"Batavia, a swinging town" (Vervolg: "Niet omzien in wrok") In verband met een door militairen van het KNIL gevoerde aktie voor uitbeta ling van achterstallige oorlogssalaris sen zei deze woordvoerder: "De regering en het parlement zou den gek zijn als ze hier intrappen. De zaak is al jaren geleden afge daan tot genoegen van de parle mentariërs". Daarbij meende deze woordvoerder nog te moeten opmerken: "De geïnter- neerden hadden in die tijd niet voor hun eigen kost hoeven zorgen, geen huur betaald, geen personeel te on derhouden enz. Zij hadden ook geen belasting betaald". Met andere woorden: we hadden vrije kost en inwoning van de Japanse bezetter gehad - en dat gold niet eens voor alle ambtenaren - en daarmee was de zaak afgedaan. Een dergelijke verklaring werd afge legd in een tijd, dat het geld niet op leek te kunnen en waarin steeds gro tere groepen zich aan de staatsruif te goed deden. Ik heb deze uitlatingen niet in de eerste plaats als teleurstellend in materiële zin, maar als diep beledi gend ervaren. Ik heb vaak het gevoel, dat een in Nederland né de débacle in Indonesië ontstaan koloniaal schuldcomplex - waarvan voordien belangrijk minder viel te bespeuren - is afgewenteld op de uit Indonesië gerepatrieerden. Re patrianten, die slechts instrumenten waren voor een beleid waarvoor de Nederlandse regering en het Neder landse parlement de volledige ver antwoordelijkheid droegen. En die afwenteling van het schuld complex geschiedde nog wel op voor Nederland financieel voordelige voor waarden. De bekende Nederlandse dominee en de even bekende Neder landse koopman ontmoetten hier el kaar. Ik ben me ervan bewust in het voor gaande bittere woorden over een bit tere situatie te hebben gesproken. Moet dit ons leiden tot omzien op zijn slechtst in wrok, op zijn best in nostal gie naar tempo doeloe, naar dat ver loren paradijs? Ik meen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden. Sedert de 70-er jaren is er gelukkig veel ten goede veranderd. Er was de eenmalige uitkering van f 7.500,geen compensatie voor ge durende de oorlogsjaren gederfd sala ris, maar wel een teken van goodwill. Overigens is bij de toekenning daarvan o.a. ten onrechte het criterium van krijgsgevangenschap of internering aangelegd. Van verschil in behandeling tussen Nederlandse en Indische oorlogs slachtoffers - en sinds kort ook ver zetslieden - is minder sprake. Of schoon men zich toch de ogen uitwrijft als blijkt, dat een pas aange wezen vertrouwensman voor Oud-Mi litairen Indiëgangers, de zorg voor oud KNIL-mensen niet in zijn taakop dracht heeft. Die is beperkt tot Konin klijke Landmacht, Koninklijke Marine en Koninklijke Luchtmacht. Laten wij hopen, dat het hier een ambtelijke slordigheid betreft die snel wordt recht getrokken. Er zijn op dit gebied nog wel andere voorbeelden te noemen, alsmede eventuele toekomstige drei gingen. Het is hier niet de plaats, daarop in te gaan. Waakzaamheid blijft echter geboden. Terugblik op ons eigen na-oorlogse verleden leidt tot de conclusie, dat zeer velen onder ons, geheel op eigen kracht met voortvarendheid en be kwaamheid zich - tegen de druk in - met sukses een nieuw bestaan hebben weten op te bouwen. Bij de aldus verworven reïntegratie in de Nederlandse maatschappij hebben zij daaraan door hun Indische achter grond en habitus nieuwe cultuurele menten toegevoegd. Tussen tal van Nederlanders en tal van Indonesiërs zijn ook in tijden van grote politieke spanningen en conflicten steeds goede persoonlijke kontakten blijven bestaan. Zij bestaan ook nu nog. En gelukkig zijn thans ook de betrekkingen