niets te maken en evenmin met de APRA- organisatie. Er moest derhalve iets gevonden worden om hem eveneens in een strafbaar feit te betrekken. Dit feit werd door middel van genoemde Najoan (alias Jansen) en Westerling geprovoceerd in een gesprek, dat door hen was uitgelokt. Het gesprek tijdens de lunch ging eerst over de Bandoeng- overval, waarbij Sultan Hamid zijn afkeuring uitte en deze overval een heel domme streek noemde. De heer Westerling gooide toen het gesprek over een andere boeg, n.l. een plan om bepaalde vooraanstaande figuren zo als Sultan Hamengkoe Boewono, Kolonel Simatupang en Mr. Ali Bo- ediardjo tijdens een a.s. parlements- zitting van het leven te beroven. Sultan Hamid scheen daar geen oren naar te hebben en wilde er dan ook niets mee te maken hebben. Hij begin echter de fout, dat hij dit incident niet aan de i

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 24