TWENTY NINE O.K., KAH De River Kwai met de brug met uitzicht op het Noorden. Uitzicht naar het Zuiden vanaf de River Kwai op de spoorweg. Changi kampen op het eiland Singapore dienden in de 2e wereldoorlog o.a. als tussenstation waar krijgsgevangenen uit Java tijdelijk werden ondergebracht, om later in kleine groepen te worden afgevoerd, hetzij per trein naar Thailand dan wel per boot naar Japan. Dat er een transport op til was merkte je meestal het eerst aan het "ringsteken". Jappen met medische mond- en neusmaskers op staken dan een glazen staafje in onze anusopening, roerden even en namen de zo verkregen materie mee voor laboratorium onderzoek, klaarblijkelijk met de bedoeling om mensen met een besmettelijke darmaandoening eruit te pikken. De uitslag was soms ver bazingwekkend: lieden zonder enige klacht werden als ziek bestempeld. De andere Japse techniek was dat wij zelf ontlasting voor onderzoek moes ten leveren. Omdat niemand de kans wilde lopen van zijn vrienden ge scheiden te worden kwam iedereen met mooi gebonden ontlasting. De gelukkigen die inderdaad nog zulke ontlasting hadden gaven stukjes ervan aan minder fortuinlijke kameraden. Ook hier waren onverwachte uitkom sten: stukjes van éénzelfde ontlasting werden soms resp. besmet en on besmet bevonden. Het a.s. vertrek werd bevestigd door mededelingen dat er mensen nodig waren voor werk in een mooi kamp, gelegen in een koele bergstreek en waar de voeding goed zou zijn. De doktoren kregen een bescheiden hoe veelheid medicijnen, want veel zieken zouden er in het gezonde klimaat van het nieuwe kamp niet zijn. Aldus marcheerde ook onze groep van 200 man, vnl. afkomstig uit Ban doeng, Tjilatjap en Xe Bat., begin '43 naar het station, op weg naar een "mooier" kamp; richting Thailand naar zou later blijken. Op het stationsemplacement stond, in de volle zon, een trein klaar. Er waren uitsluitend ijzeren goederenwagons met zinken dak en potdicht, behalve een schuifdeur in het midden van de beide zijwanden. De temperatuur in de wagons was om te puffen. Vervolgens kwam het moment dat zenuwachtig jachtende Japse bewakers, die nau welijks tellen konden met veel slaan de krijgsgevangenen over de wagons moesten verdelen. Dank zij onze offi cieren die beter konden hoofdrekenen dan de Jap, ging het nog vrij vlot. Er moesten echter 29 personen per wagon, als sardines in een (warm) blik. Het voortdurende tellen en hertellen was nu echter van de baan, want de sardines tellen door de deuropening ging niet. Onze kapitein stak daarom simpel het hoofd naar buiten en riep: "twenty nine O.K.!" Gedurende het rijden met geopende schuifdeuren was er nog enige koelte, maar stond de trein stil dan was de temperatuur niet om uit te houden. Bij iedere halte kwam een Jap langs met de vraag: "twenty nine O.K. kah?", beantwoord met een geruststellend gebrul van binnen: "twenty nine O.K.!". En zo stoomden we richting Thailand. Er waren onderweg natuurlijk geen sanitaire stops. Het wateren naar buiten door de geopende deur was makkelijk genoeg als twee kameraden je vasthielden en ervoor zorgden dat je er niet uit kon vallen. We hoopten steeds dat één van de Japanse bewakers in de wagon achter ons toevallig juist dan zijn hoofd naar buiten zou steken om zo een urinoire douche te krijgen. Het ontlasten was veel moeilijker. Je werd vastgehouden aan armen en benen, want je moest in hurkende houding ver naar buiten hangen om de eigen wagon niet te bevuilen. Voor hen met diarhee was dit erg uitputtend en deprimerend. Aan de ergste onder hen gaf de dokter een paar druppels medicijn in een Zi beker water, en dit werkte stoppend. Na 24 uren reizen op deze manier was iedereen doodop; van slapen was natuurlijk weinig gekomen. Een bij (lees verder pagina 11, onderaan) Grillig gevormde heuvels aan de oever van de River Kwai. De erebegraafplaats Kanchanaburi in Thailand. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1987 | | pagina 9