tussen onze beide landen, tussen Nederland en Indonesië van zeer vriendschappe lijke aard. Het Nederlandse koloniale schuld gevoel, waarover ik reeds sprak, en het daarmee verband houdend gebrek aan erkenning van de uit het voormalige Nederlands Indië gerepatrieerde Ne derlanders kan naar mijn mening wor den gerelativeerd, indien de balans van een historische periode op onbe vooroordeelde wijze wordt opgemaakt. Daarbij komen ongetwijfeld passiva aan het licht, beleidsfouten maar ook hebzucht en onrechtvaardigheden. Maar er zijn ook belangrijke aktiva. In dat verband wijs ik op het grote aantal door Nederlanders verrichte wetenschappelijke studies op het gebied van taal-, land- en volkenkunde van Indonesië, op dat van de Islam en van het Adatrecht. Namen van geleerden als Snouck Hurgronje, Van Vollenhoven, Kern, Hazeu, Logemann, Boeke, Stapel, Krom, Von Stein Callenfels en Uhlen- beck om maar een greep te doen uit het grote reservoir van Nederlandse wetenschapsmensen, kunnen hier met ere worden genoemd. Indonesië zal er nog lang van kunnen profiteren. In het credit van ons bestuur in Ne derlands Indië staan naar mijn over tuiging vooral de bouwstenen, die het Nederlandse koloniale bestuur heeft geleverd voor de Indonesische natie vorming. Door Westers onderwijs kwam een nieuwe klasse van Indo nesische intellectuelen op. Zij verwierf op Westerse universiteiten niet slechts vakkennis, maar werd tevens geconfronteerd met Westerse culturele en politieke waarden, waar onder het zelfbeschikkingsrecht, dat men ook op zijn eigen land wilde zien toegepast. Het Nederlandse koloniale bestuur heeft voorts in een enorm gebied een centrale administratie gecreeërd en voor bijbehorende communicatiemid delen gezorgd, waardoor onderlinge kontakten tussen tot dusver geïso leerde samenlevingen werden bevor derd. Dit droeg bij tot verruiming van de geestelijke horizon van vooral de Westers opgeleide klasse, wier loya liteit zich van de geboortestreek (pays) naar de natiestaat (patrie) begon te verleggen. En dit laatste viel samen met het door de koloniale mogendheid bestuurd gebied, sedert het begin van de twin tigste eeuw het gehele tegenwoordige Indonesië. Westerse medische zorg leverde in zuiver fysieke zin een bijdrage aan de natiestaat. Onder invloed daarvan daalde het sterftecijfer, terwijl het geboortecijfer op gelijk niveau bleef. Het gebied van het huidige Indonesië telde in het begin van de 19e eeuw ongeveer 4 miljoen inwoners, bij de souvereiniteitsoverdracht in 1949, 80 miljoen. Daarbij dient nog gevoegd de intro- duktie van Westerse techniek en Westerse organisatievormen, zonder welke een moderne samenleving niet denkbaar is. Op deze wijze leverde het koloniale bewind belangrijke bouwstenen voor de Indonesische natiestaat. Dat dit niet steeds met vooropgezette bedoe lingen geschiedde en dat uit dit proces niet steeds de juiste beleidsconclu sies zijn getrokken, doet aan de uit komst niets af. Wij zijn aan onze doden, die wij vandaag herdenken en aan ons zelf verplicht ons ook van deze positieve aspecten rekenschap te geven. Ik ben ervan overtuigd, dat deze bij het vast stellen van de historische balans een eervolle plaats in de geschiedenis boeken van onze beide landen zullen innemen. (Batavia, een swingende stad) door Allard J. M. Möler Rijk geïllustreerd, interessante gegevens over de vele orkesten die Batavia in de jaren 1922- 1949 gehad heeft. Prijs f 24,50. Leverbaar na 9 oktober 1987. Verkrijgbaar bij Boekhandel Moesson en te bestellen bij uw plaatselijke boekhandelaar. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 8